ECLI:NL:HR:2009:BI0481
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de belastingheffing bij uitponden van onroerende zaken en de rol van actief vermogensbeheer
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraken van het Gerechtshof te Leeuwarden met betrekking tot aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 1999, 2000 en 2001. Belanghebbende had samen met een BV onroerend goed aangekocht, bestaande uit winkelruimtes en verhuurde appartementen. Na aankoop werden deze complexen gesplitst in appartementsrechten, waarbij de winkelruimtes aan de BV en de appartementen aan belanghebbende werden toegewezen. Belanghebbende verkocht de appartementen zodra de huur werd opgezegd, en dit leidde tot de vraag of de behaalde voordelen als belastbare arbeidsinkomsten moesten worden aangemerkt.
Het Hof had geoordeeld dat de activiteiten van belanghebbende niet onder normaal actief vermogensbeheer vielen, en dat de voordelen uit de verkopen dus belastbaar waren. In cassatie werd echter betoogd dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat belanghebbende een actief huurbeëindigingsbeleid moest voeren om belastbaarheid te rechtvaardigen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de voordelen uit de verkopen als voorzienbaar konden worden aangemerkt en dat het splitsen van onroerende zaken in appartementsrechten niet automatisch leidt tot belastbare arbeidsinkomsten.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 644, en werd het griffierecht van € 103 vergoed.