ECLI:NL:RBDOR:2007:BA2092

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
28 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
66183/ HA ZA 06-2563
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afstorting van contant geld bij de bank en de gevolgen voor de boedel in faillissement

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 28 maart 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen de curator van de failliete stichting "Stichting Werk en Welzijn Leerdam" en de Rabobank Vijfheerenlanden U.A. De curator vorderde betaling van een bedrag van € 10.898,30, dat door de stichting was afgestort op de dag vóór het faillissement, na 12:00 uur. De bank stelde dat de afstorting na 12:00 uur als een storting op de eerstvolgende werkdag gold, waardoor het bedrag niet in de boedel viel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afstorting op 16 december 2003 plaatsvond, maar dat de juridische eigendomsoverdracht pas op 17 december 2003, de faillissementsdatum, plaatsvond. De rechtbank oordeelde dat de curator terecht aanspraak maakte op het bedrag, omdat de stichting op het moment van de afstorting niet meer bevoegd was om geld over te dragen. De rechtbank heeft de bank veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Dit vonnis benadrukt de juridische implicaties van afstortingen en de timing van eigendomsoverdracht in het kader van faillissement.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 66183/ HA ZA 06-2563
vonnis van de meervoudige kamer van 28 maart 2007
in de zaak van
Mr. [W.M.] van den Pol,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de stichting "Stichting Werk en Welzijn Leerdam",
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur: mr. A.C.M. van der Meijden,
tegen
de coöperatie U.A.
Rabobank Vijfheerenlanden U.A.,
gevestigd te Vianen,
gedaagde,
procureur: mr. J.A. Visser.
Partijen worden hieronder aangeduid als de curator en de bank.
1. Het procesverloop
1.1 De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- dagvaarding van 8 augustus 2006,
- conclusie van antwoord,
- conclusie van repliek,
- conclusie van dupliek,
- de door de curator overgelegde producties.
1.2 Tenslotte is vonnis bepaald.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1 Op 17 december 2003 is bij uitspraak van deze rechtbank "Stichting Werk en Welzijn Leerdam" (hierna: "de stichting") in staat van faillissement verklaard, waarbij mr Van den Pol is benoemd tot curator.
2.2 Op 16 december 2003 na 12:00 uur heeft de stichting twee contante bedragen van respectievelijk € 9.974,30 en € 20,-- in de automaat van de bank afgestort (hierna: "de afstortingen"). De stichting heeft hierbij gebruik gemaakt van een of meerdere afstortenvelop(pen).
2.3 Het totaalbedrag ad € 9.994,30 van de afstortingen is door de bank op 17 december 2003 bijgeschreven op de rekening van de stichting en daarbij tegelijkertijd verrekend met de debetstand op die rekening.
2.4 Op de afstortingen zijn onder meer van toepassing de tussen bank en de stichting op 22 januari 2003 gesloten Afstortovereenkomst (hierna: "de afstortovereenkomst") en de Algemene voorwaarden voor Afstortovereenkomsten van de Rabobankorganisatie 1995 (hierna: "de voorwaarden").
In de voorwaarden zijn onder meer de volgende artikelen opgenomen:
"4. Afstortmiddel
a. De klant zal voor de afstorting uitsluitend gebruik maken van het/de met de bank overeengekomen afstortmiddel(en). De klant is verplicht de door de bank gegeven voorschriften voor het gebruik van deze afstortmiddelen stipt op te volgen.
(....)
b Indien bij de afstorting niet is voldaan aan vermelde vormvereisten kan de bank verwerking weigeren.(........) Voor schade die de klant hierdoor lijdt of voor vertragingen is de bank niet aansprakelijk.
5. Valutering
De afstorting die geschiedt voor 12.00 uur van een werkdag wordt in beginsel op de dag van de storting overgeboekt naar de rekening, waarbij de volgende valutering in acht wordt genomen:
a. voor wat betreft nederlandse wettelijke betaalmiddelen: dag van storting + één valutadag;
(b. ... c. ... d....)
Afstortingen die op zater- of zondag of op een werkdag nà 12.00 uur geschieden, gelden als stortingen op de (eerst)volgende werkdag.
6. Openen afstortmiddel
Het afstortmiddel zal in aanwezigheid van twee employé(e)s van de bank worden geopend. Zij stellen vast of het afstortmiddel onbeschadigd en ongeopend is. Hierna wordt de inhoud vergeleken met het in het afstortmiddel bijgesloten en door de klant getekende stortingsformulier. Indien het afstortmiddel onbeschadigd wordt bevonden en de inhoud van het afstortmiddel overeenstemt met de omschrijving daarvan op het stortingsformulier, dan handelt de bank met de inhoud overeenkomstig de aanwijzing van de klant.(...) "
3. De vordering
3.1 De curator vordert dat de bank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- wordt veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan de curator een bedrag ad € 10.898,30 (hoofdsom € 9.994,30 + buitengerechtelijke incassokosten ter grootte van twee punten van het liquidatietarief ad € 904,--) te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2004 tot aan de dag der algehele voldoening,
- wordt veroordeeld in de kosten van het geding.
Hij stelt daartoe onder meer het volgende.
3.2 Krachtens artikel 5 van de voorwaarden gelden afstortingen op een werkdag na 12:00 uur als stortingen op de eerstvolgende werkdag.
3.3 Nu de afstortingen volgens de voorwaarden gelden als stortingen op de faillissementsdatum, komen deze toe aan de boedel. De juridische overdracht van het afgestorte chartale geld vond pas op die datum plaats.
3.4 In HR 31 maart 1989, NJ 1990/1 (Vis q.q./NMB) heeft de Hoge Raad bepaald dat de bank om aan terugvordering door de curator te ontkomen, alle handelingen dient te hebben verricht die zij ter effectuering van de betaling diende te verrichten. De beantwoording van de rechtsvraag inzake girale betalingen, dient analoog te worden toegepast op het afstorten van betaalmiddelen die nog moeten worden verwerkt.
In de onderhavige zaak is de betaling pas geëffectueerd door middel van het bijboeken van het bedrag op de rekening. Dit heeft op de faillissementsdatum 17 december 2003 plaatsgevonden.
3.5 Ook uit de artikelen 4b, 6 en 10 van de voorwaarden blijkt dat aan nadere voorwaarden moet zijn voldaan en dat de bank nog nadere handelingen dient te verrichten voordat een afgestort bedrag wordt bijgeschreven. Pas door bijschrijving gaat vervolgens de eigendom over.
Het verweer
De conclusie van de bank strekt tot niet ontvankelijkverklaring van de curator, althans tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling uitvoerbaar bij voorraad van de curator in de kosten van het geding.
Zij voert als verweer onder meer het volgende aan.
3.6 Op 16 december 2003 zijn er door en ten behoeve van de stichting in de automaat van de bank twee bedragen afgestort. Aldus heeft de bank op 16 december 2003 een chartale betaling ontvangen in de vorm van een aantal bankbiljetten en/of munten. Dit is gangbaar geld als bedoeld in artikel 6:112 BW.
Voor de eigendomsovergang van een contante betaling is het verstrekken van een kwitantie net als bij het afstorten van betaalmiddelen niet vereist. In beide gevallen wordt er gangbaar geld aan de bank voldaan. Op dat moment is de betaling voltooid en de eigendom overgegaan. De eigendomsoverdracht heeft derhalve de dag vóór het faillissement van de stichting plaatsgevonden.
3.7 De curator doet ten onrechte een beroep op artikel 5 van de voorwaarden. Zoals ook uit het kopje van dit artikel blijkt, betreft dit artikel alleen de valutering. Het is een administratieve uitwerking die bepaalt vanaf welke datum er over stortingen rente wordt vergoed. Voor de afstortingen is de valutadatum 17 december 2003. Verder is deze datum niet relevant.
3.8 Ook de overige door de curator genoemde artikelen uit de voorwaarden betreffen de administratieve verwerking en voorschriften over het openmaken en juist vaststellen van de inhoud van de enveloppen en dergelijke. In de overeenkomst en de voorwaarden wordt de eigendomsovergang van de inhoud van de enveloppen niet geregeld, omdat de eigendom al bij de afstorting zelf is overgegaan.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 Indien contant geld wordt gestort bij de bank met het doel dit te laten bijschrijven op de eigen bankrekening, is er sprake van eigendomsoverdracht van chartaal geld aan de bank. Daarvoor is onder meer vereist levering door een beschikkingsbevoegde. In dit geschil dient beoordeeld te worden of daaraan bij de afstortingen is voldaan.
4.2 Levering van chartaal geld houdt in bezitsverschaffing door middel van feitelijke overgave met de bedoeling de eigendom te doen overgaan. Deze bedoeling is van belang omdat niet elke feitelijke overgave van chartaal geld leidt tot eigendomsovergang.
Bij een kasstorting aan de balie van de bank is het de bedoeling dat het geld direct wordt bijgeschreven op de rekening van degene die het geld stort. Derhalve vindt de levering en daarmee de eigendomsoverdracht van het chartale geld aan de bank plaats op het moment van de kasstorting. Een afstorting zoals in dit geding aan de orde kan niet worden gelijkgesteld met een kasstorting, omdat de transactie op een geheel andere wijze verloopt. De bedoeling van partijen omtrent het tijdstip van de levering en de eigendomsovergang dient hier derhalve afgeleid te worden uit de overeenkomst en de voorwaarden.
4.3 In dit verband beroept de curator zich op artikel 5 van de voorwaarden. Partijen leggen artikel 5 verschillend uit.
4.4 In het algemeen geldt dat bij beantwoording van de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld, niet kan worden volstaan met een taalkundige benadering. Het komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
Ook algemene voorwaarden, zoals in dit geval de voorwaarden, dienen op deze wijze te worden uitgelegd.
4.5 Uit de bewoordingen van de in artikel 5 opgenomen bepaling omtrent afstortingen op zaterdag, zondag of een werkdag na 12:00 uur (hierna: "de bepaling") blijkt dat er een verschil wordt gemaakt tussen "afstorten" en "storten". Onder "afstorten" wordt verstaan het feitelijk deponeren van de afstortenvelop in de afstortautomaat, waardoor de bank houder wordt van de envelop en de inhoud. Met "storten" wordt bedoeld levering en daarmee eigendomsoverdracht van het chartale geld in de afstortenvelop tegenover bijboeking op de rekening. Storting en dus eigendomsoverdracht wordt geacht pas plaats te vinden op de eerstvolgende werkdag.
4.6 Deze uitleg van de bepaling past binnen de context van de overige bepalingen van de overeenkomst en de voorwaarden. Zo kan de klant onder andere ook op zaterdag, zondag of op een werkdag na kantooruren het geld in de automaat deponeren. Dit is een van de praktische voordelen die klant en bank voor ogen hebben als zij een afstortovereenkomst sluiten. Aangezien op genoemde tijdstippen de bank gesloten is, ligt het voor de hand dat met de bepaling is bedoeld dat de verwerking maar ook de eigendomsoverdracht pas de volgende werkdag plaatsvindt. Daarnaast blijkt uit de artikelen 4b en 6 van de voorwaarden dat verwerking inhoudt dat de bank nog de nodige handelingen dient te verrichten, voordat zij tot acceptatie van de aanwijzing van de klant en tot bijschrijving van het afgestorte bedrag op de rekening overgaat.
4.7 Voorts wordt onder "Speciale bepaling voor afstortapparatuur" van de voorwaarden nog het volgende bepaald:
"5. De bank is voor een in haar afstortapparatuur gedeponeerd afstortmiddel tot geen grotere zorg gehouden dan voor haar eigen bezittingen. Zij draagt geen enkele verantwoordelijkheid voor de inhoud van een afstortmiddel, tenzij de klant bewijst dat hij door de schuld van de bank verlies heeft geleden, nadat een afstortmiddel overeenkomstig de voorwaarden is gebruikt en overeenkomstig de betreffende voorschriften in de afstortapparatuur was gedeponeerd."
Ook deze bepaling geeft aan dat het enkele deponeren van een afstortenvelop in de automaat van de bank geen eigendomsoverdracht bewerkstelligt. De bank rekent het gedeponeerde op dat moment blijkbaar (nog) niet tot haar eigen bezittingen.
4.8 Gezien al het voorgaande brengt een redelijke uitleg van artikel 5 van de voorwaarden met zich mee, dat bij afstortingen op zaterdag, zondag of een werkdag na 12:00 uur, de levering en daarmee de eigendomsoverdracht van de inhoud van de afstortenvelop plaatsvindt op de eerstvolgende werkdag.
4.9 De uitleg die de bank voorstaat, volgt niet uit de tekst van de bepaling en kent daaraan in het licht van de hierboven gegeven uitleg een te beperkte betekenis toe. Het feit dat het kopje boven het artikel "Valutering" luidt, doet hier niet aan af.
4.10 Op basis van het bovenstaande moet worden geoordeeld dat levering van het chartale geld door de stichting aan de bank heeft plaatsgevonden op 17 december 2003. Krachtens artikel 23 Faillissementswet (Fw) was de stichting hiertoe echter op die datum niet meer bevoegd. Nu er derhalve sprake was van een ongeldige overdracht van het geld, was de bank niet bevoegd de rekening van de stichting te crediteren en aldus over te gaan tot verrekening met de debetstand op die rekening. De vordering van de curator tot betaling van het bedrag van de afstortingen wordt dan ook toegewezen.
4.11 Nu het beroep van de curator op artikel 5 van de voorwaarden slaagt, behoeft zijn beroep op het arrest Vis q.q./NMB en het verweer daartegen van de bank geen bespreking meer.
4.12 Als onbetwist worden de buitengerechtelijke incassokosten ter grootte van twee punten van het liquidatietarief en de gevorderde wettelijke rente over hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen.
4.13 Aangezien de curator heeft aangegeven niet tot executie van het vonnis over te zullen gaan voordat dit in kracht van gewijsde is gegaan, zal het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
4.14 Als de in het ongelijk gestelde partij zal de bank worden veroordeeld in de proceskosten.
5. De beslissing
De rechtbank:
veroordeelt de bank om tegen kwijting aan de curator te betalen een bedrag van € 10.898,30 (hoofdsom € 9.994,30 + buitengerechtelijke incassokosten € 904,--), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 maart 2004 tot de voldoening;
veroordeelt de bank in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de curator bepaald op € 904,-- aan salaris van de procureur (2 punten, tarief II) en € 367,32 aan verschotten, waarvan € 296,-- aan griffierecht;
Dit vonnis is gewezen door mrs J.C. Halk, P.W. van Baal en P.M. Arnoldus-Smit en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 28 maart 2007.