In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Gelderland, is een verstekzaak aan de orde waarbij de eisende partij, vertegenwoordigd door mr. P.R.W., vorderingen heeft ingesteld tegen de gedaagde partij, die niet is verschenen. De eisende partij vordert de ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde, betaling van een huurachterstand van € 1.600,00, een borg van € 800,00, een maandelijkse huur van € 800,00 vanaf 1 augustus 2013 tot en met 31 mei 2014, een contractuele boete van € 1.300,00 en € 360,00 aan buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de toetsing van het boetebeding in de algemene voorwaarden van de huurovereenkomst uitgevoerd, in het licht van artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.
De kantonrechter overweegt dat het boetebeding, dat een boete van € 25,00 per kalenderdag oplegt voor niet-nakoming van de huurovereenkomst, als onredelijk bezwarend kan worden aangemerkt. Dit oordeel is gebaseerd op de overweging dat het beding niet is gemaximeerd en dat het voor alle niet-nakomingen geldt, ongeacht de ernst of aard ervan. De kantonrechter verwijst naar relevante jurisprudentie, waaronder het arrest van de Hoge Raad van 13 september 2013, en concludeert dat het boetebeding vernietigbaar is. De eisende partij heeft niet voldoende onderbouwd waarom zij recht heeft op volledige schadevergoeding tot en met 31 mei 2014, gezien de mogelijkheid om het gehuurde opnieuw te verhuren na ontruiming.
De kantonrechter heeft de eisende partij in de gelegenheid gesteld om te reageren op de overwegingen en heeft verdere beslissingen aangehouden. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor akte uitlating aan de zijde van de eisende partij, met een aanhouding van verdere beslissingen.