Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juni 2025 in de zaak tussen
[eiser], v-nummer: [nummer], eiser
de minister van Asiel en Migratie,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Het betoog slaagt niet.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 5 juni 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, afkomstig uit Gambia, heeft op 1 april 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister op 28 maart 2025 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 23 april 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de minister aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Gambia een reëel risico loopt op ernstige schade, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Eiser heeft verklaard dat hij gechanteerd werd door zijn tante en problemen had met de politie, maar de rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft gesteld dat er geen bewijs is voor de gestelde mishandelingen door zijn geestelijk beperkte broers. Eiser heeft ook niet onderbouwd dat de Gambiaanse autoriteiten hem niet kunnen of willen helpen.
Daarnaast heeft de rechtbank het beroep van eiser op bescherming van zijn privéleven afgewezen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij een beschermingswaardig privéleven in Nederland heeft opgebouwd, en de minister was niet verplicht om dit ambtshalve te beoordelen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.