Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.Ontstaan en loop van het geding
27 december 2012, beroep ingesteld.
2.Feiten
€ 5.364
€ 26.821
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft eiseres, [X], beroep ingesteld tegen een aanslag recht van schenking die door de inspecteur van de Belastingdienst/Schenk- en erfbelasting is opgelegd. De aanslag, gedateerd op 17 juli 2012, betrof een bedrag van € 1.276, gebaseerd op een schenking van een certificaat van een aandeel in [H] B.V. De ouders van eiseres, de heer [E] en mevrouw [F], hebben op 31 december 2009 een schenking gedaan aan eiseres, die in de aangifte een waarde van € 20.000 heeft opgegeven. De inspecteur heeft echter de waarde van de schenking vastgesteld op € 35.762, wat leidde tot de aanslag. Eiseres heeft aangevoerd dat de aanslag te hoog is vastgesteld en dat zij recht heeft op de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten van de Successiewet 1956, omdat binnen [H] B.V. een materiële onderneming zou worden gedreven.
Tijdens de zitting op 9 augustus 2013 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat de activiteiten van [H] B.V. niet alleen bestaan uit verhuur, maar ook uit aankoop, verkoop en ontwikkeling van onroerend goed. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd dat [H] B.V. met haar volledige vermogen een materiële onderneming drijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewijslast bij eiseres ligt en dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de aandelen volledig kan worden toegerekend aan ondernemingsvermogen.
De rechtbank heeft de aanslag uiteindelijk verminderd tot € 777, rekening houdend met de aan de schenking verbonden last, en heeft het beroep gegrond verklaard. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 944. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Gelderland, en is openbaar uitgesproken op 10 september 2013.