In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 november 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting [X] en de inspecteur van de Belastingdienst over de aftrek van omzetbelasting. Eiseres, een stichting die een kunstgrasveld exploiteert, had in haar aangifte omzetbelasting voor het tijdvak van 6 juni 2012 tot en met 31 december 2012 een bedrag van € 520 aan verschuldigde belasting aangegeven en een bedrag van € 66.361 als voorbelasting in aanmerking genomen, wat leidde tot een verzoek om teruggaaf van € 65.841. De inspecteur weigerde deze teruggaaf en stelde dat de stichting niet als ondernemer voor de omzetbelasting kon worden aangemerkt, omdat zij te zeer vereenzelvigd kon worden met de voetbalvereniging [D], die de hoofdgebruiker van het kunstgrasveld is.
De rechtbank oordeelde dat de stichting wel degelijk een zelfstandige juridische entiteit is en dat er geen sprake is van misbruik van recht. De rechtbank concludeerde dat de stichting als ondernemer moet worden aangemerkt, omdat zij een economische activiteit verricht en recht heeft op volledige aftrek van de voorbelasting. De rechtbank vernietigde de uitspraak op bezwaar van de inspecteur en stelde het bedrag van de teruggaaf vast op € 65.391. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 1.179 werden vastgesteld.
De uitspraak benadrukt het belang van de zelfstandigheid van stichtingen en de voorwaarden waaronder zij als ondernemer kunnen worden aangemerkt voor de omzetbelasting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stichting niet uitsluitend is opgericht voor belastingvoordelen, maar ook andere maatschappelijke doelen nastreeft, wat bijdraagt aan de conclusie dat er geen sprake is van een kunstmatige constructie.