In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 11 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een particulier, en de korpschef van politie te Arnhem. Eiser had toestemming gekregen voor het verrichten van particuliere beveiligingswerkzaamheden, maar deze toestemming werd ingetrokken na de ontdekking van een hennepplantage in zijn woning. De korpschef baseerde de intrekking op de bevindingen dat eiser niet voldeed aan de vereisten van betrouwbaarheid en geschiktheid, zoals vastgelegd in de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr). Eiser had eerder een voorwaardelijk sepot gekregen van het Openbaar Ministerie, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet afdoet aan de beoordeling van de korpschef over de betrouwbaarheid van eiser.
De rechtbank overwoog dat de korpschef beoordelingsvrijheid toekomt bij het vaststellen van de geschiktheid van een persoon voor beveiligingswerkzaamheden. Eiser had betoogd dat hij niet op de hoogte was van de hennepplantage, maar de rechtbank volgde deze redenering niet. De rechtbank concludeerde dat de korpschef in redelijkheid had kunnen besluiten dat eiser niet voldeed aan de eisen van betrouwbaarheid, gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.