ECLI:NL:RBDHA:2025:9635

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
C/09/615571 / FA RK 21-4973
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van Amerikaanse beslissing en geboorteakte in Nederland met betrekking tot hoogtechnologisch draagmoederschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2025 een beschikking gegeven met betrekking tot de erkenning van een Amerikaanse beslissing en geboorteakte in het kader van hoogtechnologisch draagmoederschap. Verzoekers, een man en een vrouw, hebben een verzoek ingediend om te verklaren dat de Amerikaanse beslissing van de Superior Court of the State of California, County of Riverside, van 23 september 2015, waarbij zij als ouders van de minderjarige [minderjarige] zijn erkend, van rechtswege in Nederland wordt erkend. Tevens vroegen zij om de inschrijving van de Amerikaanse geboorteakte van [minderjarige] in het register van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage. De rechtbank heeft vastgesteld dat het draagmoederschapstraject zorgvuldig is doorlopen en dat de belangen van de draagmoeder en het kind zijn gewaarborgd. De rechtbank oordeelde dat de Amerikaanse beslissing en geboorteakte niet in strijd zijn met de Nederlandse openbare orde en dat de erkenning van deze documenten in Nederland mogelijk is. De rechtbank heeft de ambtenaar gelast om de inschrijving van de geboorteakte en de vermelding van de Amerikaanse beslissing te effectueren. Daarnaast is vastgesteld dat verzoekers gezamenlijk met het gezag over [minderjarige] zijn belast. De beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is van belang voor de juridische erkenning van ouderschap in het kader van draagmoederschap.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 21-4973
Zaaknummer: C/09/615571
Datum beschikking: 28 mei 2025

Beschikking op het op 23 juli 2021 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker] en [verzoekster] ,

hierna ook: de man en de vrouw, dan wel gezamenlijk: verzoekers of wensouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres in Nederland,
advocaat: voorheen mr. W.J. Eusman te Amsterdam, nu mr. T.F.W. Kouwenhoven te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage,

zetelend te ’s-Gravenhage,
de ambtenaar.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- de brief van de ambtenaar van 21 oktober 2021;
- de brief van verzoekers van 2 december 2021;
- de brief van de ambtenaar van 24 januari 2022, met bijlagen;
- de brief van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 25 januari 2022, met als bijlage het rapport van 21 januari 2022 met kenmerk: KZ 1- 5E9YC5Z;
- de brief van verzoekers van 10 januari 2023, met bijlagen;
- de brief van de ambtenaar van 17 januari 2023.
Op 26 januari 2023 is de zaak op de zitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de advocaat van verzoekers en [naam 1] namens de Raad. Verzoekers waren via een videoverbinding aanwezig.
De ambtenaar heeft bij brief van 17 januari 2023 laten weten niet op de zitting te zullen verschijnen.
Na de zitting heeft de rechtbank de volgende stukken ontvangen:
- de brief van verzoekers van 22 december 2023, met bijlagen;
- de brief van de ambtenaar van 22 februari 2024;
- de brief van verzoekers van 12 juni 2024;
- de brief van de ambtenaar van 4 juli 2024.
De rechtbank ziet aanleiding om de zaak, na de meervoudige behandeling op zitting, nu enkelvoudig af te doen.
Verzoek
Het verzoek – zoals dat nu luidt – strekt ertoe dat:
Meest primair:
naar de rechtbank begrijpt: voor recht wordt verklaard dat de geboorteakte van de
minderjarige [minderjarige] , waarop de wensouders als ouders worden vermeld, van rechtswege in Nederland kan worden erkend en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in het register van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage;
de inschrijving wordt gelast van de hiervoor bedoelde geboorteakte van [minderjarige]
in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand van de gemeente
’s-Gravenhage;
wordt vastgesteld dat uit de uitspraak van “the Superior Court of the State of
California, County of Riverside”, Verenigde Staten van Amerika (hierna ook: VS), van 23 september 2015 voortvloeit dat verzoekers het ouderlijk gezag ten aanzien van [minderjarige] delen, althans dat verzoekers worden belast met het ouderlijk gezag ten aanzien van [minderjarige] ; alsmede dat de griffier wordt gelast een afschrift van deze beschikking te doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van het gezamenlijk gezag van verzoekers ten aanzien van [minderjarige] ;
Primair:
naar de rechtbank begrijpt: voor recht wordt verklaard dat de geboorteakte van de
minderjarige [minderjarige] , waarop de draagmoeder en de man als ouders worden vermeld, van rechtswege in Nederland kan worden erkend en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in het register van de burgerlijke stand van de gemeente
’s-Gravenhage;
naar de rechtbank begrijpt: voor recht wordt verklaard dat de op 23 september 2015
door “the Superior Court of the State of California, County of Riverside”, VS, gedane beslissing met betrekking tot de ontkenning van het vaderschap van [naam 2] en de vaststelling van het vaderschap van de man van [minderjarige] alsmede met betrekking tot de ontkenning van het moederschap van [draagmoeder] en de vaststelling van het moederschap van de vrouw van [minderjarige] van rechtswege in Nederland kan worden erkend en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in het register van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage;
de inschrijving wordt gelast van de hiervoor onder IV. bedoelde geboorteakte van
[minderjarige] in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage met daarop – naar de rechtbank begrijpt of op de onder I. bedoelde geboorteakte – de vermelding (kanttekening) in de rubriek “vermeldingen” van de akte: “op 23 september 2015 heeft “the Superior Court of the State of California, County of Riverside”, Verenigde Staten van Amerika, het vaderschap van [naam 2] ontkend en het vaderschap van [verzoeker] gerechtelijk vastgesteld alsmede het moederschap van [draagmoeder] ontkend en het moederschap van [verzoekster] vastgesteld”;
Subsidiair:
de adoptie wordt uitgesproken door de vrouw van [minderjarige] ;
wordt verstaan dat de familierechtelijke betrekking van [minderjarige] met de man in
stand blijft;
de inschrijving wordt gelast van de door de bevoegde autoriteiten overeenkomstig
de plaatselijke voorschriften in de VS opgemaakte, onder IV. vermelde geboorteakte van [minderjarige] in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand van ’s-Gravenhage met daarop de vermelding (kanttekening) in de rubriek “vermeldingen” van de akte:
“op 23 september 2015 heeft “the Superior Court of the State of California, County of Riverside”, Verenigde Staten van Amerika, het vaderschap van [naam 2] ontkend en het vaderschap van [verzoeker] gerechtelijk vastgesteld”;
de ambtenaar wordt gelast een latere vermelding van genoemde adoptie aan de
daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;
ten aanzien van het gezag
Primair:
wordt verstaan dat verzoekers het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uitoefenen;
Subsidiair:
wordt verstaan dat verzoekers, althans verzoeker, het eenhoofdig gezag
hebben/heeft over [minderjarige] ;
Meer subsidiair:
verzoeker wordt belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] ;
XIV.wordt verstaan dat na het onherroepelijk worden van in deze uit te spreken adoptie
verzoekers het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uitoefenen;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

Feiten

- Verzoekers zijn op [datum] 1998 te [plaats] met elkaar gehuwd.
- Verzoekers hebben de Nederlandse nationaliteit.
- Verzoekers hebben hun kinderwens niet op eigen kracht kunnen verwezenlijken. Zij hebben voor hoogtechnologisch draagmoederschap gekozen.
- Verzoekers hebben eerder een draagmoederschapstraject in Nederland doorlopen. Uit dit traject is [naam 3] op [geboortedatum 2] 2001 te [geboorteplaats 2] geboren.
- In het nu voorliggende draagmoederschapstraject is gekozen voor een buitenlandse draagmoeder. De draagmoeder, [draagmoeder] (meisjesnaam “ [meisjesnaam] ”), is Amerikaans burger. Zij is gehuwd met [naam 2] . Hij is eveneens Amerikaans burger. De draagmoeder en haar partner wonen in Californië, VS.
- De wensouders en de draagmoeder met haar partner hebben voorafgaand aan de zwangerschap een draagmoederschapsovereenkomst “gestational surrogacy agreement” opgesteld.
- Uit een “declaration of Samuel Wood, M.D., in support of application for judgment to establish parent-child relationship (California Family Code Sections 7960- 7962)” van 17 juli 2015 afgegeven door “the Superior Court of the State of California, County of Riverside”, VS, blijkt dat de ivf behandeling is uitgevoerd door Samuel Wood, M.D. Bij de ivf behandeling is een embryo bij de draagmoeder geplaatst, waarbij er gebruik is gemaakt van een zaadcel van de man en een eicel van de vrouw. De ivf arts heeft onder meer verklaard dat hij van mening is dat met een redelijke graad van medische zekerheid het kind dat uit de draagmoeder geboren zal worden het resultaat is van voornoemde embryo’s.
- De draagmoeder is na een ivf behandeling in verwachting geraakt.
- Bij beslissing van 23 september 2015 van “the Superior Court of the State of California, County of Riverside”, VS, voorzien van apostille, is onder meer het volgende bepaald:
(…)IT IS HEREBY ORDERED, ADJUDGED AND DECREED AS FOLLOWS:1. Petitioner [verzoekster] , whose maiden name is [verzoekster] , has judgment in that Petitioner [verzoekster] is declared to be a genetic and legal parent of any child delivered by Respondent [draagmoeder] after March 16, 2015, and before January 16, 2016.2. Petitioner [verzoeker] has judgment in that Petitioner [verzoeker] is declared to be a genetic and legal parent of any child delivered by Respondent [draagmoeder] after March 16, 2015, and before January 16, 2016.3. Respondent [draagmoeder] is declarednotto be a legal parent of any child delivered by her after March 16, 2015, and before January 16, 2016.4. Respondent [naam 2] is declarednotto be a legal parent of any child delivered by Respondent [draagmoeder] after March 16, 2015, and before January 16, 2016.(…)6. Legal and physical custody of any child delivered by Respondent [draagmoeder] after March 16, 2015, and before January 16, 2016 shall be with Petitioners [verzoekster] and [verzoeker] .7. Financial responsibility for any child delivered by Respondent [draagmoeder] after March 16, 2015, and before January 16, 2016 rests solely with Petitioners [verzoekster] and [verzoeker] .(…).
- Op [geboortedatum 1] 2015 is uit de draagmoeder te [geboorteplaats 1] , Californië, VS, [minderjarige] geboren.
- Bij het verzoekschrift is de Amerikaanse geboorteakte, voorzien van apostille, afgegeven op 6 november 2015 overgelegd, waarop als vader de man is opgenomen en als moeder de draagmoeder (met haar meisjesnaam “ [meisjesnaam] ”). Verzoekers hebben nadien een (vervangende) geboorteakte overgelegd, voorzien van apostille, afgegeven op 13 oktober 2023, waarop verzoekers als de ouders van [minderjarige] staan geregistreerd.
- Op 1 september 2015 heeft de draagmoeder een verklaring “declaration of [draagmoeder] in support of application for judgment to establish parent-child relationship, Gestational Surrogacy (California Family Code Sections 7960-7962)” afgelegd bij “the Superior Court of the State of California, County of Riverside”, VS. Zij verklaart hier onder meer dat zij absoluut zeker is dat het kind waarvan zij zwanger is niet genetisch aan haar verwant is en dat dit ook haar intentie is. Zij wil dat alle rechten en verplichtingen ten aanzien van het kind alleen bij de man en de vrouw rust en zij doet afstand van al haar rechten.
- [minderjarige] verblijft sinds zijn geboorte bij de wensouders.
- De Raad heeft in zijn rapport aangegeven dat het in het belang van [minderjarige] is dat de familierechtelijke relatie tussen hem en de wensouders in rechte wordt erkend en dat zij ook gezag over hem uitoefenen.
- Uit de DNA-rapporten van Verilabs blijkt dat met een waarschijnlijkheid van meer dan 99,9% is aangetoond dat de man de biologische vader is van [minderjarige] en dat de vrouw de biologische moeder is van [minderjarige] .

Beoordeling

Rechtsmacht
De rechtbank heeft op grond van artikel 3 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) rechtsmacht om van de verzoeken kennis te nemen, nu verzoekers hun woonplaats in Nederland hebben.
De positie van de draagmoeder en haar partner
De draagmoeder en haar partner kunnen in beginsel als belanghebbenden als bedoeld in artikel 798 Rv worden aangemerkt en zijn door de rechtbank in eerste instantie opgeroepen. De rechtbank zal de draagmoeder en haar partner evenwel niet als belanghebbenden aanmerken. Dit gelet op het feit dat – zoals hieronder nog zal blijken – het draagmoederschapstraject met de nodige zorgvuldigheid is doorlopen, waarbij de belangen van de draagmoeder in acht zijn genomen. Bij de Amerikaanse beslissing is bepaald dat de draagmoeder en haar partner niet de juridische ouders zijn van het ongeboren kind en dat het juridische gezag bij verzoekers ligt. De rechtbank zal verdere oproeping dan ook achterwege laten en zal geen afschrift van de uitspraak aan de draagmoeder en haar partner toesturen.
Verzoeken onder I. en V.: verklaringen voor recht
Verzoekers verzoeken (meest) primair verklaringen voor recht af te geven dat de Amerikaanse geboorteakte waarop verzoekers als de ouders staan geregistreerd (hierna ook: de vervangende geboorteakte) en de Amerikaanse beslissing in Nederland van rechtswege worden erkend en naar hun aard vatbaar zijn voor opname in een Nederlands register van de burgerlijke stand.
Toepasselijk recht
Nu (meest) primair wordt verzocht om voor recht te verklaren dat de vervangende en de daarbij behorende Amerikaanse beslissing voor erkenning in aanmerking komen en naar hun aard vatbaar zijn voor opneming in het register van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage, zal de rechtbank het Nederlandse recht toepassen.
Juridisch kader
Op grond van artikel 1:26 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan een ieder die daarbij een gerechtvaardigd belang heeft de rechtbank verzoeken een verklaring voor recht af te geven dat een op hem betrekking hebbende, buiten Nederland opgemaakte akte of gedane uitspraak overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand.
Het belang van het verzoek is erin gelegen dat verzoekers in Nederland als de wettige ouders van [minderjarige] zullen worden erkend en geregistreerd. Dit is een gerechtvaardigd belang zodat aan verzoekers een beroep op artikel 1:26 BW toekomt.
De rechtbank stelt vast dat de ambtenaar in deze zaak in eerste instantie bij brief van
17 januari 2023 zich heeft gerefereerd aan de verzochte verklaringen voor recht en een vervolgens te geven last tot inschrijving van de geboorteakte (waarop de draagmoeder en de man staan geregistreerd) en de voor recht verklaarde buitenlandse uitspraak. De ambtenaar heeft wel bezwaar gemaakt – kort gezegd – tegen de toewijzing van die verzoeken die de ambtenaar dicteren hoe hij zijn akte zou moeten opmaken.
Op de zitting is met verzoekers gesproken over de mogelijkheid van het opmaken van een vervangende geboorteakte waarop verzoekers als de ouders staan geregistreerd, een en ander zoals is bepaald in de Amerikaanse beslissing. Verzoekers hebben van die mogelijkheid gebruik gemaakt en hebben na de zitting alsnog een vervangende geboorteakte overgelegd waarop zij als de ouders van [minderjarige] staan geregistreerd. De ambtenaar heeft vervolgens in zijn brief van 22 februari 2024 naar aanleiding van deze geboorteakte aangegeven dat letterlijke overname van deze oudergegevens uit de betreffende akte leidt tot een akte van inschrijving die suggereert dat het in de akte genoemde kind is geboren uit de in de akte genoemde moeder, en wel staande het huwelijk van de daarin opgenomen vader, wat onjuist is. De ambtenaar heeft aangegeven dat hiermee niet duidelijk is hoe het ouderschap tot stand is gekomen. Volgens de ambtenaar moeten de geboortegegevens van het kind worden vastgesteld, een en ander zoals al aangegeven in zijn brief van 21 oktober 2021. De ambtenaar verwijst hierbij naar de uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 26 juli 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1399. De rechtbank begrijpt hieruit dat de ambtenaar zich in ieder geval niet langer refereert aan het verzoek om voor recht te verklaren dat de Amerikaanse vervangende geboorteakte naar zijn aard vatbaar is voor opname in het register van de burgerlijke stand.
De rechtbank ziet redenen om eerst de Amerikaanse beslissing te beoordelen.
Erkenning Amerikaanse beslissing
De rechtbank zal eerst beoordelen of de uit de Amerikaanse beslissing voortvloeiende, uit hoofde van afstamming vastgestelde, familierechtelijke rechtsbetrekkingen hier te lande van rechtswege kunnen worden erkend. De rechtbank zal in dit kader de in boek 10 BW geplaatste erkenningsregeling (naar analogie) toepassen op de afstammingsrechtelijke gevolgen van draagmoederschap.
Op grond van artikel 10:100 lid 1 BW wordt een buitenslands tot stand gekomen onherroepelijke rechterlijke beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld of gewijzigd in Nederland van rechtswege erkend, tenzij:
a. er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land;
b. aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
c. de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
De erkenning van de beslissing kan, ook wanneer daarbij een Nederlander betrokken is, niet wegens onverenigbaarheid met de openbare orde worden geweigerd op de enkele grond dat daarop een ander recht is toegepast dan uit deze titel zou zijn gevolgd (lid 2).
Uitgangspunt van de wet is dat de Amerikaanse beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld tussen verzoekers en [minderjarige] worden erkend. Dit is slechts anders indien er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land, aan de beslissingen geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan of de erkenning van de beslissingen onverenigbaar is met de openbare orde.
De rechtbank is gelet op de Amerikaanse beslissing van oordeel dat sprake is geweest van behoorlijk onderzoek en rechtspleging. Nu het draagmoederschap in de Verenigde Staten van Amerika heeft plaatsgevonden en de draagmoeder en haar partner daar woonachtig zijn, kan niet worden geoordeeld dat er voor de rechtsmacht van de Amerikaanse rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond. In deze zaak gaat het om de vraag of de openbare orde zich verzet tegen erkenning van de in het buitenland tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen zoals vastgesteld in de Amerikaanse beslissing.
Openbare orde exceptie: zorgvuldig draagmoederschapstraject?
De rechtbank acht het in het kader van de openbare orde toets van belang om te oordelen of het in het buitenland gevolgde traject van draagmoederschap zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Dit gelet op de ingrijpende gevolgen van draagmoederschap voor de rechten en verplichtingen van zowel het kind, de draagmoeder als de wensouders in kwestie. Nu de wensouders in de Amerikaanse beslissing als ouders van [minderjarige] zijn aangemerkt en nu uit DNA-onderzoek is gebleken dat de vrouw de genetische moeder is van [minderjarige] , dient hierbij naar het oordeel van de rechtbank met name te worden gekeken of de belangen van het kind en de draagmoeder voldoende in acht zijn genomen. Hierbij zijn de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking Ouderschap zoals opgenomen in het adviesrapport ‘Kind en ouders in de 21e eeuw’ van 7 december 2016 van belang en de door het kabinet in zijn brief van 12 juli 2019 (kamerstukken TK 2018/2019, 33836, nr. 45) geformuleerde waarborgen om het traject zorgvuldig en transparant te laten verlopen en zoveel mogelijk rechtszekerheid te bieden aan de draagmoeder, de wensouders en het kind.
Hieruit volgt dat het voor kinderen van groot belang is om te (kunnen) achterhalen uit wie zij zijn geboren, van wie zij genetisch afstammen en onder welke omstandigheden zij zijn ontstaan en geboren. Het recht van het kind om zijn of haar afstamming te kennen is een mensenrecht dat is opgenomen in artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
Op grond van de overgelegde stukken komt de rechtbank tot het oordeel dat het draagmoederschapstraject dat verzoekers in Californië in de VS hebben doorlopen zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Verzoekers zijn genetisch volledig verwant aan [minderjarige] . De naam van de draagmoeder en haar contactgegevens zijn bekend. Verzoekers hebben aangegeven dat haar naam en de naam van haar partner en de kinderen op het geboortekaartje van [minderjarige] staan. Op dit moment is er geen contact meer met de draagmoeder. Dit heeft er mee te maken dat er tijdens de zwangerschap complicaties zijn opgetreden en dat achteraf is gebleken dat de draagmoeder niet meer zwanger had mogen worden. Zij was hier zelf van op de hoogte, maar heeft dit niet aan de wensouders en haar eigen partner verteld. Voor voornamelijk de vrouw was het zeer moeilijk om contact te onderhouden. Zij hebben toen besloten niet meer het initiatief in het contact te zoeken. Verzoekers hebben aangegeven open te staan voor contact als [minderjarige] hieraan behoefte heeft. Voor [minderjarige] is dus zijn volledige ontstaansgeschiedenis te achterhalen.
Gebleken is dat het juridisch en genetisch ouderschap van verzoekers vanaf de geboorte van [minderjarige] is vastgesteld op grond van de beslissing van “the Superior Court of the State of California, County of Riverside”, VS, van 23 september 2015. Ook is bepaald dat de draagmoeder en haar partner geen juridische ouders zijn en dat
“legal and physical custody of any child delivered by Respondent [draagmoeder] after March 16, 2015, and before January 16, 2016 shall be with Petitioners [verzoekster] and [verzoeker] ”,een en ander in overeenstemming met de wetgeving van Californië, VS. De rechtbank kwalificeert deze Amerikaanse beslissing als een ‘ontkenning van het moederschap’ van de draagmoeder, een ontkenning van het vaderschap van de partner van de draagmoeder en een vaststelling van het ouderschap van verzoekers met gezagsrechten. Hoewel de Nederlandse wet niet de ontkenning van het moederschap kent van de moeder uit wie het kind geboren is (de ‘geboortemoeder’), kent de wet wel de mogelijkheid om de familierechtelijke betrekking met de geboortemoeder te beëindigen, namelijk langs de weg van adoptie. Het enkele feit dat een beslissing van een buitenlandse rechter niet overeenstemt met bepalingen uit het Nederlands recht, is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van onverenigbaarheid met de openbare orde.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de Amerikaanse beslissing van 23 september 2015, waarbij de familierechtelijke betrekkingen tussen [minderjarige] en de wensouders zijn vastgesteld, in Nederland wordt erkend.
Erkenning Amerikaanse geboorteakte
Voor de vraag of de Amerikaanse geboorteakte erkend kan worden, zal de rechtbank de in boek 10 BW geplaatste erkenningsregeling naar analogie toepassen. De rechtbank zal hierbij uitgaan van de vervangende geboorteakte, waarin verzoekers als ouders zijn opgenomen.
In artikel 10:101 lid 1 BW is, voor zover hier van belang, de in artikel 10:100 leden 1, onder b en c, 2 en 3 BW opgenomen erkenningsregeling van overeenkomstige toepassing verklaard op buitenslands tot stand gekomen rechtsfeiten of rechtshandelingen, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte.
De rechtbank stelt vast dat voor [minderjarige] een Amerikaanse vervangende geboorteakte is opgemaakt, waarin de wensouders – overeenkomstig de Amerikaanse beslissing die in Nederland wordt erkend – als ouders zijn opgenomen. Niet in geschil is dat dit door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is gedaan. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten voor het oordeel dat aan deze rechtshandelingen geen behoorlijk onderzoek is voorafgegaan. Daarom gaat het ook ten aanzien van deze Amerikaanse geboorteakte om de vraag of erkenning van de uit de Amerikaanse geboorteakte voortvloeiende afstammingsrelaties kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde, zoals bedoeld in artikel 10:100 lid 1 sub c BW.
Openbare orde exceptie?
Uit artikel 10:101 lid 1 BW juncto artikel 10:100 lid 2 BW volgt dat de erkenning van de buitenlandse akte, ook wanneer daarbij een Nederlander betrokken is, niet wegens onverenigbaarheid met de openbare orde kan worden geweigerd op de enkele grond dat daarop een ander recht is toegepast dan uit deze titel zou zijn gevolgd. Als uitgangspunt geldt dat het enkele feit dat het van rechtswege ontstaan van een familierechtelijke betrekking tussen [minderjarige] en verzoekers niet overeenstemt met de huidige bepalingen uit het Nederlands recht, onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van onverenigbaarheid met de openbare orde.
Uitgangspunt is dat de buitenlandse akte dient te worden erkend. Het feit dat naar het recht van de Verenigde Staten van Amerika de wensouders als juridische ouders op de geboorteakte zijn geregistreerd, is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van onverenigbaarheid met de openbare orde. Dat er sprake is van kennelijke onverenigbaarheid met de openbare orde, zoals opgenomen in artikel 10:100 lid 1 sub c BW, mag niet snel worden aangenomen. De exceptie van de Nederlandse openbare orde – waaronder kunnen worden verstaan de beginselen van waarden van juridische, sociale of morele aard, die in de eigen rechtsorde fundamenteel worden geacht – mag slechts als ultimum remedium worden ingezet. Met andere woorden: er moet sprake zijn van zulke fundamentele waarden, waarmee dat toepasselijke buitenlands recht strijdig is, dat dit recht niet wordt toegepast. Bij fundamentele waarden en normen uit de Nederlandse rechtsorde moet bijvoorbeeld gedacht worden aan het beginsel van non-discriminatie, de gelijke behandeling van man en vrouw en het recht op bescherming van het privé- en gezinsleven. Daarom wordt een beroep op de openbare orde alleen in uitzonderlijke gevallen gegrond geacht. De invulling van de vraag of sprake is van strijd met de openbare orde wordt bovendien beïnvloed door ontwikkelingen in de maatschappij en de rechtspraak.
Uit de Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 1995/96, 24649, nr. 3 (hierna: MvT), blijkt dat de wetgever destijds, bij het bepalen van de term “moeder” van het kind ook heeft stilgestaan bij de bijzondere wijzen van voortplanting. De MvT zegt daarover op pagina 7:
“De moeder van het kind is de vrouw die het kind heeft gebaard, ook als het genetische materiaal waaruit het kind is ontstaan, niet van haar afkomstig is. Het gaat mij te ver om, nu er technische mogelijkheden tot embryodonatie zijn voor alle gevallen het vaste uitgangspunt ten aanzien van het moederschap te vervangen door een vermoeden van moederschap dat zonodig door de vrouw die het kind heeft gebaard of het kind en eventueel door de vader kan worden ontkracht. Het gegeven dat de vrouw op deze wijze een kind wilde krijgen, de zwangerschap en de geboorte vormen voor deze opvatting voldoende grondslag.” Er is destijds, dus al in 1995, door de wetgever nagedacht over een mogelijkheid om het vaste uitgangspunt dat de moeder van het kind altijd de vrouw is uit wie het kind geboren is, te verlaten. Daar is weliswaar vanaf gezien, maar het idee dat de moeder een ander kan zijn, was geaccepteerd.
Hoewel destijds is afgezien van het aanpassen van de wet worden wel al stappen gezet om dat later mogelijk alsnog te doen, ingegeven door de toename van het aantal kinderen dat geboren wordt middels hoogtechnologisch draagmoederschap. Op dit moment is er een wetsvoorstel aanhangig, namelijk het “Wetsvoorstel Wet kind, draagmoederschap en afstamming” (36390). De rechtbank verwijst in dit kader ook naar de Memorie van Toelichting behorende bij dit wetsvoorstel. Hierin wordt een regeling getroffen waarin de wensouders vanaf de geboorte als ouders op de geboorteakte staan vermeld. In de toelichting wordt vermeld dat de Nederlandse openbare orde zich niet langer verzet tegen het niet vermeld staan van een geboortemoeder op de geboorteakte. Wel moet de identiteit van de geboortemoeder op termijn voor het betrokken kind te achterhalen zijn. Dit geldt ook voor de overige gegevens betreffende de genetische afstamming, zoals die van de eiceldonatrice.
Uit het voorgaande blijkt dat ook in Nederland zelf de opvattingen over wie als ouder op een geboorteakte moet worden vermeld, zijn veranderd en dat wordt gewerkt aan een wetsvoorstel dat het mogelijk maakt dat – net zoals op de vervangende geboorteakte van [minderjarige] – op de geboorteakte geen geboortemoeder staat, maar in haar plaats een wensouder. Dat alleen al is naar het oordeel van de rechtbank voldoende om te oordelen dat een dergelijke geboorteakte niet strijdig is met de Nederlandse openbare orde.
Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de vervangende geboorteakte van [minderjarige] , met de daarin vastgelegde familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming, van rechtswege in Nederland kan worden erkend.
Zijn de Amerikaanse rechterlijke beslissing en de Amerikaanse geboorteakte naar hun aard vatbaar voor opname in de registers van de burgerlijke stand?
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat de Amerikaanse beslissing overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan en dat de daarin neergelegde familierechtelijke betrekkingen naar hun aard in zijn algemeenheid vatbaar zijn voor opname in een Nederlands register van de burgerlijke stand.
De ambtenaar is zoals hierboven overwogen van mening dat de Amerikaanse geboorteakte naar zijn aard niet vatbaar is voor opname in het register van geboorte van de burgerlijke stand van ’s-Gravenhage.
De rechtbank is van oordeel dat de Amerikaanse geboorteakte naar zijn aard wel vatbaar is voor opname in het register van geboorte van de burgerlijke stand van de gemeente
’s-Gravenhage. De rechtbank verwijst hierbij naar haar uitgebreide overwegingen in eerdere jurisprudentie, waaronder de uitspraak van 29 april 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:6851). Bij inschrijving van een buitenlandse geboorteakte kunnen alle stappen die zijn gezet in het draagmoederschapstraject door het betreffende kind worden achterhaald. De in dat kader op te maken Nederlandse akte van inschrijving vermeldt ook de buitenlandse beslissing die mede aan de in te schrijven akte ten grondslag ligt alsmede de Nederlandse beschikking waarbij die inschrijving is gelast.
Uit het voorgaande volgt dat de verzochte verklaringen onder I. en V. worden toegewezen. Hieruit volgt dat de rechtbank niet meer toekomt aan het (primaire) verzoek onder IV.
Verzoeken onder II. en VI.: het gelasten van de ambtenaar tot inschrijving van de Amerikaanse geboorteakte met daarop de vermelding van de Amerikaanse beslissing
De rechtbank begrijpt de verzoeken onder II. en VI. in die zin dat verzoekers verzoeken de inschrijving te gelasten van de Amerikaanse vervangende geboorteakte van [minderjarige] en de Amerikaanse beslissing in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage, waarbij deze Amerikaanse beslissing als vermelding op de geboorteakte wordt geplaatst.
Toepasselijk recht
Nu wordt verzocht de ambtenaar te gelasten de vervangende Amerikaanse geboorteakte en Amerikaanse beslissing in te schrijven in het Nederlandse register van geboorten, zal de rechtbank het Nederlandse recht toepassen.
Juridisch kader
Op grond van artikel 1:26b BW in samenhang gelezen met artikel 1:25 lid 1 BW kan de rechtbank de inschrijving gelasten van een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte van geboorte in het register van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage, indien de akte een persoon betreft die op het ogenblik van het verzoek Nederlander is.
Artikel 1:20b BW bepaalt – voor zover hier van belang – dat op verzoek van een belanghebbende dan wel ambtshalve van akten en uitspraken die buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie zijn opgemaakt of gedaan en een overeenkomstige uitwerking hebben als de akten en rechterlijke uitspraken, bedoeld in artikel 1:20 BW, door de ambtenaar van de burgerlijke stand een latere vermelding wordt toegevoegd aan de desbetreffende in de registers van de burgerlijke stand hier te lande voorkomende geboorteakte, tenzij de Nederlandse openbare orde zich hiertegen verzet.
De rechtbank oordeelt als volgt. In het voorgaande is reeds vastgesteld dat de Amerikaanse vervangende geboorteakte van [minderjarige] en de Amerikaanse beslissing in Nederland kunnen worden erkend. Daarmee worden de familierechtelijke betrekkingen tussen verzoekers en [minderjarige] erkend. Dit betekent dat op grond van de Amerikaanse geboorteakte en Amerikaanse beslissing verzoekers de juridische ouders van [minderjarige] zijn. Daarmee stamt [minderjarige] af van Nederlandse ouders, zodat hij de Nederlandse nationaliteit aan hen ontleent. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarde voor inschrijving van de geboorteakte in het Nederlandse register.
Zoals hiervoor is vastgesteld, betreft de Amerikaanse beslissing een ‘ontkenning van het moederschap’ van de draagmoeder, een ontkenning van het vaderschap van de partner van de draagmoeder en een vaststelling van het ouderschap van verzoekers, zodat deze beslissing overeenkomt met een Nederlandse rechterlijke uitspraak zoals bedoeld in artikel 1:20 BW.
Nu deze Amerikaanse beslissing van rechtswege in Nederland kan worden erkend, dient dan ook een (latere) vermelding op de geboorteakte van [minderjarige] te worden gemaakt. Verzoekers hebben verzocht op de in te schrijven geboorteakte de Amerikaanse beslissing als vermelding op te maken in de rubriek “vermeldingen” van de akte. De rechtbank stelt vast dat het doel van het verzoek is dat een vermelding van de buitenlandse beslissing op de (nog in te schrijven) vervangende geboorteakte van [minderjarige] wordt gemaakt. De rechtbank laat het aan de ambtenaar om de wijze van vermelding te bepalen. De rechtbank zal dan ook in die zin de ambtenaar gelasten een (latere) vermelding te plaatsen op de geboorteakte van [minderjarige] . Door de Amerikaanse beslissing op de geboorteakte te vermelden, kan [minderjarige] de stappen die zijn gezet in het tot stand komen van zijn afstamming herleiden.
De rechtbank overweegt ten slotte nog het volgende.
Het gelasten van de inschrijving van de geboorteakte en de vermelding van de daaraan ten grondslag liggende Amerikaanse beslissing, is in het belang van [minderjarige] . Immers, uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Mennesson v. France (no. 65192/11, ECHR 185, 2014) en de ‘advisory opinion’ van het EHRM van 10 april 2019 (no. P16-2018-001) blijkt dat het EHRM het in het belang van het kind acht dat hij een juridische afstammingsband heeft met de personen die hem verzorgen en opvoeden, ook indien tussen hen geen genetische band bestaat. Daarbij acht het EHRM het in het belang van het kind dat de periode vanaf de geboorte van het kind totdat de juridische band met de wensouders is gevestigd, zo kort mogelijk is, zodat het kind minder lang in een onzekere positie verkeert, waarbij omstandigheden als (rechtmatig) verblijf bij de wensouders, nationaliteit en erfrecht een rol kunnen spelen.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank de verzoeken onder II. en VI. in zoverre dan ook zal toewijzen.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat de in het buitenland vastgestelde familierechtelijke betrekkingen tussen [minderjarige] en de wensouders worden erkend. Hieruit volgt dat de rechtbank niet meer toekomt aan de (subsidiaire) verzoeken gedaan onder VII. tot en met X. die zien op dan wel samenhangen met adoptie.
Het verzoek onder III.: het gezag en de aantekening in het gezagsregister
Verzoekers verzoeken vast te stellen dat uit de Amerikaanse beslissing voortvloeit dat zij het ouderlijk gezag over [minderjarige] delen. De rechtbank begrijpt dit verzoek als een verzoek om voor recht te verklaren dat zij het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uitoefenen. Verzoekers verzoeken daarnaast de griffier te gelasten hiervan aantekening te doen in het gezagsregister.
Toepasselijk recht
Nu de beslissing niet in een EU-lidstaat is gegeven en evenmin in een staat die partij is bij het HKBV 1996, noch de verordening Brussel II-ter, noch het HKBV 1961, dient de rechtbank eerst vast te stellen welk recht van toepassing is op de vraag of de Amerikaanse gezagsbeslissing voor erkenning in aanmerking komt. In dit geval dient te worden teruggevallen op het nationale internationaal privaatrecht om de erkenningsvraag te beantwoorden. De regel omtrent de erkenning is in het Nederlandse recht ongeschreven. Zij houdt in dat een beslissing in Nederland voor erkenning in aanmerking komt indien voldaan is aan vier cumulatieve vereisten:
1. de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is (waarbij aansluiting kan worden gezocht bij de bevoegdheidsgronden uit de verordening Brussel IIter of het HKBV 1996);
2. de buitenlandse beslissing is tot stand gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van een behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging (zoals bedoeld in artikel 6 EVRM);
3. de erkenning van de buitenlandse beslissing is niet in strijd met de Nederlandse openbare orde;
4. de buitenlandse beslissing is niet onverenigbaar met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat de uitspraak van “the Superior Court of the State of California, County of Riverside”, VS, waarin de ouderlijke rechten van de draagmoeder en haar partner zijn beëindigd en verzoekers gezamenlijk met het gezag over [minderjarige] zijn belast, aan alle vier de vereisten voldoen. Zoals hiervoor is overwogen, heeft het draagmoederschapstraject in de Verenigde Staten van Amerika plaatsgevonden en is de draagmoeder met haar partner in de Verenigde Staten woonachtig. De bevoegdheid van de Amerikaanse rechtbank om te beslissen over het gezag berust derhalve op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is. Daarnaast heeft de rechtbank hiervoor ook al overwogen dat er geen aanwijzingen zijn dat aan de Amerikaanse beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan. Verder is niet gebleken dat de erkenning van de beslissing van de Amerikaanse rechtbank in strijd is met de Nederlandse openbare orde of dat er sprake is van een tussen partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter dan wel van een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust.
Het voorgaande betekent dat de beslissing van de Amerikaanse rechtbank waarin verzoekers met het gezag over [minderjarige] zijn belast in Nederland wordt erkend.
Conclusie
Daarmee staat vast dat verzoekers gezamenlijk belast zijn met het gezag over [minderjarige] .
Op grond van artikel 2 aanhef en onder c van het Besluit gezagsregisters komen strikt genomen alléén buitenlandse beslissingen die van rechtswege (dus op grond van artikel 23 Haags kinderbeschermingsverdrag 1996, artikel 7 van het oudere Haags kinderbeschermingsverdrag van 1961, artikel 21 verordening Brussel II-bis of artikel 30 Brussel II ter), dus zonder dat daartoe enigerlei procedure vereist is, kunnen worden erkend, voor inschrijving in het gezagsregister in aanmerking. Uit de nota van toelichting bij het (gewijzigde) Besluit gezagsregisters volgt dat deze keuze is gemaakt, omdat in de praktijk de behoefte wordt gevoeld om ook buitenlandse beslissingen in het gezagsregister te vermelden. De reden dat alleen beslissingen die van rechtswege worden erkend in het Besluit zijn opgenomen ziet er uitsluitend op dat ten aanzien van die beslissingen geen inhoudelijke toets aangaande de erkenning hoeft te worden uitgevoerd, zodat de griffiers van de verschillende rechtbanken in staat kunnen worden geacht deze aantekening te verwerken.
In de praktijk wordt evenwel een gelijke behoefte gevoeld om buitenlandse beslissingen in het gezagsregister te vermelden waarvan de erkenning door de Nederlandse rechter is uitgesproken. Ook nadat de Nederlandse rechter in een uitspraak inhoudelijk heeft getoetst of de betreffende buitenlandse beslissing voor erkenning in aanmerking komt, kunnen de griffiers van de verschillende rechtbanken in staat worden geacht de aantekening van die buitenlandse gezagsbeslissing in combinatie met de Nederlandse erkenningsbeslissing te verwerken. De rechtbank ziet dan ook aanleiding artikel 2 aanhef en onder c van het Besluit gezagsregisters analoog toe te passen en zal de griffier gelasten om deze uitspraak, als die onherroepelijk is geworden, aan het gezagsregister toe te zenden zodat er een aantekening van de Amerikaanse beslissing van 23 september 2015 en van deze beschikking in het gezagsregister kan worden gemaakt.
Het verzoek onder III. wordt toegewezen. Hieruit volgt dat de rechtbank niet meer toekomt aan de verzoeken ten aanzien van het gezag onder XI. tot en met XIV.

Beslissing

De rechtbank:
*
verklaart voor recht dat de beslissing van “the Superior Court of the State of California, County of Riverside”, Verenigde Staten van Amerika, van 23 september 2015 waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming tussen verzoekers en [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2015 te [geboorteplaats 1] , Californië, zijn vastgesteld, van rechtswege in Nederland wordt erkend en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand;
*
verklaart voor recht dat de vervangende Amerikaanse geboorteakte van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2015 te [geboorteplaats 1] , Californië, VS, waarop verzoekers als ouders worden vermeld, van rechtswege in Nederland wordt erkend en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in het register van de burgerlijke stand van de gemeente
’s-Gravenhage;
*
gelast de inschrijving in het register van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage van de door de bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften in Californië, VS, opgemaakte geboorteakte van:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2015 te [geboorteplaats 1] , Californië, VS, registratie nummer [nummer] , afgegeven op 13 oktober 2023;
waarvan een fotokopie aan deze beschikking is gehecht;
*
bepaalt dat de ambtenaar op deze geboorteakte een (latere) vermelding plaatst van voornoemde Amerikaanse beslissing, welke beslissing de vaststelling van het ouderschap van verzoekers over [minderjarige] betreft;
*
verklaart voor recht dat beide ouders [verzoeker] en [verzoekster] gezamenlijk met het gezag over [minderjarige] zijn belast;
*
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van de buitenlandse beslissing van “the Superior Court of the State of California, County of Riverside”, Verenigde Staten van Amerika, van 23 september 2015 en de beschikking van heden voor zover deze ziet op de vaststelling dat verzoekers op grond van de Amerikaanse beslissing met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] zijn belast;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.S.F. de Nijs, rechter, bijgestaan door
mr. M.T.E. Krijger-van Huut als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 mei 2025.