Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft eiser, een eenmanszaak vertegenwoordigd door [A], bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag BPM van € 3.281 die door de inspecteur van de Belastingdienst op 1 juni 2011 was opgelegd. Eiser had op 25 mei 2011 aangifte gedaan voor de BPM, maar de inspecteur oordeelde dat het aangegeven bedrag te laag was. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen zowel de voldoening op aangifte als de naheffingsaanslag. De inspecteur verklaarde het bezwaar tegen de voldoening op aangifte niet-ontvankelijk, omdat de belasting niet door eiser maar door een ander was voldaan, en het bezwaar tegen de naheffingsaanslag niet-ontvankelijk omdat de belasting niet was voldaan. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 24 oktober 2013 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de identiteit van degene die bezwaar maakt vóór het verstrijken van de bezwaartermijn bekend moet zijn. Aangezien de betaling door een ander dan eiser was gedaan, was eiser geen belanghebbende bij de voldoening van de BPM op aangifte. De rechtbank verklaarde het bezwaar van eiser tegen de naheffingsaanslag ook niet-ontvankelijk, omdat het belang van eiser bij het bezwaar was komen te vervallen na de voldoening door de kentekenhouder.
Daarnaast heeft eiser een verzoek gedaan om immateriële schadevergoeding vanwege de lange duur van de procedure. De rechtbank oordeelde echter dat er omstandigheden waren die aanleiding gaven om de redelijke termijn voor de procedure op een langere termijn dan twee jaar te stellen, waardoor er geen sprake was van overschrijding van de redelijke termijn. De beroepen van eiser werden ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.