ECLI:NL:RBGEL:2013:4083

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 oktober 2013
Publicatiedatum
24 oktober 2013
Zaaknummer
AWB-13_475
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vastgestelde waarde van onroerende zaak en aanslag onroerende-zaakbelasting

In deze zaak hebben de erven van [X] beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Berkelland, die de waarde van hun onroerende zaak, gelegen aan [A-straat 1] te [Z], had vastgesteld op € 355.000 voor het kalenderjaar 2012. De heffingsambtenaar handhaafde deze waarde bij uitspraak op bezwaar van 12 december 2012. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde [gemachtigde], hebben op 23 januari 2013 beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 13 september 2013 hebben eisers aangegeven dat zij zich konden verenigen met een lagere waarde van € 270.000, die door verweerder was voorgesteld in het verweerschrift van 15 mei 2013.

Het geschil spitste zich toe op de vraag of eisers recht hadden op een proceskostenvergoeding voor de bezwaar- en beroepsprocedure, waarbij de rechtbank moest beoordelen of er sprake was van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank oordeelde dat de gemachtigde van eisers, [gemachtigde], en de rechtspersoon [A] niet als 'derde' konden worden aangemerkt, omdat [gemachtigde] zowel de gemachtigde als de bestuurder van [A] was. Dit leidde tot de conclusie dat de verzoeken om proceskostenvergoeding terecht waren afgewezen.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar, stelde de waarde van de woning vast op € 270.000 en verminderde de aanslag onroerende-zaakbelasting dienovereenkomstig. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers ten bedrage van € 24,22 en moest het door eisers betaalde griffierecht van € 42 worden vergoed. De uitspraak werd openbaar gedaan op 22 oktober 2013.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team belastingrecht
Zittingsplaats Arnhem
registratienummer: AWB 13/475
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 22 oktober 2013
inzake
erven [X], wonende te [Z], eisers,
tegen
de heffingsambtenaar van de gemeente Berkelland, verweerder.

1.Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [A-straat 1], te [Z] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2011, vastgesteld voor het kalenderjaar 2012 op € 355.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerende-zaakbelasting (hierna: OZB) bekend gemaakt.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 december 2012 de waarde en de daarop gebaseerde aanslag OZB gehandhaafd.
Eisers hebben daartegen bij brief van 23 januari 2013, ontvangen door de rechtbank op 25 januari 2013, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2013 te Arnhem. Namens eisers is daar verschenen de gemachtigde [gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].

2.Feiten

2.1
Bij uitspraak op bezwaar van 12 december 2012 heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. Eisers hebben in de bezwaar- en beroepsprocedure een gemachtigde ingeschakeld om hun belangen te behartigen, namelijk [A] BV ([A]).
2.2
Blijkens een uittreksel van de Kamer van Koophandel is Stichting “[B]” (de Stichting) enig aandeelhouder van [A]. Enig bestuurder en directeur van de Stichting is [gemachtigde].
2.3
De erven van [X] zijn [gemachtigde] en [C].
2.4
Nadat eisers beroep hebben ingesteld, heeft verweerder eisers bij brief van 4 april 2013 voorgesteld om de waarde van de woning bij wijze van compromis vast te stellen op
€ 270.000.
2.5
Eisers hebben niet ingestemd met het compromisvoorstel van verweerder, vanwege het niet toekennen van een proceskostenvergoeding.
2.6
Eisers handhaven het beroep voor zover dat is gericht tegen de hoogte van de proceskostenvergoeding.

3.Geschil

In geschil is of eisers in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding voor de bezwaar- en beroepsprocedure. Het geschil spitst zich toe op de vraag of sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

4.Beoordeling van het geschil

Vooraf
4.1
Nadat eisers beroep hadden ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar heeft verweerder in het verweerschrift van 15 mei 2013 geconcludeerd dat de waarde van de woning nader dient te worden vastgesteld op € 270.000. Eisers hebben ter zitting verklaard zich met deze waarde te kunnen verenigen. De rechtbank zal partijen hierin volgen. Nu een verlaging van de waarde tevens tot gevolg heeft dat de aanslag OZB moet worden verminderd, dient het beroep tegen zowel de WOZ-beschikking als de aanslag OZB gegrond te worden verklaard.
Beroepsmatig verleende rechtsbijstand door een ‘derde’?
4.2
Eisers hebben aangevoerd dat zij recht hebben op vergoeding van de kosten in de bezwaar- en beroepsfase van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit). Verweerder heeft daartegen ingebracht dat [A] en [gemachtigde] één en dezelfde persoon zijn, zodat van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand geen sprake kan zijn.
4.3
Ten aanzien van het begrip ‘derde’ in artikel 1, onderdeel a, van het Besluit proceskosten fiscale procedures heeft de Hoge Raad overwogen (Hoge Raad 8 november 2002, nr. 37 199, ECLI:NL:HR:2002:AF0078) geen reden te zien om aan het begrip 'derde' in artikel 1, letter a, van het Besluit proceskosten fiscale procedures een andere betekenis te geven dan de gangbare. Daardoor kan een verbonden rechtspersoon die beroepsmatig rechtsbijstand verleent als derde worden aangemerkt. De Hoge Raad heeft in dit arrest verder overwogen dat bijzondere omstandigheden ertoe kunnen nopen om voor de toepassing van de evenvermelde bepaling een procederend lichaam en een ander lichaam dat rechtsbijstand verleent, met elkander te vereenzelvigen.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een ‘derde’ als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van het Besluit. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eisers zich in de bezwaar- en beroepsfase hebben laten vertegenwoordigen door [A], de eigen BV van [gemachtigde]. [gemachtigde] is in dit geval (mede) belanghebbende naast zijn zus. Hij is zelf als gemachtigde van [A] opgetreden en heeft zowel het bezwaar- als het beroepschrift opgesteld en ondertekend. Bovendien heeft verweerder, onweersproken, gesteld dat [gemachtigde] bestuurder, directeur grootaandeelhouder alsmede de enige werknemer is van [A]. Nu de proceshandelingen namens [A] door [gemachtigde] zelf zijn verricht, is in dit geval sprake van een bijzondere omstandigheid die ertoe dwingt om voor toepassing van het Besluit eisers en de gemachtigde met elkaar te vereenzelvigen.
4.5
De uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 augustus 2013, nr. 12/00707 en 12/00711, ECLI:NL:GHARL:2013:6256, waarnaar eisers verwijzen, leidt niet tot een ander oordeel. In die zaak was tussen partijen in hoger beroep niet in geschil dat [A] als verbonden rechtspersoon als een ‘derde’ beschouwd diende te worden zodat het Gerechtshof over dat punt geen oordeel heeft gegeven.
4.6
De conclusie op grond van het voorgaande is dat verweerder het verzoek om proceskostenvergoeding in de bezwaarfase terecht heeft afgewezen.
Conclusie
4.7
Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten

Gelet op hetgeen onder 4.3 tot en met 4.5 is overwogen, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De reiskosten van eisers komen voor vergoeding in aanmerking op de voet van artikel 1, letter c, en artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit in verbinding met artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003. Laatstgenoemd artikel voorziet in een vergoeding op basis van de kosten voor het openbaar vervoer 2e klas. De rechtbank heeft deze kosten (reiskosten [Z]-Arnhem vice versa) met inachtneming daarvan begroot op € 24,22.

6.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar en stelt de waarde van de woning vast op € 270.000;
- vermindert de aanslag OZB dienovereenkomstig;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers ten bedrage van € 24,22;
- gelast dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 42 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in tegenwoordigheid van mr. G. Schokker, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 22 oktober 2013
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.