ECLI:NL:RBGEL:2013:4386

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 november 2013
Publicatiedatum
8 november 2013
Zaaknummer
2270883
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van boetebeding in huurovereenkomst op onredelijke bezwarendheid

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Gelderland, is een verstekzaak aan de orde waarbij de eisende partij, vertegenwoordigd door mr. P.R.W., vorderingen heeft ingesteld tegen de gedaagde partij, die niet is verschenen. De eisende partij vordert de ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde, betaling van een huurachterstand van € 1.600,00, een borg van € 800,00, een maandelijkse huur van € 800,00 vanaf 1 augustus 2013 tot en met 31 mei 2014, een contractuele boete van € 1.300,00 en € 360,00 aan buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de toetsing van het boetebeding in de algemene voorwaarden van de huurovereenkomst uitgevoerd, in het licht van artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.

De kantonrechter overweegt dat het boetebeding, dat een boete van € 25,00 per kalenderdag oplegt voor niet-nakoming van de huurovereenkomst, als onredelijk bezwarend kan worden aangemerkt. Dit oordeel is gebaseerd op de overweging dat het beding niet is gemaximeerd en dat het voor alle niet-nakomingen geldt, ongeacht de ernst of aard ervan. De kantonrechter verwijst naar relevante jurisprudentie, waaronder het arrest van de Hoge Raad van 13 september 2013, en concludeert dat het boetebeding vernietigbaar is. De eisende partij heeft niet voldoende onderbouwd waarom zij recht heeft op volledige schadevergoeding tot en met 31 mei 2014, gezien de mogelijkheid om het gehuurde opnieuw te verhuren na ontruiming.

De kantonrechter heeft de eisende partij in de gelegenheid gesteld om te reageren op de overwegingen en heeft verdere beslissingen aangehouden. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor akte uitlating aan de zijde van de eisende partij, met een aanhouding van verdere beslissingen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 2270883 \ CV EXPL 13-11517 \ 340 \ 279
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[eisende partij]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. P.R.W. Richter
tegen
[gedaagde partij]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
niet verschenen
Partijen worden hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 5 augustus 2013 met producties.
1.2.
Tegen [gedaagde partij] is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
[eisende partij] vordert de ontbinding van de huurovereenkomst, de ontruiming van het gehuurde, de betaling van de huurachterstand van € 1.600,00 en de borg van € 800,00, een bedrag van € 800,00 per maand vanaf 1 augustus 2013 tot en met 31 mei 1014 (lees: 2014, ktr.), de contractuele boete van € 1.300,00 en een bedrag van € 360,00 aan buitengerechtelijke kosten. [eisende partij] vordert daarnaast rente en de veroordeling van [gedaagde partij] in de proceskosten.
2.2.
Ter onderbouwing van haar vordering voert [eisende partij] aan dat op [gedaagde partij] op grond van de huurovereenkomst de verplichting rust om de huur tijdig voor de eerste van de maand volledig te voldoen. Ondanks sommatie heeft [gedaagde partij] de huurpenningen tot 1 augustus 2013 niet (tijdig en volledig) voldaan en is zij daarmee tekort geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. De hoogte van de huurachterstand rechtvaardigt volgens [eisende partij] de gevorderde ontbinding en ontruiming. Op grond van artikel 20.6 van de algemene bepalingen is [gedaagde partij], aldus [eisende partij], een opeisbare boete van € 25,00 per kalenderdag verschuldigd voor elke verplichting uit de huurovereenkomst met de bijbehorende algemene bepalingen die zij niet nakomt of overtreedt. Door in strijd met artikel 6.3 van de huurovereenkomst de huurpenningen en de borg niet te voldoen, is [gedaagde partij] over de periode 1 juni 2013 tot en met 22 juli 2013 een boete verschuldigd geraakt van € 1.300,00.
[eisende partij] heeft geprobeerd om buiten rechte betaling van haar vordering te krijgen. [gedaagde partij] is echter niet tot betaling overgegaan. [gedaagde partij] moet aan [eisende partij] daarom de buitengerechtelijke kosten betalen.
2.3.
De kantonrechter is vooralsnog van oordeel dat het beding dat op niet nakoming van de bepalingen uit de huurovereenkomst en de bijbehorende algemene voorwaarden een boete van € 25,00 per kalenderdag stelt, is aan te merken als een boetebeding. Nu geen sprake is van een kernbeding is dit boetebeding aan te merken als een algemene voorwaarde. De kantonrechter overweegt dat toetsing van voormeld boetebeding ambtshalve (HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691) dient plaats te vinden via de open norm van 6:233 sub a Burgerlijk Wetboek (BW). Bij deze toetsing wordt tevens gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 j° lid 3 van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de Richtlijn), in samenhang met het bepaalde in onderdeel e op de bij de Richtlijn gevoegde indicatieve lijst (de zogenaamde “blauwe lijst”). Als oneerlijk beding in de zin van de Richtlijn kan worden aangemerkt “bedingen die tot doel of tot gevolg hebben de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen”.
2.4.
De kantonrechter, voorlopig oordelend, acht het beding in deze zaak onredelijk bezwarend. De boete geldt voor alle niet-nakomingen, ongeacht de ernst, aard en omvang ervan en zij is verschuldigd onverminderd de aanspraken van de verhuurder op nakoming en schadevergoeding. De boete is niet gemaximeerd en kan derhalve ongelimiteerd oplopen. Dit zou betekenen dat het beding vernietigbaar is en dat [gedaagde partij] geen boete verschuldigd is. De kantonrechter zoekt hierbij aansluiting bij het arrest van Hof van Justitie van de Europese Unie van 30 mei 2013, LJN: CA2493,
Asbeek Brusse c.s./Jahani(punten 57-60), waarin het heeft beslist dat een boetebeding in een consumentenovereenkomst, waarover niet afzonderlijk is onderhandeld en dat als oneerlijk moet worden aangemerkt, wordt geschrapt en dat art. 6 lid 1 van de richtlijn niet zo kan worden uitgelegd dat de nationale rechter de hoogte van de boete mag verlagen. (zie ook Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 16 juli 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:5238 en Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 24 september 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:4346).
2.5.
[eisende partij] vordert voorts schadevergoeding ter hoogte van de maandelijkse huur vanaf de datum van ontbinding tot en met de einddatum van de overeenkomst. [eisende partij] heeft niet onderbouwd op grond waarvan recht bestaat op een volledige schadevergoeding tot en met 31 mei 2014, mede gelet op de mogelijkheid om het gehuurde na ontruiming door [gedaagde partij] opnieuw te verhuren.
2.6.
Alvorens vonnis te wijzen, wordt [eisende partij] in de gelegenheid gesteld om op vorenstaande overwegingen van de kantonrechter te reageren.
2.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 27 november 2013om
11.30 uur,voor akte uitlating aan de zijde van [eisende partij];
3.2.
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. B.J. Engberts en in het openbaar uitgesproken op