ECLI:NL:RBGEL:2014:4815

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 juli 2014
Publicatiedatum
30 juli 2014
Zaaknummer
05/701044-12, 05/701862-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van oplichting en veroordeling voor verduistering van een ondernemer

Op 30 juli 2014 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 53-jarige ondernemer, die werd beschuldigd van oplichting en verduistering. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde oplichtingen, maar veroordeelde hem voor verduistering, meermalen gepleegd. De ondernemer had zich vals voorgedaan als leverancier van huishoudelijke apparaten en had in totaal 52 personen opgelicht door hen te laten betalen voor goederen die nooit geleverd werden. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op het moment van de bestellingen niet van plan was om de goederen te leveren. De verdachte ontkende oplichting en er waren aanwijzingen dat hij wel degelijk had willen leveren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verduistering, omdat hij het ontvangen geld niet had terugbetaald en de goederen niet had geleverd. De rechtbank legde een werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werden de vorderingen van 38 benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en het tijdsverloop sinds de feiten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een eerlijke behandeling in het strafproces, waarbij de rechtbank ook de wijze van aanhouding van de verdachte in overweging nam.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/701044-12, 05/701862-12
Data zittingen : 12 maart 2014 en 16 juli 2014
Datum uitspraak : 30 juli 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats].
raadsman : mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Verdachte wordt verweten dat hij 52 personen heeft opgelicht door zich vals voor te doen als bonafide leverancier van huishoudelijke apparaten en deze personen in strijd met de waarheid onder meer te zeggen, nadat deze al betaald hadden, dat hij de bestelde apparaten binnen een bepaalde termijn zou leveren hetgeen nooit is gebeurd.
Daarnaast of in plaats daarvan is het verwijt aan verdachte dat hij het door hem ontvangen geld heeft verduisterd omdat de apparaten nooit geleverd zijn en of hij het geld nooit heeft teruggegeven.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaken zijn voor het laatst op 16 juli 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij was verdachte aanwezig met zijn advocaat.
Ter zake van parketnummer 05/701944-12:
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
[benadeelde 40][benadeelde 41], [benadeelde 36], [benadeelde 13], [benadeelde 14], [benadeelde 1], [benadeelde 44], [benadeelde 45], [benadeelde 16], [benadeelde 39],[benadeelde 35], [benadeelde 17], [benadeelde 18], [benadeelde 2], [benadeelde 46] (namens [benadeelde 19]), [benadeelde 20], [benadeelde 3], [benadeelde 47], [benadeelde 48], [benadeelde 31], [benadeelde 4], [benadeelde 38], [benadeelde 5], [benadeelde 6], [benadeelde 22], [benadeelde 23], [benadeelde 42], [benadeelde 49], [benadeelde 7], [benadeelde 50], [benadeelde 26], [benadeelde 8], [benadeelde 37], [benadeelde 27], [benadeelde 34], [benadeelde 51], [benadeelde 52], [benadeelde 28], [benadeelde 29], [benadeelde 30] en [benadeelde 9].
Hiervan zijn als benadeelde partij ter terechtzitting verschenen:
[benadeelde 1],[benadeelde 35], [benadeelde 18], [benadeelde 5], [benadeelde 22], [benadeelde 49], [benadeelde 26], [benadeelde 8], [benadeelde 27], [benadeelde 30] en [benadeelde 47].
Ter zake van parketnummer 05/701862-12:
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
[benadeelde 32][benadeelde 43] en[benadeelde 33].
De officier van justitie, mr. A. Reah, heeft de veroordeling van verdachte gevorderd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
2a. De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Hiertoe heeft de raadsman betoogd dat uit de verklaring van politieambtenaar [verbalisant] volgt dat het niet de politie maar Tros Opgelicht is geweest die het initiatief heeft genomen om verdachte aan te laten houden. Bovendien is de wijze waarop verdachte is aangehouden, namelijk -kort gezegd- buiten heterdaad en voor het oog van de camera door een team van het KLPD waarna hij geboeid is afgevoerd, buiten alle proportie. Verdachte had gewoon uitgenodigd kunnen worden op het bureau. Dat is zelfs niet eens geprobeerd. Aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit is niet voldaan. Voorts geeft het dossier geen inzicht in de gang van zaken rondom de beslissing tot deze aanhouding, nu er enkel een summier proces-verbaal van aanhouding aanwezig is. Dit laatste is bovendien in strijd met artikel 152 van het Wetboek van Strafvordering, aldus de raadsman. De raadsman heeft gesteld dat er is gehandeld in strijd met de grondslagen van het strafproces dan wel dat er een ernstig inbreuk is gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het dossier komt naar voren dat verdachte op 28 februari 2012 op de Schelmseweg te Arnhem, met toestemming van de officier van justitie buiten heterdaad is aangehouden door een team van de KLPD wegens verdenking van overtreding van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. Tevens was op dat moment en op die plaats een cameraploeg van het televisieprogramma Tros Opgelicht aanwezig die het aanhouden en geboeid afvoeren van verdachte heeft gefilmd.
De getuige, [verbalisant], thans gepensioneerd politieambtenaar en destijds coördinator bij het verdachtenafhandelingsteam (VAT), heeft op de vraag of er met de officier van justitie was besproken dat Tros Opgelicht bij de aanhouding aanwezig zou zijn, geantwoord:
‘Ik heb aangegeven dat het programma erbij betrokken was en heb gevraagd of wij een aanhouding konden gaan doen”
(…)
Op de vraag of met de officier van justitie was besproken dat Tros Opgelicht erbij aanwezig zou zijn antwoordt de getuige:

Het was duidelijk dat dat zou gaan gebeuren. Ik heb daarop contact opgenomen met de officier van justitie. Het is bij een van de coördinatoren terecht gekomen dat Tros Opgelicht contact heeft opgenomen en dat zij willen dat er een aanhouding gaat plaatsvinden naar aanleiding van hun programma. Die coördinator is naar mij toegekomen en ik heb de zaak voorgelegd aan de officier van justitie. (…) Ik heb hem voorgelegd dat Tros Opgelicht iemand gaat confronteren in hun programma met meerdere oplichtingszaken en ik heb hem gevraagd hoe hij daar instond. De Tros vertelde dat het oplichtingszaken zijn en dat er meerdere aangiftes lagen. Dat is hetgene wat ik vertel tegen de officier van justitie en dat Tros Opgelicht de [verdachte] gaat confronteren met oplichtingszaken. (…) “.
en
op de vraag waarom specifiek die datum werd gekozen om verdachte aan te houden:

Door het programma Opgelicht denk ik. Het initiatief ligt dan bij het programma en zij roepen de politie er dan bij”.
Op grond van deze verklaring en het feit dat bij de aanhouding van verdachte ook een cameraploeg van Tros Opgelicht aanwezig was, stelt de rechtbank vast dat er in ieder geval afstemming heeft plaatsgevonden tussen de politie en het televisieprogramma Tros Opgelicht over het moment en de plaats van de aanhouding. Er is echter onvoldoende aanleiding te concluderen dat, zoals de raadsman heeft betoogd, verdachte niet zou zijn aangehouden indien het televisieprogramma geen contact zou hebben opgenomen met de politie.
Er lag immers een aantal aangiften tegen verdachte wegens oplichting en de aanhouding van verdachte is op bevel van de officier van justitie, - derhalve bevoegd- buiten heterdaad verricht.
De stelling dat artikel 152 Sv verplicht om in een proces-verbaal op te nemen dat de hiervoor bedoelde afstemming heeft plaatsgevonden en of en hoe er was getoetst aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, vindt geen steun in het recht.
Gelet op het verweer van de raadsman moet de rechtbank wel onderzoeken op welke wijze er gebruik is gemaakt van de bevoegdheid tot aanhouding. Het gaat dan om de omstandigheden waaronder de aanhouding heeft plaatsgevonden. Uitgangspunt dient te zijn dat er moet worden opgetreden op een voor de verdachte minst bezwarende wijze (subsidiariteitsbeginsel) en er moet een redelijke verhouding zijn tussen die wijze van optreden en het beoogde doel (proportionaliteitsbeginsel). Ten aanzien van de proportionaliteit van de aanhouding overweegt de rechtbank dat niet valt in te zien waarom naar aanleiding van de aangiften, verdachte niet (eerst) is uitgenodigd op het politiebureau, hetgeen zeer veel minder ingrijpend voor verdachte zou zijn geweest. Met name ook nu de aanhouding en het geboeid afvoeren van verdachte is gefilmd, waardoor de aanhouding bovendien in strijd met het subsidiariteitsbeginsel is geweest. Het was niet nodig en (onredelijk) bezwarend om verdachte op die wijze aan te houden.
De rechtbank acht genoemde onherstelbare schendingen echter niet in strijd met de grondslagen van het Nederlandse strafproces. Hierdoor is niet de kern van het strafproces geraakt, een en ander zoals bedoeld in het door de verdediging aangehaalde arrest van de HR (Karman) van 1 juni 1999 (NJ 1999, 567). Hiervan is alleen bij hoge uitzondering sprake. Deze grond voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie moet terughoudend worden toegepast. Dat volgt uit opvolgende rechtspraak, onder meer in HR 3 juli 2001, NJ 2002, 8 en HR 14 januari 2003, NJ 2003, 288.
De conclusie van de rechtbank is dat er weliswaar sprake is geweest van een inbreuk op de beginselen van een behoorlijke strafvervolging, maar dat deze inbreuk niet zodanig is dat daarop moet worden gereageerd met een niet ontvankelijk verklaring van de officier van justitie in de vervolging van de verdachte.
Genoemde schendingen zijn eveneens aan te merken als vormverzuimen in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
Ook daarvoor geldt dat niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie slechts in uitzonderlijke gevallen aan de orde kan zijn. Namelijk alleen in die gevallen waarin het vormverzuim daarin bestaat dat de met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan (vgl. HR 19 december 1995, NJ 1996, 249 Zwolsmancriterium).
Verdachte is door de gang van zaken bij zijn aanhouding onmiskenbaar in zijn belangen en rechten geschaad. Dat dit doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte is gebeurd waardoor aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan is echter onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank overweegt daarbij dat mogelijk als gevolg van de vertoonde beelden van de aanhouding meer aangiftes zijn gevolgd. Het belang van verdachte dat strafbare feiten niet worden ontdekt, is echter geen rechtens te respecteren belang.
Het niet ontvankelijkheidsverweer wordt dus verworpen.
Onder punt 6 bij de strafmaat komt de rechtbank hierop terug in verband met een mogelijke strafvermindering vanwege de wijze waarop de aanhouding heeft plaatsgevonden.
3. De beslissing inzake het bewijs [2]
De officier van justitie heeft betoogd dat in alle zaken, met uitzondering van de zaak die betrekking heeft op aangeefster [benadeelde 40], oplichting bewezen kan worden.
Volgens de officier van justitie kan vastgesteld worden dat verdachte al op het moment dat hij de bestellingen opnam en het geld kreeg, niet van plan was om de bestelde goederen te leveren. De officier van justitie baseert dit op het grote aantal gedupeerden, het vragen om directe betaling, het niet dan wel zeer moeilijk bereikbaar zijn en het doen van loze beloftes ten aanzien van levering en geld terug betalen.
Verdachte heeft zich, volgens de officier van justitie, vals voorgedaan als bonafide leverancier en heeft in strijd met de waarheid steeds gezegd dat de aangevers via hem, en voor een bepaalde prijs, de goederen konden bestellen en dat hij die binnen een bepaalde termijn kon leveren. Gebleken is immers dat verdachte helemaal niet geleverd heeft.
De raadsman heeft verzocht om verdachte van zowel de oplichting als de verduistering vrij te spreken. Ten aanzien van de verduistering heeft hij daartoe betoogd dat aansluiting moet worden gezocht bij de uitspraak van het hof Den Haag van 20 april 2012, LJN BW5086. Het Hof heeft in die zaak geoordeeld dat verdachte vrijgesproken diende te worden van verduistering omdat het op voorhand overgemaakt geldbedrag door de betaling en de bijschrijving op de rekening van verdachte onderdeel is geworden van het vermogen van de verdachte. Het geldbedrag behoorde toen niet meer aan aangeefster toe, hetgeen voor verduistering een vereiste is.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ten aanzien van de oplichting
De rechtbank is van oordeel dat er geen bewijs is dat verdachte op het moment dat (kort gezegd) de apparaten bij hem werden besteld, niet van plan was de bij hem bestelde apparaten te leveren. Verdachte ontkent dit. Bovendien zijn er ook aanwijzingen in het dossier dat verdachte wel wilde leveren. Er zijn verklaringen van de aangevers dat verdachte herhaaldelijk heeft toegezegd dat levering wel zou gebeuren. Daarvan bevinden zich ook e-mails in het dossier. Verder is niet onderzocht of, zoals verdachte heeft betoogd, leveringen aan andere klanten wel hebben plaats gevonden. Dat is niet uit te sluiten. Uit het dossier volgt dat verdachte in het verleden wel vaker klanten vooraf liet betalen en dat toen gewoon is geleverd. Evenmin kan vastgesteld worden dat de verklaringen die verdachte aangevers gaf voor het nog niet geleverd zijn van de goederen, in strijd met de waarheid waren. Datzelfde geldt voor die gevallen waarin hij aangevers vertelde dat de apparaten niet meer te repareren waren of reparatie niet meer waard waren en het daarom beter was een nieuwe te kopen.
Op grond van het voorgaande kan evenmin bewezen worden dat verdachte het oogmerk had zich te bevoordelen.
Ten aanzien van de zaak met betrekking tot aangever [benadeelde 43] overweegt de rechtbank nog het volgende. Deze bestelling is met verdachte overeengekomen nadat verdachte failliet was verklaard. De enkele omstandigheid dat verdachte op dat moment niet handelingsbevoegd was, betekent niet dat hij feitelijk niet tot leveren in staat was. Wat dat betreft geldt hetzelfde als hiervoor is overwogen.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de tenlastegelegde oplichtingen.
Ten aanzien van de verduistering
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de tenlastegelegde verduisteringen, met uitzondering van de zaken tegen [benadeelde 43],[benadeelde 40], [benadeelde 41], [benadeelde 53] en [benadeelde 45].
Vast staat dat door de aangevers geld is betaald voor een apparaat dat zij geleverd zouden krijgen. Die levering is nooit gevolgd en evenmin heeft verdachte het door hen betaalde bedrag terugbetaald. Aan het dossier zijn de faillissementsverslagen van de onderneming van verdachte toegevoegd. Daaruit volgt dat het faillissement is uitgesproken op 27 maart 2012 en dat zich in de boedel in het geheel geen baten, maar uitsluitend schulden bevonden. De rechtbank kan dan ook niet anders concluderen dan dat verdachte de aan hem betaalde bedragen besteed heeft aan andere zaken, over die bedragen als heer en meester heeft beschikt en zich deze bedragen dus opzettelijk wederrechtelijk heeft toegeëigend. De rechtbank volgt de raadsman niet in diens betoog dat er geen sprake is van verduistering omdat de geldbedragen onderdeel uit zijn gaan maken van het vermogen van verdachte en dus niet meer aan de aangevers toebehoorden. Naar het oordeel van de rechtbank behoorde het geld, zolang het goed niet geleverd was, toe aan de aangevers. Ook bij vermenging met het geld van verdachte, blijft het geld in strafrechtelijke zin, als vermogenswaarde toebehoren aan aangevers.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van verduistering in de zaken tegen [benadeelde 43],[benadeelde 40], [benadeelde 41], [benadeelde 53] en [benadeelde 45].
In de zaak tegen [benadeelde 43] overweegt de rechtbank dat verdachte feitelijk nog in staat was het apparaat te leveren. Nu niet is gebleken dat levering niet zou geschieden, kan niet bewezen worden dat verdachte het geld wederrechtelijk heeft toegeëigend.
In de zaak tegen aangeefster [benadeelde 41] hebben zowel aangeefster als verdachte verklaard dat het door [benadeelde 41] betaalde geld aan haar is teruggegeven, verminderd met een bedrag dat volgens verdachte verschuldigd zou zijn in verband met annulering en onderzoek. Er kan dus niet bewezen worden dat verdachte zich dit geld heeft toegeëigend. Of aangeefster daadwerkelijk verschuldigd is kosten van annulering en onderzoek te betalen, betreft een civielrechtelijke kwestie.
Ten aanzien van de zaken tegen aangeefster [benadeelde 53] en aangever [benadeelde 45] overweegt de rechtbank dat verdachte heeft gesteld dat hij het geld heeft terugbetaald op een datum daterend van na de aangiftes. [benadeelde 53] en [benadeelde 45] hebben geen vordering benadeelde partij ingediend. Verder bevindt zich hierover in het dossier geen bewijs. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat dit geld niet is terugbetaald.
Conclusie
Ten aanzien van 05/701044-12
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 6 augustus 2010 tot en met 2 mei 2012 in Nederland opzettelijk (een hoeveelheid) geld, toebehorende aan [benadeelde 36] en [benadeelde 1] en [benadeelde 54] en [benadeelde 39] en[benadeelde 35] en[benadeelde 55] en [benadeelde 2] en [benadeelde 56] en [benadeelde 3] en [benadeelde 4] en [benadeelde 5] en [benadeelde 6] en [benadeelde 7] en [benadeelde 8] en [benadeelde 37] en [benadeelde 9] en [benadeelde 10] en [benadeelde 38] en [benadeelde 11] en [benadeelde 57], welk geld verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, immers heeft verdachte (een hoeveelheid) geld ontvangen van bovengenoemde personen voor de levering van bij hem, verdachte, bestelde goederen/apparaten maar heeft hij de goederen/apparaten nooit geleverd en/of het geld nooit terug gegeven.
2.
in de periode van 21 oktober 2009 tot en met 2 mei 2012 in Nederland opzettelijk (een hoeveelheid) geld, toebehorende aan [benadeelde 13], [benadeelde 14], [benadeelde 15], [benadeelde 57], [benadeelde 16], [benadeelde 17], [benadeelde 18], [benadeelde 19],
[benadeelde 20], [benadeelde 57], [benadeelde 58], [benadeelde 22], [benadeelde 23], [benadeelde 24], [benadeelde 59], [benadeelde 26],[benadeelde 60], [benadeelde 61], [benadeelde 27], [benadeelde 34], [benadeelde 52], [benadeelde 28], [benadeelde 29], [benadeelde 30], [benadeelde 31], [benadeelde 62], welk geld verdachte anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, immers heeft verdachte (een hoeveelheid) geld ontvangen van bovengenoemde personen voor de levering van bij hem, verdachte, bestelde goederen/apparaten maar heeft hij de goederen/apparaten nooit geleverd en/of het geld nooit terug gegeven.
De rechtbank heeft bij feit 2 na de naam van [benadeelde 46], toegevoegd ‘/[benadeelde 19]’, nu uit het dossier duidelijk volgt dat hij degene is die het geld heeft betaald. De rechtbank beschouwt het feit dat deze naam niet was toegevoegd aan de tenlastelegging als een kennelijke vergissing. Verdachte is door deze toevoeging niet in zijn verdediging geschaad.
Ten aanzien van 05/701862-12
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 17 november 2011 tot en met 18 september 2012 te Huissen en/of Arnhem, opzettelijk (een hoeveelheid) geld, toebehorende aan [benadeelde 32], welk geld verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, immers heeft verdachte (een hoeveelheid) geld ontvangen van bovengenoemde persoon voor de levering van het bij hem, verdachte, bestelde goed/apparaat maar heeft hij het goed/apparaat nooit geleverd en/of het geld nooit terug gegeven.
2.
in de periode van 20 maart 2012 tot en met 18 september 2012
te Arnhem, opzettelijk (een hoeveelheid) geld, toebehorende aan [benadeelde 33], welk geld verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, immers heeft verdachte (een hoeveelheid) geld ontvangen van bovengenoemde persoon voor de levering van het bij hem, verdachte, bestelde goed/apparaat maar heeft hij het goed/apparaat nooit geleverd en/of het geld nooit terug gegeven.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/701044-12 feit 1 en feit 2, telkens:
Verduistering, meermalen gepleegd
Ten aanzien van parketnummer 05/701862-12 feit 1 en 2 subsidiair, telkens:
Verduistering
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte in beide zaken voor oplichting zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft algehele vrijspraak bepleit. Daarnaast heeft de raadsman naar voren gebracht dat de eis van de officier van justitie, gelet op het vrijwel blanco strafblad van verdachte, de wijze waarop verdachte is aangehouden en de schending van de redelijke termijn, te fors is.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 11 februari 2014.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft gedurende drie jaar in zijn hoedanigheid van ondernemer in ‘witgoed’ geldbedragen verduisterd van bijna 50 van zijn klanten door de bestelde goederen niet te leveren noch het betaalde geld (volledig) terug te betalen en het geld vervolgens te besteden aan andere zaken. Door dit handelen heeft verdachte op grove wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen van zijn klanten. Een groot deel van deze klanten heeft door het handelen van verdachte schade geleden.
De rechtbank rekent verdachte tevens aan dat hij geen enkele opheldering heeft gegeven over zijn beweegredenen noch enige verantwoording voor zijn gedragingen neemt.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij een gering strafblad heeft en de laatste 10 jaren niet is veroordeeld. De rechtbank houdt tevens rekening met het grote tijdsverloop tussen de bewezenverklaarde feiten en de datum waarop de zaken voor het eerst op zitting zijn aangebracht.
Daarnaast neemt de rechtbank ten voordele van verdachte in aanmerking dat de vervolging van verdachte door de officier van justitie pas weer is opgepakt nadat verdachte bij de rechtbank had verzocht de zaak voor beëindigd te verklaren.
Er vindt ook strafvermindering plaats naar aanleiding van de onder 2a genoemde vormverzuimen. Hierbij neemt de rechtbank in het bijzonder in aanmerking dat verdachte als gevolg van de tijdens zijn aanhouding lopende camera van Tros Opgelicht, is gefilmd en door de media al is veroordeeld. Een -gefilmde- aanhouding door de politie wekt bij het grote publiek immers de indruk dat de betreffende persoon zich schuldig zal hebben gemaakt aan een misdrijf.
Gelet op de langdurige periode waarin de verduistering heeft plaatsgevonden in onderlinge samenhang met zijn hoedanigheid van ondernemer en de hoogte van het totale verduisterde bedrag, te weten ruim € 22.000,00, acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijk gevangenisstraf aan de orde. Echter gelet op de voornoemde strafverminderende omstandigheden en het feit dat de rechtbank minder zware feiten bewezen acht dan de officier van justitie, zal de rechtbank een aanzienlijk lagere straf opleggen dan is geëist. De rechtbank zal en maximale werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden opleggen . De voorwaardelijke straf met een proeftijd van twee jaren dient tevens om verdachte ervan te weerhouden opnieuw dergelijke feiten te begaan.
6A. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De in het begin van het vonnis genoemde benadeelde partijen hebben zich gevoegd in het strafproces en vorderen het volgende bedrag:
parketnummer 05/701044-12, feit 1 subsidiair
[benadeelde 41] (€ 78,90), [benadeelde 36] (€ 521,00), [benadeelde 1] (€ 979,75), [benadeelde 39] (€ 481,00),[benadeelde 35] (€ 810,00), [benadeelde 2] (€ 699,00), [benadeelde 3] ( € 280,00), [benadeelde 4] (€ 730,00), [benadeelde 5] (€ 310,00), [benadeelde 6] (€ 639,00), [benadeelde 7] (€ 550,00 met wettelijke rente), [benadeelde 8] (€ 630,00), [benadeelde 37] (€ 443,50), [benadeelde 9] (€ 481,00), [benadeelde 10] (€ 600,00), [benadeelde 38] (€ 627,60), [benadeelde 11] (€ 250,00), [benadeelde 12] (€ 480,00)
parketnummer 05-701044-12 feit 2 subsidiair
[benadeelde 40] (€ 189,00), [benadeelde 42], [benadeelde 13] (€ 1.916,00), [benadeelde 14] (€ 692,00), [benadeelde 15] (€ 400,00), [benadeelde 16] (€449,00), [benadeelde 17] (€ 660,00), [benadeelde 18] (€ 339,15), [benadeelde 19] (€ 1.361,00), [benadeelde 63] en/of [benadeelde 20] (€ 310,00), [benadeelde 21] (€ 1.157,50), [benadeelde 22] (€ 350,00), [benadeelde 23] (€ 303,00), [benadeelde 24] (€ 650,00), [benadeelde 25] (€ 579,00), [benadeelde 26] (€ 530,00), [benadeelde 27] (€ 600,00), [benadeelde 34] (€1.104,00), [benadeelde 28] (€ 481,00) , [benadeelde 29] (€ 889,00), [benadeelde 30] (€ 355,00), [benadeelde 31] (€ 479,00)
parketnummer 05-70186262-12 feit 1 subsidiair
[benadeelde 32] (€499,00) en [benadeelde 43] (€ 520,00 en wettelijke rente)
parketnummer 05-701862-12 feit 2 subsidiair
[benadeelde 33] (€ 195,50).
Standpunt officier van justitie
Ten aanzien van de benadeelde partijen heeft de officier van justitie verzocht alle vorderingen toe te wijzen. Met uitzondering van de vordering van
[benadeelde 41]tot een bedrag van € 74,90. De vorderingen van[benadeelde 35]
[benadeelde 35], [benadeelde 36] , [benadeelde 37]en
[benadeelde 38]tot een bedrag van respectievelijk € 660,00 ( [benadeelde 35]), € 491,00 ([benadeelde 36]), € 200,00 ([benadeelde 37]) en € 409,00 ([benadeelde 38]).
De vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 34]tot het bedrag van € 437,00.
Ten aanzien van de vordering van
[benadeelde 40]en
[benadeelde 42]heeft de officier van justitie gesteld dat er geen rechtstreeks verband is vast te stellen tussen de bewezenverklaarde verduistering en de gevorderde schade, zodat deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
De officier van justitie heeft voorts gesteld dat de door benadeelde partij,
[benadeelde 39], gevorderde schade reeds is vergoed door zijn verzekering, zodat deze benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering
De officier verzoekt ten slotte oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en, daar waar gevorderd, toewijzing van de wettelijke rente.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor alle feiten en daarmee de niet ontvankelijkheid bepleit van de vorderingen van de benadeelde partijen. Voor het geval de feiten wel bewezen worden volgt de verdediging het standpunt van officier van justitie.
Beoordeling door de rechtbank van de vorderingen van de benadeelde partijenten aanzien van parketnummer 05/701862-12 feit 1 en feit 2 en parketnummer 05/701044-12, feit 1 en feit 2, subsidiair:
De vorderingen van
[benadeelde 1], [benadeelde 2], [benadeelde 3], [benadeelde 4], [benadeelde 5], [benadeelde 6], [benadeelde 7], [benadeelde 8], [benadeelde 9], [benadeelde 10], [benadeelde 11], [benadeelde 12], [benadeelde 13], [benadeelde 14], [benadeelde 15], [benadeelde 16], [benadeelde 17], [benadeelde 18], [benadeelde 19], [benadeelde 20], [benadeelde 21], [benadeelde 22], [benadeelde 23], [benadeelde 24], [benadeelde 25], [benadeelde 26], [benadeelde 27], [benadeelde 28], [benadeelde 29], [benadeelde 30], [benadeelde 31], [benadeelde 33]en
[benadeelde 32]zijn niet betwist door verdachte en komen de rechtbank gegrond voor. De rechtbank zal deze vorderingen dan ook in hun geheel toewijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partijen,
[benadeelde 40], [benadeelde 41], [benadeelde 42]en
[benadeelde 43]niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen omdat de gestelde schade niet rechtstreeks is toegebracht door enig bewezenverklaard feit.
Nu de gevorderde schade van benadeelde partij,
[benadeelde 39], reeds door zijn verzekeraar is vergoed, zal de rechtbank hem niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
De rechtbank zal de civiele vorderingen
van[benadeelde 35], [benadeelde 36], [benadeelde 37], [benadeelde 34]en
[benadeelde 38]tot een bedrag van respectievelijk € 660,00, € 491,00, € 200,00,
€ 437,- en € 409,00 aan materiële schade toewijzen, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken op dat bedrag is begroot.
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van materiële schade omdat dit deel van de vordering onvoldoende met stukken is onderbouwd. Een nadere beoordeling van deze schadeposten zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partijen in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Omdat het totaal gevorderde schadebedrag € 22.020,90 bedraagt, is, het totaal van de gebruikelijke vervangende hechtenis meer dan 365 dagen. De wet bepaalt dat het totaal van de vervangende hechtenis niet meer mag zijn dan 365 dagen. De vervangende hechtenis van de per toegewezen vordering op te leggen schadevergoedingsmaatregel wordt dan ook naar evenredigheid, te weten naar rato van (€ 22.020,90 : 365) € 60,33 per dag, verdeeld over de verschillende benadeelde partijen.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 57 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder parketnummers 05/701944-12 feit 1 en 2 en 05/701862-12 feit 1 en 2 primair tenlastegelegde oplichtingen.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige als verduistering tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast 120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten
4 (vier) uren, zijnde 2 (twee) dagen hechtenis.
En voorts tot
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Wijst de vordering van de benadeelde partijen toe:
Veroordeelt inzake parketnummer 05/701044-12 de veroordeelde tegen kwijting aan
  • [benadeelde 1], te betalen € 979,75 (negenhonderdnegenenzeventig euro en vijfenzeventig eurocent);
  • [benadeelde 2], te betalen € 699,00 (zeshonderdnegenennegentig euro);
  • [benadeelde 3], te betalen € 280,00 (tweehonderdtachtig euro);
  • [benadeelde 4], te betalen € 730,00 (zevenhonderddertig euro);
  • [benadeelde 5], te betalen € 310,00 (driehonderdtien euro);
  • [benadeelde 6], te betalen € 639,00 (zeshonderdnegenendertig euro);
  • [benadeelde 7], te betalen € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • [benadeelde 8], te betalen € 630,00 (zeshonderddertig euro);
  • [benadeelde 9], te betalen € 481,00, (vierhonderdeenentachtig euro);
  • [benadeelde 10], te betalen € 600,00 (zeshonderd euro);
  • [benadeelde 11], te betalen € 250,00 (tweehonderdvijftig euro);
  • [benadeelde 12], te betalen € 480,00 (vierhonderdtachtig euro);
  • [benadeelde 13], te betalen € 1.916,00 (negentienhonderdzestien euro);
  • [benadeelde 14], te betalen € 692,00 (zeshonderdtweeënnegentig euro);
  • [benadeelde 15], te betalen € 400,00 (vierhonderd euro);
  • [benadeelde 16], te betalen € 449,00 (vierhonderdnegenenveertig euro);
  • [benadeelde 17], te betalen € 660,00 (zeshonderdzestig euro);
  • [benadeelde 18], te betalen € 339,15 (driehonderdnegenendertig euro en vijftien eurocent);
  • [benadeelde 19], te betalen € 1.361,00 (dertienhonderdeenenzestig euro);
  • [benadeelde 20], te betalen € 310,00 (driehonderdtien euro);
  • [benadeelde 21], te betalen € 1.157,50 (elfhonderdzevenenvijftig euro en vijftig eurocent);
  • [benadeelde 22], te betalen € 350,00 (driehonderdvijftig euro);
  • [benadeelde 23], te betalen € 303,00 (driehonderddrie euro):
  • [benadeelde 24], te betalen € 650,00 (zeshonderdvijftig euro);
  • [benadeelde 25], te betalen € 579,00 (vijfhonderdnegenenzeventig euro);
  • [benadeelde 26], te betalen € 530,00 (vijfhonderddertig euro);
  • [benadeelde 27], te betalen € 600,00 (zeshonderd euro);
  • [benadeelde 28], te betalen € 481,00 (vierhonderdeenentachtig euro);
  • [benadeelde 29], te betalen € 889,00 (achthonderdnegenentachtig euro);
  • [benadeelde 30], te betalen € 355,00 (driehonderdvijfenvijftig euro);
  • [benadeelde 31], te betalen € 479,00 (vierhonderdnegenenzeventig euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Veroordeelt inzake parketnummer 05/701862-12 de veroordeelde tegen kwijting aan
  • [benadeelde 32], te betalen € 499 (vierhonderdnegenennegentig euro);
  • [benadeelde 33], te betalen € 195,50 (honderdvijfennegentig euro en vijftig eurocent).
Wijst inzake parketnummer 05/701044-12 de vordering van de benadeelde partijen ten dele toe:
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan
  • [benadeelde 34], te betalen € 437,00 (vierhonderdzevenendertig euro);
  • J. [benadeelde 35], te betalen € 660,00 (zeshonderdzestig euro);
  • [benadeelde 36], te betalen € 491,00 (vierhonderdeenennegentig euro);
  • [benadeelde 37], te betalen € 200,00 (tweehonderd euro);
  • [benadeelde 38], te betalen € 409,00 (vierhonderdnegen euro);
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken;
  • Verklaart de vorderingen van de bovenstaande benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk.
Verklaart in de parketnummers 05/701862-12 en 05/701044-12 de benadeelde partijen
[benadeelde 39], [benadeelde 40], [benadeelde 41], [benadeelde 42] en [benadeelde 43] niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding in deparketnummers 05/701862-12 en 05/701044-12 telkens inhoudende het te betalen bedrag, de vervangende hechtenis als niet betaald wordt, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer:
 [benadeelde 1], te betalen € 979,75 (negenhonderdnegenenzeventig euro en vijfenzeventig eurocent), 16 dagen vervangende hechtenis,
 [benadeelde 2], te betalen € 699,00 (zeshonderdnegenennegentig euro), 12 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 3], te betalen € 280,00 (tweehonderdtachtig euro) 5 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 4], te betalen € 730,00 (zevenhonderddertig euro), 12 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 5], te betalen € 310,00 (driehonderdtien euro), 5 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 6], te betalen € 639,00 (zeshonderdnegenendertig euro), 11 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 7], te betalen € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro), 9 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 8], te betalen € 630,00 (zeshonderddertig euro), 10 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 9], te betalen € 481,00, (vierhonderdeenentachtig euro), 8 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 10], te betalen € 600,00 (zeshonderd euro), 10 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 38], te betalen € 409,00 (vierhonderdnegen euro), 7 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 11], te betalen € 250,00 (tweehonderdvijftig euro), 4 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 12], te betalen € 480,00 (vierhonderdtachtig euro), 8 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 13], te betalen € 1.916,00 (negentienhonderdzestien euro), 32 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 14], te betalen € 692,00 (zeshonderdtweeënnegentig euro), 11 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 15], te betalen € 400,00 (vierhonderd euro), 7 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 16], te betalen € 449,00 (vierhonderdnegenenveertig euro), 7 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 17], te betalen € 660,00 (zeshonderdzestig euro), 11 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 18], te betalen € 339,15 (driehonderdnegenendertig euro en vijftien eurocent), 6 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 19], te betalen € 1.361,00 (dertienhonderdeenenzestig euro), 23 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 20], te betalen € 310,00 (driehonderdtien euro) 5 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 21], te betalen € 1.157,50 (elfhonderdzevenenvijftig euro en vijftig eurocent), 19 dagen vervangende hechtenis,
 [benadeelde 22], te betalen € 350,00 (driehonderdvijftig euro), 6 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 23], te betalen € 303,00 (driehonderddrie euro), 5 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 24], te betalen € 650,00 (zeshonderdvijftig euro), 11 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 25], te betalen € 579,00 (vijfhonderdnegenenzeventig euro), 10 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 26], te betalen € 530,00 (vijfhonderddertig euro), 9 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 27], te betalen € 600,00 (zeshonderd euro), 10 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 28], te betalen € 481,00 (vierhonderdeenentachtig euro), 8 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 29], te betalen € 889,00 (achthonderdnegenentachtig euro), 15 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 30], te betalen € 355,00 (driehonderdvijfenvijftig euro), 6 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 31], te betalen € 479,00 (vierhonderdnegenenzeventig euro), 8 dagen , vervangende hechtenis;
 [benadeelde 34], te betalen € 437,00 (vierhonderdzevenendertig euro)), 7 dagen vervangende hechtenis;
[benadeelde 35], te betalen € 660,00 (zeshonderdzestig euro)), 11 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 36], te betalen € 491,00 (vierhonderdeenennegentig euro), 8 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 37], te betalen € 200,00 (tweehonderd euro), 3 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 32], te betalen € 499,00 (vierhonderdnegenennegentig euro), 8 dagen vervangende hechtenis;
 [benadeelde 33], te betalen € 195,50 (honderdvijfennegentig euro en vijftig eurocent), 3 dagen vervangende hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. M.F. Gielissen (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik, en mr H.C. Naves, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.B. Moll van Charante en mr. N. ter Horst, griffiers
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 juli 2014.

Voetnoten

1.De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
2.De bewijsmiddelen zijn als bijlage II aan dit vonnis gehecht.