In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Amersfoort. De rechtbank oordeelde over de naheffingsaanslagen omzetbelasting die aan eiseres waren opgelegd voor de jaren 2007 en 2009. Eiseres, een onderneming die zich bezighoudt met het ontwikkelen en beheren van onroerende zaken, had in 2007 een perceel grond gekocht met de intentie om daarop een appartementencomplex te laten bouwen. De inspecteur stelde dat de levering van het perceel als een bouwterrein moest worden aangemerkt, waardoor omzetbelasting verschuldigd was in plaats van overdrachtsbelasting. Eiseres voerde aan dat er geen sprake was van een bouwterrein ten tijde van de levering, omdat de grond nog niet bebouwd was en er geen onherroepelijke bouwvergunning was verleend. De rechtbank oordeelde echter dat, ondanks de aanwezigheid van puinresten, de grond als onbebouwd moest worden beschouwd en dat er wel degelijk een bouwvergunning was verleend. Hierdoor was de naheffingsaanslag voor 2007 terecht opgelegd.
Daarnaast was er een naheffingsaanslag voor 2009 opgelegd, omdat de inspecteur meende dat er sprake was van een interne levering bij de verhuur van een winkelruimte. Eiseres betwistte dit en stelde dat er slechts één moment van ingebruikname was. De rechtbank oordeelde dat de winkelruimte zelfstandig in gebruik was genomen en dat er inderdaad sprake was van een interne levering. De naheffingsaanslag voor 2009 werd eveneens bevestigd. De rechtbank verklaarde beide beroepen ongegrond en oordeelde dat de heffingsrente ook terecht was opgelegd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.