In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzuimboete die aan belanghebbende was opgelegd wegens het niet indienen van de aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2008. De belanghebbende, een besloten vennootschap, had een aanslag vennootschapsbelasting ontvangen, waarbij een verzuimboete van € 567 was opgelegd. Na bezwaar van de belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag verminderd, maar de boete gehandhaafd. De Rechtbank heeft de boetebeschikking vernietigd, omdat de Inspecteur niet had aangetoond dat de aanmaning naar de belanghebbende was verzonden.
In hoger beroep heeft het Hof de zaak opnieuw beoordeeld. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur voldoende bewijs had geleverd dat de aanmaning naar het juiste adres was verzonden. De belanghebbende had niet overtuigend aangetoond dat zij de aanmaning niet had ontvangen. Het Hof concludeerde dat de verzuimboete terecht was opgelegd. Daarnaast was er een geschil over de proceskostenvergoeding. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende recht had op vergoeding van de proceskosten in beroep en hoger beroep, maar niet voor de bezwaarfase, omdat de herroeping van de aanslag niet was veroorzaakt door een onrechtmatigheid van de Inspecteur. De totale proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 1.180.
De uitspraak van de Rechtbank werd vernietigd, de boetebeschikking werd vernietigd en de Inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.