ECLI:NL:RBDOR:2005:AU0376

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
3 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
57400 / HA ZA 04-2865
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens onvoldoende passend onderwijs voor hoogbegaafde leerling

In deze zaak vorderen eisers, bestaande uit de ouders van een hoogbegaafde leerling, schadevergoeding van de Christelijke Scholengemeenschap (CSG) wegens het niet bieden van passend onderwijs. De leerling, [eiser 3], heeft van 1998 tot 2003 onderwijs gevolgd aan CSG en heeft in die periode te maken gehad met onderpresteren. De ouders hebben een klacht ingediend bij de klachtencommissie van de school, die oordeelde dat de school onvoldoende had gereageerd op de hoogbegaafdheid van hun zoon. De klachtencommissie deed aanbevelingen voor het ontwikkelen van een hoogbegaafdenbeleid, maar de ouders stelden dat CSG hier niet aan voldeed. CSG betwistte de hoogbegaafdheid van [eiser 3] en stelde dat zij wel degelijk passend onderwijs had geboden. De rechtbank oordeelde dat CSG voldoende maatregelen had getroffen om [eiser 3] passend onderwijs te bieden en dat er geen sprake was van een tekortkoming in de nakoming van de (onderwijs)overeenkomst. De rechtbank wees de vorderingen van de ouders af en veroordeelde hen in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de beleidsvrijheid van onderwijsinstellingen en de inspanningsverplichting die voortvloeit uit de Wet op het Voortgezet Onderwijs.

Uitspraak

rolnummer : 57400 / HA ZA 04-2865
datum : 3 augustus 2005
RECHTBANK DORDRECHT
Sector Civiel Recht
Vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
1. [eiser 1],
2. [eiseres 2],
3. [eiser 3],
allen wonende te [woonplaats],
procureur: mr. V.J. Groot,
eisers,
tegen
de vereniging
Vereniging voor Protestants-Christelijk Voortgezet Onderwijs voor de regio Gorinchem,
gevestigd te Gorinchem,
gedaagde,
procureur: mr. A. Dunsbergen.
Eisers worden hieronder afzonderlijk aangeduid als [eiser 1], [eiseres 2] en [eiser 3] en eisers gezamenlijk als [eisers c.s.] Gedaagde wordt hieronder aangeduid als CSG.
Het procesverloop
1. De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
* dagvaarding van 6 december 2004,
* conclusie van antwoord,
* tussenvonnis van 23 februari 2005,
* proces-verbaal van comparitie van 10 mei 2005 en de daarin genoemde stukken,
* de door partijen overgelegde producties.
De vaststaande feiten
2. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
3. [eiser 3] is de zoon van [eiser 1] en [eiseres 2]. [eiser 3] is geboren op [geboortedatum] 1986.
4. [eiser 3] heeft vanaf 1 augustus 1998 tot 1 augustus 2003 ingeschreven gestaan bij en onderwijs gevolgd aan de Christelijke Scholengemeenschap Oude Hoven, een school voor voortgezet onderwijs.
5. [eisers c.s.] hebben een klacht ingediend bij de klachtencommissie zoals bedoeld in artikel 24b van de Wet op het voortgezet onderwijs (hierna te noemen: WVO). Deze klacht luidde kort samengevat: het niet slagvaardig reageren op de hoogbegaafdheid van [eiser 3] door CSG. De klachtencommissie heeft, na gegrond bevinding van de klacht - voor zover hier relevant - onder meer als volgt geoordeeld:
"In de loop van [eiser 3] tweede schooljaar 1999-2000 werd het zowel ouders als school duidelijk dat het niet goed ging met de schoolprestaties van [eiser 3]. De ouders vermoedden dat de oorzaak gelegen zou zijn in onderpresteren als gevolg van veronderstelde hoogbegaafdheid van [eiser 3] en deelden dit vermoeden met de school. Vanaf dit moment was het de vraag of het achterwege blijven van goede resultaten met name te wijten was aan onderpresteren als gevolg van hoogbegaafdheid. Naar het oordeel van de klachtencommissie is dat een gedeelde verantwoordelijkheid van zowel ouders als school. (...) De school heeft zich deze verantwoordelijkheid naar het oordeel van de klachtencommissie niet aangetrokken. Daardoor heeft zij het ook niet tot haar taak gerekend de ouders te informeren wat haar opvattingen waren over [eiser 3] hoogbegaafdheid en of zijn onderpresteren hier al dan niet het gevolg van was. (...) De klachtencommissie doet geen uitspraak over [eiser 3] hoogbegaafdheid (...)".
Het tweede deel van de klacht had betrekking op de bejegening van de ouders door de school. De klachtencommissie acht deze klacht ongegrond en oordeelt, voorzover hier van belang, dat de school zich wel degelijk inspanning heeft getroost om de op de speciale omstandigheden van [eiser 3] toegesneden maatregelen te treffen.
6. De klachtencommissie komt met een drietal aanbevelingen. Kort samengevat zien deze aanbevelingen op het alsnog laten testen van [eiser 3] op hoogbegaafdheid door een door beide partijen erkende deskundige, het door CSG ontwikkelen van een hoogbegaafdenbeleid en het aanwijzen van één aanspreekpunt en vastleggen van schriftelijke afspraken in situaties als deze.
7. Op 2 juli 2001 is [eiser 3], conform de aanbevelingen van de klachtencommissie, door het Centrum voor Begaafdheidsonderzoek (hierna te noemen: CBO) van de Katholieke Universiteit Nijmegen getest op hoogbegaafdheid. Naar aanleiding van dit onderzoek is een rapport opgesteld. In dit rapport wordt door het CBO, voor zover hier van belang, onder meer het volgende geconcludeerd:
"[eiser 3] is uit het onderzoek naar voren gekomen als een vriendelijke, rustige jongen die prestaties levert op hoogbegaafd niveau. Wanneer hij echter op een lager niveau wordt aangesproken scoort hij duidelijk minder goed, namelijk ruim gemiddeld voor zijn leeftijd. [eiser 3] is beter in staat om zelfstandig aan schriftelijke taken te werken dan dat hij in interactie met een ander mondeling moet presteren. Zijn begaafdheid lijkt vooral op praktisch, visueel-ruimtelijk en rekenkundig vlak te liggen. [eiser 3] kan zeer goed abstract denken en abstracte problemen oplossen. Op sociaal vlak presteert hij gemiddeld en lijkt hij soms andere verbanden te leggen. Bovendien heeft hij de neiging eerder snel dan nauwkeurig te werken, waardoor hij slordigheidsfouten maakt. Zijn tempo is lager, wanneer hij het gevoel heeft snel afgeleid te raken. Doordat hij het saai vindt op school raakt hij steeds meer gedemotiveerd, waardoor hij minder goed zijn best doet. Bovendien kan hij in de klas vaak niet de concentratie opbrengen die gevraagd wordt. Hij wil zelf graag naar drie Vwo".
8. Namens CSG is bij brief van 5 juli 2001 aan [eisers c.s.] medegedeeld dat zij de opvattingen van de klachtencommissie deelt. In deze brief neemt CSG de aanbevelingen van de klachtencommissie, zoals die in het rapport van de klachtencommissie d.d. 2 juli 2001 zijn gedaan, over.
9. [eiser 3] is in september 2003 HAVO-onderwijs gaan volgen aan het ROC Da Vinci. In het schooljaar 2003/2004 heeft [eiser 3] HAVO 4 en 5 onderwijs in één jaar gevolgd. Als gevolg van zijn onderpresteren heeft hij dat schooljaar niet gehaald. [eiser 3] volgt dit schooljaar (2004-2005) HAVO 5 onderwijs. Zijn resultaten zijn matig.
De vordering
10. [eisers c.s.] vorderen dat CSG bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld om aan [eisers c.s.] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 66.609,42, inclusief de wettelijke rente vanaf 22 september 2004 tot aan de dag der algehele voldoening en CSG te veroordelen in de proceskosten. Zij stellen daartoe het volgende.
11. [eisers c.s.] stellen dat CSG niet heeft voldaan aan haar wettelijke verplichtingen tot het verzorgen van kwalitatief en passend onderwijs als bedoeld in de artikelen 23a en 24 van de WVO. CSG is hierdoor toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de (onderwijs)overeenkomst die zij met [eiser 3] en zijn ouders is aangegaan. In het begin van het schooljaar 1999-2000 begonnen de schoolresultaten van [eiser 3] terug te lopen. Het vermoeden bestond bij [eisers c.s.] dat de hoogbegaafdheid van [eiser 3] de oorzaak was van zijn onderpresteren. [eisers c.s.] hebben CSG op de hoogte gesteld van dit vermoeden. Nu CSG hier niet of nauwelijks op reageerde hebben [eisers c.s.] zich genoodzaakt gezien een klacht in te dienen bij de klachtencommissie. Echter ook na de uitspraak van de klachtencommissie heeft [eiser 3] geen passend onderwijs en passende begeleiding gekregen.
12. Bovendien heeft CSG gehandeld in strijd met de door haar gedane toezeggingen in haar brief van 5 juli 2001. In tegenstelling tot hetgeen in voornoemde brief is medegedeeld was er in het schooljaar 2002-2003 nog steeds geen hoogbegaafdenbeleid. Daardoor was er ook geen sprake van een planmatige aanpak en begeleiding van [eiser 3]. Meer concreet is de school nalatig geweest doordat zij voor CSG geen onderwijskundig beleid heeft ontwikkeld en uitgevoerd waarmee zij tegemoet kon komen aan de specifieke onderwijsbehoeften van [eiser 3] als hoogbegaafde leerling.
13. Subsidiair stellen [eisers c.s.] dat, indien de rechtbank geen (onderwijs)overeenkomst aanwezig acht, CSG onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisers c.s.] door haar wettelijke verplichtingen uit de WVO, alsmede de toezeggingen zoals gedaan in haar brief van 5 juli 2001, niet na te komen.
14. Op 24 augustus 2004 is CSG aansprakelijk gesteld voor de geleden schade. De schade betreft kosten die gemaakt zijn voor extra schoolboeken, extra ouderbijdrage, inhuren van deskundigen, kosten voor een privé-school, kosten rechtsbijstand, reiskosten en Informatie Beheer Groep en immateriële schade. Daarnaast lijdt [eiser 3] inkomensschade. De totale schade van [eisers c.s.] bedraagt € 66.609,42.
Het verweer
15. De conclusie van CSG strekt tot niet ontvankelijk verklaring dan wel afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eisers c.s.] in de kosten van het geding. Zij voert als verweer het volgende aan.
16. [eiser 1] en [eiseres 2] moeten niet ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen nu [eiser 3] de leeftijd van 18 jaar reeds had bereikt ten tijde van het uitbrengen van de inleidende dagvaarding. Indien en voorzover er sprake zou zijn van een toerekenbare tekortkoming, hetgeen CSG betwist, dan kan dit uitsluitend gelden jegens [eiser 3] en niet jegens zijn ouders. Voorzover de ouders van [eiser 3] kosten hebben gemaakt dan wel schade hebben geleden ten gevolge van deze beweerdelijk gestelde toerekenbare tekortkoming, dan kan deze schade uitsluitend geleden zijn in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers, welke hoedanigheid met het bereiken van de 18-jarige leeftijd van [eiser 3] is geëindigd.
17. CSG betwist het bestaan van een overeenkomst. Het is geen vaststaand gegeven dat de rechtsverhouding tussen het bevoegd gezag enerzijds en de ouders c.q. de leerlingen anderzijds gekarakteriseerd moet worden als een (privaatrechtelijke) overeenkomst.
18. CSG betwist de gestelde hoogbegaafdheid van [eiser 3]. Uit de overgelegde stukken blijkt niet ondubbelzinnig dat er sprake is van hoogbegaafdheid. Uit de ter comparitie overgelegde brief van 6 mei 2005 blijkt dat voor het eerst. Uit deze brief wordt echter niet duidelijk wat de criteria voor hoogbegaafdheid zijn.
19. CSG voert aan dat zij wel degelijk passend onderwijs heeft geboden aan [eiser 3]. De problemen op school met [eiser 3] waren niet gelegen in het ontbreken van passend onderwijs. [eiser 3] hield zich vaak niet aan gemaakte afspraken en spijbelde regelmatig.
20. CSG heeft voldoende maatregelen genomen teneinde [eiser 3] passend onderwijs en begeleiding te bieden. Er is door CSG een mentor en een studiebegeleider aangesteld en er is extra lesstof en huiswerk aangeboden. Er was periodiek overleg over het functioneren van [eiser 3] met alle betrokken docenten. Gedurende een zekere periode zijn de door [eiser 3] gemaakte repetities nabesproken door een externe begeleider. Het probleem bij deze extra maatregelen was dat [eiser 3] de extra opdrachten niet maakte en dat gecorrigeerde repetities niet retour kwamen. De uitvoering van verstrekte opdrachten en taken verliep niet goed.
21. CSG stelt zich op het standpunt dat zij wel degelijk een hoogbegaafdenbeleid heeft ontwikkeld, zoals zij in haar brief van 5 juli 2001 heeft medegedeeld. Als gevolg van de bevindingen van de klachtencommissie heeft CSG voor alle betrokken docenten van [eiser 3] een studiemiddag georganiseerd. In aansluiting daarop is de notitie hoogbegaafden opgesteld. Deze notitie heeft vervolgens geleid tot het maken van een hoogbegaafdenbeleid. De uitvoering van dit beleid is gestart in de onderbouw in het schooljaar 2002/2003.
22. CSG en ook de civiele rechter is rechtens niet gebonden aan een uitspraak van de klachtencommissie. Anders dan [eisers c.s.] stellen verplicht geen enkele rechtsregel CSG om een hoogbegaafdenbeleid te ontwikkelen. Als onderwijsinstelling komt haar de nodige beleidsvrijheid toe. Haar beleid mag en kan in rechte niet ten volle, doch slechts marginaal worden getoetst. Daarbij gaat het om het onderwijsbeleid van CSG als geheel en niet slechts of CSG in redelijkheid (voor de uitspraak van de klachtencommissie) had mogen afzien van het ontwikkelen van hoogbegaafdenbeleid en of zij (na de uitspraak van de klachtencommissie) vervolgens in redelijkheid aan de aanbevelingen van de klachtencommissie heeft voldaan.
23. Ook in de Wet op het Voortgezet Onderwijs is de eigen beleidsvrijheid van het bevoegde gezag uitgangspunt. Ingevolge artikel 23a WVO heeft het bevoegd gezag een zorgplicht voor de kwaliteit van het onderwijs. Genoemd artikel is echter zodanig opgesteld dat het een inspanningsverplichting creëert.
24. Het causale verband tussen de ontwikkeling van [eiser 3] op school en de gestelde schade ontbreekt. CSG betwist dat het meerdere malen doubleren van [eiser 3] en het uiteindelijk verlaten van de school een gevolg is van diens hoogbegaafdheid enerzijds en het ontbreken van een beleid te dien aanzien anderzijds.
25. CSG betwist gemotiveerd de gestelde schade. Bovendien betwist zij het causale verband en de omvang van de gevorderde schade.
De beoordeling van het geschil
26. Primair beroept CSG zich op de niet ontvankelijkheid van [eiser 1] en [eiseres 2] in hun vordering. In de dagvaarding vermelden [eiser 1] en [eiseres 2] dat zij procederen pro se en niet in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers van [eiser 3]. Vast staat dat [eiser 3] op [geboortedatum] 2004 meerderjarig is geworden. Met ingang van laatstgenoemde datum waren [eiser 1] en [eiseres 2] niet meer de wettelijke vertegenwoordigers van [eiser 3]. Mitsdien is het juist dat [eiser 1] en [eiseres 2] de procedure niet als wettelijke vertegenwoordigers van [eiser 3] zijn gestart. In deze procedure vorderen zij vergoeding van door hen zelf geleden schade, welke zij persoonlijk, als gevolg van de toerekenbare tekortkoming dan wel onrechtmatige gedraging van CSG, hebben geleden. Nu [eiser 1] en [eiseres 2] pro se procederen en niet in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers verwerpt de rechtbank het door CSG gedane beroep op niet-ontvankelijkheid.
27. Door [eisers c.s.] is gesteld dat CSG toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de (onderwijs)overeenkomst. Zij heeft echter verzuimd te stellen wat partijen dan zijn overeengekomen. Als al zou moeten worden aangenomen dat tussen [eisers c.s.] en CSG een (onderwijs)overeenkomst heeft bestaan - dit kwalificatievraagstuk is geenszins helder - dan wordt die overeenkomst zozeer beheerst door dezelfde normen dat de uitkomst niet anders is bij de subsidiair gestelde rechtsverhouding, de onrechtmatige daad. De rechtbank laat de kwalificatie dan ook in het midden.
28. Allereerst is door CSG de gestelde hoogbegaafdheid van [eiser 3] betwist. De rechtbank is van oordeel dat de hoogbegaafdheid van [eiser 3] voldoende blijkt uit de resultaten van de test van het CBO, alsmede uit de ter gelegenheid van comparitie overgelegde brief van 6 mei 2005. Dat [eiser 3] wellicht niet op alle onderdelen van de test van het CBO als hoogbegaafd kan worden aangemerkt doet aan dit oordeel niet af. De rechtbank verwerpt dan ook het terzake gevoerde verweer.
29. De klacht van [eisers c.s.] komt er in hoofdzaak op neer dat zij vinden dat CSG aan [eiser 3], gelet op zijn hoogbegaafdheid, onvoldoende passend onderwijs en begeleiding heeft geboden. CSG heeft echter gesteld dat zij maatregelen van uiteenlopende aard heeft getroffen. CSG heeft een mentor en een studiebegeleider aangesteld voor [eiser 3]. Zij heeft extra lesstof en huiswerk aangeboden. Gedurende een zekere periode zijn de door [eiser 3] gemaakte repetities nabesproken met een externe begeleider en tenslotte was er periodiek overleg over het functioneren van [eiser 3] met alle betrokken docenten. [eisers c.s.] hebben deze maatregelen niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat deze vaststaan. CSG heeft zich aldus voldoende moeite getroost om [eiser 3], gelet op zijn specifieke omstandigheden, passend onderwijs aan te bieden. Deze klacht faalt daarom.
30. [eisers c.s.] beklagen zich er voorts over dat CSG in strijd met de artt 23a en 24 WVO geen onderwijskundig beleid heeft ontwikkeld en uitgevoerd waarmee zij tegemoet kon komen aan de specifieke onderwijsbehoeften van [eiser 3] als hoogbegaafde leerling. Onduidelijk is echter in welk opzicht [eisers c.s.] door het beweerdelijk ontbreken van beleid schade hebben geleden, nu CSG immers, zoals hiervoor overwogen, voldoende maatregelen heeft getroffen om [eiser 3] passend onderwijs aan te bieden. Dat die maatregelen wellicht niet alle waren gebaseerd op beleid, maar deels ad hoc werden getroffen, maakt voor de situatie van [eiser 3] geen verschil. Overigens is gebleken dat CSG, zoals aangekondigd in haar brief van 5 juli 2001, naar aanleiding van de bevindingen van de klachtencommissie inmiddels wel een beleid ten aanzien van hoogbegaafden heeft opgesteld. Er is door CSG eerst een studiemiddag voor alle betrokken docenten van [eiser 3] over dit onderwerp georganiseerd, er is een notitie opgesteld en vervolgens is een beleidsplan gemaakt waaraan thans uitvoering wordt gegeven. Nu het bevoegd gezag in beginsel de vrijheid heeft om het onderwijs naar eigen bevinden in te richten, kan de civiele rechter het daartoe opgestelde beleid slechts marginaal toetsen. Het inmiddels geformuleerde beleid doorstaat deze marginale toets.
31. Het vorenstaande brengt mee dat nu CSG noch is tekortgeschoten noch onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisers c.s.], de vorderingen voor afwijzing gereed liggen.
32. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen [eisers c.s.] worden veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing
De rechtbank:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eisers c.s.] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van CSG bepaald op € 1.788,-- aan salaris van de procureur en € 1.465,-- aan verschotten, te weten griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. L.M. Croes, P.W. van Baal en P.L. van Dijke en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 3 augustus 2005.