Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft eiser, een eenmanszaak vertegenwoordigd door [A], bezwaar gemaakt tegen de voldoening van de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) die op 8 januari 2010 was aangifte gedaan. Eiser stelde dat de belasting niet door hem, maar door een ander was voldaan, en dat hij daarom als belanghebbende moest worden aangemerkt. De inspecteur van de Belastingdienst verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de betaling niet door eiser was gedaan en er geen geldige machtiging was overgelegd binnen de bezwaartermijn. De rechtbank oordeelde dat de identiteit van degene die bezwaar maakt vóór het verstrijken van de bezwaartermijn bekend moet zijn, en dat de betaling door een ander niet kan worden aangemerkt als een betaling namens eiser. Hierdoor was eiser geen belanghebbende in de zin van de Algemene wet rijksbelastingen (AWR).
Daarnaast werd er een geschil behandeld over de redelijke termijn van de procedure. Eiser stelde dat de termijn was overschreden en vroeg om immateriële schadevergoeding. De rechtbank concludeerde echter dat er omstandigheden waren die aanleiding gaven om de redelijke termijn te verlengen, omdat er besprekingen waren gevoerd tussen eiser en de Belastingdienst over een groot aantal gelijksoortige bezwaarschriften. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank wees ook het verzoek om schadevergoeding af.