ECLI:NL:GHDHA:2023:1399

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
200.326.642/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van vaderschap en adoptie in het kader van draagmoederschap met internationale aspecten

In deze zaak gaat het om de minderjarige [minderjarige], geboren uit een draagmoederschapstraject in Oekraïne. De wensvader is de biologische vader, maar de identiteit van de biologische moeder is onbekend. De wensouders, die de Duitse nationaliteit hebben, hebben [minderjarige] sinds haar geboorte verzorgd en willen dat haar geboortegegevens in Nederland worden geregistreerd, evenals hun juridische status als ouders. De rechtbank Den Haag heeft eerder hun verzoeken afgewezen, maar in hoger beroep heeft het Gerechtshof Den Haag de bestreden beschikking vernietigd. Het hof erkent de erkenning van het vaderschap door de wensvader in Duitsland en wijst de adoptie door de wensmoeder toe. Dit betekent dat de geboortegegevens van [minderjarige] in de registers van de burgerlijke stand moeten worden opgenomen en dat de wensouders als juridisch ouders worden geregistreerd. Het hof benadrukt het belang van juridische erkenning voor de minderjarige, ondanks de onduidelijkheid over haar genetische afkomst. De wensouders hebben ook een aantal aanvullende verzoeken gedaan, die het hof inhoudelijk heeft beoordeeld. De beslissing van het hof is in lijn met de bescherming van de rechten van het kind, zoals vastgelegd in het EVRM.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummer : 200.326.642/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 21-3181
zaaknummer rechtbank : C/09/611864
beschikking van de meervoudige kamer van 26 juli 2023
inzake
[appellant] en [appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de wensvader en de wensmoeder,
gezamenlijk de wensouders,
verzoekers in hoger beroep,
hierna gezamenlijk te noemen: de wensouders,
advocaten mr. S. Verhoef en mr. E.P.J. Palazzi-van Bruggen te Utrecht.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag,
zetelend te Den Haag,
hierna te noemen: de ambtenaar,
2. [draagmoeder] ,
wonende te Oekraïne,
hierna te noemen: de draagmoeder.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming, regio Haagladen,
hierna te noemen: de raad.

1.De zaak en de beschikking in het kort

1.1
Het gaat in deze zaak over de minderjarige [minderjarige] , die in Oekraïne uit de draagmoeder is geboren. De wensvader is de biologische vader van [minderjarige] . Onbekend is wie de biologische moeder van [minderjarige] is. De wensouders hebben [minderjarige] sinds haar geboorte verzorgd en opgevoed. Zij willen – kort gezegd – dat haar geboortegegevens in Nederland in de registers van de burgerlijke stand worden opgenomen en dat zij daarin als juridisch ouders van [minderjarige] geregistreerd staan, zodat de familierechtelijke betrekkingen tussen hen en [minderjarige] komen vast te staan. Ook willen zij graag worden belast met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] . De rechtbank Den Haag heeft in een beschikking van 16 januari 2023 (hierna: de bestreden beschikking) alle verzoeken van de wensouders afgewezen, ook het subsidiaire verzoek tot adoptie. Wel is de wensvader ambtshalve tot voogd over [minderjarige] benoemd. De wensouders zijn het niet eens met de beslissingen van de rechtbank. In hoger beroep verzoeken zij om hun verzoeken alsnog toe te wijzen. Ook doen zij een aantal aanvullende en gewijzigde verzoeken.
1.2
Het hof komt in deze beschikking tot een ander oordeel dan de rechtbank en vernietigt de bestreden beschikking en stelt vast dat de erkenning van het vaderschap naar Duits recht door de wensvader in Nederland wordt erkend en wijst de adoptie door de wensmoeder toe. De toewijzing van dit laatste verzoek heeft tot gevolg dat de geboortegegevens van [minderjarige] zullen moeten worden opgenomen in de registers van de burgerlijke stand, dat de wensouders als juridisch ouders van [minderjarige] zullen worden geregistreerd en dat zij het gezamenlijk gezag over [minderjarige] zullen uitoefenen. Het hof legt verderop in deze beschikking uit hoe het tot deze beslissing is gekomen. Het hof geeft hierna eerst een beschrijving van het verloop van de procedure tot nu toe en van hetgeen in hoger beroep in geschil is.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De wensouders zijn op 14 april 2023 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De ambtenaar heeft op 20 juni 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 30 juni 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
  • de wensouders, bijgestaan door hun advocaten en door mevrouw [tolk] , tolk in de Duitse taal;
  • de ambtenaar, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de ambtenaar 1] en [vertegenwoordiger van de ambtenaar 2]
De raad is niet verschenen, zoals aangekondigd bij brief van 19 mei 2023.
2.4
De advocaten van de wensouders hebben het woord gevoerd aan de hand van een overgelegde pleitnota. Daarnaast hebben zij nog een actueel productieoverzicht overgelegd.
2.5
Alvorens tot een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep te komen wenst het hof het volgende op te merken. De draagmoeder heeft de wensvader een volmacht (gedateerd op 4 maart 2021, voorzien van apostille) gegeven om alle beslissingen ten aanzien van [minderjarige] te nemen. Hoewel de draagmoeder belanghebbende is in deze zaak, heeft het hof haar - gelet op die volmacht - geen stukken doen toekomen, noch opgeroepen voor de mondelinge behandeling van 30 juni 2023.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
De wensouders zijn op [huwelijksdatum] 2014 in [plaats] , Duitsland met elkaar gehuwd. Zij zijn burgers van de Bondsrepubliek Duitsland.
3.3
De wensouders hadden een kinderwens en zij hebben, na drie vroeggeboortes, gekozen voor hoogtechnologisch draagmoederschap.
3.4
De draagmoeder, geboren op [geboortedatum draagmoeder] 1987 te [geboorteplaats draagmoeder] , Oekraïne, heeft de Oekraïense nationaliteit. De draagmoeder is gescheiden en was ten tijde van de geboorte van de minderjarige [minderjarige] ongehuwd.
3.5
De draagmoeder is na een ivf-behandeling in verwachting geraakt. Er is daarbij een embryo bij de draagmoeder geplaatst. Van de wensvader is een zaadcel gebruikt. Wensouders hebben er voor gekozen de eicellen van de wensmoeder te gebruiken tezamen met die van een anonieme eiceldonor met als gevolg dat, zonder nader onderzoek, onbekend is of de wensmoeder de biologische moeder van de embryo is.
3.6
Op [geboortedatum minderjarige] 2021 is uit de draagmoeder te [geboorteplaats minderjarige] , Oekraïne, [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ) geboren. De wensouders hebben [minderjarige] na hun geboorte opgenomen in hun gezin.
3.7
Op de overgelegde Oekraïense geboorteakte, voorzien van apostille, is op grond van het recht van Oekraïne als vader de wensvader opgenomen en als moeder de wensmoeder en draagt [minderjarige] de achternaam [geslachtsnaam wensvader] .
3.8
Uit de als productie 9 in eerste aanleg overgelegde “Auszug aus dem Staatlichen Personenstandsregister über die Geburtseintragung” (hof: de Oekraïense stukken zijn in het Duits vertaald) opgemaakt op 19 januari 2021, behorende bij de geboorteakte, volgt dat [minderjarige] met behulp van een procedure van draagmoederschap is geboren.
3.9
Op 4 maart 2021 heeft de wensvader [minderjarige] met toestemming van de draagmoeder in de Duitse ambassade te Kiev erkend.
3.1
Op 4 maart 2021 hebben de wensvader en de draagmoeder in de Duitse ambassade te Kiev een “Sorgeerklärung” ondertekend, met het oog op het tot stand komen van gezamenlijk gezag.
3.11
Uit een overgelegd DNA-onderzoek blijkt dat praktisch bewezen is dat de wensvader de biologische vader is van [minderjarige] .
3.12
[minderjarige] heeft in ieder geval de Duitse nationaliteit.
3.13
De draagmoeder heeft ten overstaan van een notaris op 27 januari 2021 verklaard – welke verklaring is voorzien van apostille – dat de wensouders de ouders van [minderjarige] , het kind waarvan zij zwanger is geweest, zijn.
3.14
De draagmoeder heeft de wensvader een volmacht (gedateerd op 4 maart 2021, voorzien van apostille) gegeven om alle beslissingen ten aanzien van [minderjarige] te nemen.
3.15
Op 25 augustus 2021is in [plaats 2] , Duitsland, een afschrift van de geboorteakte van [minderjarige] afgegeven waarop de draagmoeder als moeder en de wensvader als vader vermeld staan met een latere vermelding van de wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige] met ingang van 31 maart 2021 naar ‘ [geslachtsnaam wensvader] ’.
3.16
De raad heeft bij brief van 9 juni 2021 aangegeven dat zij geen onderzoek gaan doen en dat hij geen bezwaar heeft tegen het verzoek.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verzoeken van de wensouders om 1) de geboortegegevens van [minderjarige] vast te stellen, 2) de wensvader te belasten met het ouderlijk gezag over [minderjarige] , 3) de adoptie van [minderjarige] door de wensmoeder uit te spreken, 4) vast te stellen dat met ingang van de datum waarop de beslissing aangaande de adoptie onherroepelijk is geworden aan de wensouders het gezamenlijk gezag over [minderjarige] zal worden toegekend en 5) de geslachtsnaam van [minderjarige] vast te stellen in die zin dat zij [geslachtsnaam wensvader] zal heten, afgewezen. Verder heeft de rechtbank ambtshalve de wensvader tot voogd over [minderjarige] benoemd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De wensouders verzoeken het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het betreft de afwijzing van het verzochte en, opnieuw rechtdoende, zo nodig onder aanvulling of verbetering van gronden:
Ten aanzien van [minderjarige]
Primair:
a. voor recht te verklaren dat de Duitse geboorteakte vatbaar is voor opneming in de registers en het gelasten van de inschrijving daarvan;
Subsidiair:
de geboortegegevens van [minderjarige] vast te stellen zoals hierna vermeld en de inschrijving daarvan te gelasten:
i.
primair:
Geslachtsnaam: [geslachtsnaam wensvader]
Voornamen: [minderjarige]
Geboortedatum: [geboortedatum minderjarige] 2021
Tijdstip: 14.15 uur
Geboorteplaats: [geboorteplaats minderjarige] , Oekraïne
Geslacht: vrouwelijk
Geslachtsnaam moeder: [geslachtsnaam draagmoeder]
Voornamen moeder: [voornaam draagmoeder]
Geboortedatum moeder: [geboortedatum draagmoeder] 1987
Geboorteplaats moeder: [geboorteplaats draagmoeder] , Oekraïne
ii.
subsidiair:
Geslachtsnaam: [geslachtsnaam draagmoeder]
Voornamen: [minderjarige]
Geboortedatum: [geboortedatum minderjarige] 2021
Tijdstip: 14.15 uur
Geboorteplaats: [geboorteplaats minderjarige] , Oekraïne
Geslacht: vrouwelijk
Geslachtsnaam moeder: [geslachtsnaam draagmoeder]
Voornamen moeder: [voornaam draagmoeder]
Geboortedatum moeder: [geboortedatum draagmoeder] 1987
Geboorteplaats moeder: [geboorteplaats draagmoeder] , Oekraïne
de geslachtsnaam van [minderjarige] vast te stellen in die zin dat zij [geslachtsnaam wensvader] zal heten of voor recht te verklaren dat de geslachtsnaam van [minderjarige] [geslachtsnaam wensvader] zal blijven;
Ten aanzien van de wensvader
Primair:
vast te stellen dat de erkenning van [minderjarige] door de wensvader op 4 maart 2021 bij de Duitse ambassade in Kiev, Oekraïne rechtsgeldig heeft plaatsgevonden als gevolg waarvan de wensvader juridisch vader van [minderjarige] is geworden;
Subsidiair:
een bijzondere curator te benoemen over [minderjarige] opdat de rechtbank door de bijzondere curator kan worden verzocht het vaderschap gerechtelijk vast te stellen, en, het vaderschap van de wensvader ten aanzien van [minderjarige] gerechtelijk vast te stellen;
Meer subsidiair:
de adoptie van [minderjarige] door de wensvader uit te spreken;
de wensvader alleen, onder uitsluiting van de draagmoeder, te belasten met het ouderlijk gezag over [minderjarige] ;
Ten aanzien van de wensmoeder
de adoptie van [minderjarige] door de wensmoeder uit te spreken; en, voor recht te verklaren dat na de adoptie van [minderjarige] de familierechtelijke betrekkingen tussen de wensvader en [minderjarige] in stand blijven; en, de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag te gelasten een latere vermelding betreffende adoptie toe te voegen aan de geboorteakte van [minderjarige] ;
vast te stellen dat aan de wensouders gezamenlijk het gezag over [minderjarige] zal worden toegekend;
voorwaardelijk, indien verzoeken c t/m f worden afgewezen:
de wensmoeder gezamenlijk met de wensvader tot voogd over [minderjarige] te benoemen.

5.De motivering van de beslissing

Inleiding
5.1
Het gaat in deze zaak om een minderjarige die is geboren na een hoogtechnologisch draagmoederschapstraject. In zo’n traject worden de eicellen van de wensmoeder of een eiceldonor bevrucht met zaadcellen van de wensvader of een zaaddonor. Vervolgens wordt er een door die bevruchting ontstaan embryo in de baarmoeder van de draagmoeder geplaatst. De wensouders in deze zaak hadden daar een draagmoeder uit Oekraïne toe bereid gevonden. Het embryo waaruit de minderjarige is voortgekomen is ontstaan uit een zaadcel van de wensvader en een eicel van of de wensmoeder of een anonieme eiceldonor. Het traject heeft in Oekraïne plaatsgevonden en [minderjarige] is daar ook geboren. De wensouders hebben de Duitse nationaliteit en wonen inmiddels vijf jaren in Nederland. Zij hebben [minderjarige] na haar geboorte meegenomen naar Nederland en haar sindsdien hier verzorgd en opgevoed.
5.2
De wensouders hebben verschillende juridische zaken, zoals de geboortegegevens van [minderjarige] en de familierechtelijke betrekkingen, geregeld in Oekraïne (naar Oekraïens recht), bij de Duitse ambassade in Oekraïne en bij de Duitse ambtenaar van de burgerlijke stand in hun voormalige woonplaats [plaats 2] (in beide gevallen naar Duits recht). Het doel van de wensouders in deze procedure is om de geboortegegevens van [minderjarige] (ook) in Nederland te laten opnemen in de registers van de burgerlijke stand en om de familierechtelijke betrekkingen tussen hen en [minderjarige] hier te laten erkennen en/of vast te stellen. Ook willen zij beiden met het gezag over [minderjarige] worden belast. Om dit te bewerkstelligen, hebben de wensouders bij de rechtbank verschillende verzoeken gedaan. De rechtbank heeft deze verzoeken afgewezen omdat – kort gezegd – onduidelijk is of de wensmoeder de genetische moeder is van [minderjarige] . De wensouders weten namelijk niet of er een eicel is gebruikt van de wensmoeder of van een anonieme eiceldonatrice en zij hebben er vooralsnog voor gekozen geen DNA-onderzoek te laten verrichten om daar duidelijkheid over te verkrijgen. De rechtbank heeft geoordeeld dat dit strijdigheid oplevert met een beginsel en waarde die in de Nederlandse rechtsorde als fundamenteel wordt beschouwd, omdat [minderjarige] daarmee niet in staat is met zekerheid te achterhalen van wie zij genetisch afstamt. De rechtbank heeft daarbij benadrukt dat het in het belang is van [minderjarige] om te worden voorgelicht over haar ontstaansgeschiedenis en dat zij het recht heeft om te weten van wie zij afstamt. Ook het verzoek tot adoptie is op die grond afgewezen.
5.3
De wensouders zijn het niet eens met de afwijzing van hun verzoeken door de rechtbank. Zij vragen het hof om daar opnieuw naar te kijken en doen ook enkele aanvullende en gewijzigde verzoeken. Het hof stelt voorop dat dit is toegestaan op grond van artikel 283 jo. 362 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het is het hof niet gebleken van strijd met de goede procesorde. Het doel dat de wensouders met deze procedure willen bereiken is precies hetzelfde gebleven en niet gesteld of gebleken is dat de ambtenaar onredelijk in zijn verdediging is bemoeilijkt door de aanvulling en de wijziging van de verzoeken. De ambtenaar heeft ook geen bezwaar gemaakt tegen de wijziging en aanvulling van de verzoeken en heeft daarop inhoudelijk gereageerd in zijn verweerschrift en ter zitting. Het hof zal daarom alle verzoeken hierna inhoudelijk beoordelen. Aangezien het een zaak betreft met internationale aspecten, zal het hof ook telkens beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van het betreffende verzoek en vaststellen welk recht op dat verzoek van toepassing is.
De Duitse geboorteakte
5.4
De wensouders hebben een Duitse geboorteakte van [minderjarige] overgelegd, waarin de draagmoeder is opgenomen als moeder en de wensvader als vader. Ook volgt uit die akte een latere vaststelling van de geboortenaam ‘ [geslachtsnaam wensvader] ’. Het primaire verzoek van de wensouders is om voor recht te verklaren dat deze Duitse geboorteakte vatbaar is voor opneming in de registers en om de inschrijving daarvan te gelasten. Zij menen dat de Duitse geboorteakte voor erkenning in Nederland in aanmerking komt op grond van artikel 10:101 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De Duitse ambassade heeft naar Duits recht verklaard dat de draagmoeder de juridisch moeder is en de wensvader de juridisch vader en dat [minderjarige] de geslachtsnaam van de draagmoeder heeft verkregen, aldus de wensouders. Vervolgens is de originele geboorteakte van [minderjarige] afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats in Duitsland waar de wensouders voor hun vertrek naar Nederland hun woonplaats hadden. Bij die aangifte hebben zij ook gekozen voor de geslachtsnaam ‘ [geslachtsnaam wensvader] ’.
5.5
De ambtenaar heeft verweer gevoerd tegen dit primaire verzoek van de wensouders. Hij stelt dat als een akte op grond van artikel 10:101 BW in Nederland kan worden erkend, dit niet meebrengt dat ook gelijk een inschrijving daarvan in de registers van de burgerlijke stand mogelijk of noodzakelijk is. De ambtenaar kan niet uit de Duitse geboorteakte afleiden hoe, waar en wanneer de geslachtsnaamswijziging tot stand zou zijn gekomen, terwijl die gegevens wel relevant zijn als inschrijving in de Nederlandse registers zou moeten plaatsvinden. Ook ontbreekt een latere vermelding van de erkenning van [minderjarige] door de wensvader, die na de geboorte heeft plaatsgevonden. Als de Duitse akte letterlijk zou worden ingeschreven, zou dat suggereren dat [minderjarige] staande huwelijk van de daarin opgenomen ouders is geboren, en steeds de geslachtsnaam [geslachtsnaam wensvader] zou hebben gehad, aldus de ambtenaar.
Het juridisch kader
5.6
Om te beginnen stelt het hof ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak internationaal bevoegd is om een inhoudelijke beslissing te geven over het verzoek met betrekking tot de erkenning van de Duitse geboorteakte. In dit geval is de bevoegdheidsregel van artikel 3 Rv van toepassing. In artikel 3 aanhef en sub a Rv staat dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft als (een van) de verzoeker(s) of een van de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden zijn woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Het peilmoment is het tijdstip waarop de zaak in eerste aanleg aanhangig is gemaakt bij de Nederlandse rechter. Zowel de wensouders als [minderjarige] waren op het moment dat het verzoekschrift bij de rechtbank werd ingediend woonachtig in Nederland.
5.7
Voordat het hof overgaat tot de inhoudelijke beoordeling van het primaire verzoek van de wensouders met betrekking tot de Duitse geboorteakte, vermeldt het hof wat daarover in de wet staat.
5.8
Op grond van artikel 10:101 lid 1 BW wordt een buitenslands tot stand gekomen rechtsfeit of rechtshandeling waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte, van rechtswege in Nederland erkend, tenzij sprake is van een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 10:100 lid 1 sub b (gebrek aan behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging vooraf) of sub c BW (erkenning is kennelijk onverenigbaar met de openbare orde). Volgens artikel 10:101 lid 2 BW doet de weigeringsgrond bedoeld in artikel 10:100 lid 1 sub c BW zich met betrekking tot de erkenning in elk geval voor:
indien deze is verricht door een Nederlander die naar Nederlands recht niet bevoegd zou zijn het kind te erkennen;
indien, wat de toestemming van de moeder of het kind betreft, niet is voldaan aan de vereisten van het recht dat ingevolge artikel 10:95 lid 3 BW toepasselijk is, of;
indien de akte kennelijk op een schijnhandeling betrekking heeft.
Het oordeel van het hof
5.9
Niet in geschil is dat de Duitse geboorteakte is opgemaakt door een aldaar bevoegde instantie, waarbij de plaatselijke voorschriften in acht zijn genomen. In zoverre zou de Duitse geboorteakte in Nederland dus voor erkenning in aanmerking kunnen komen op grond van artikel 10:101 lid 1 BW. Naar het oordeel van het hof is geen sprake van strijd met de openbare orde als bedoeld in artikel 10:100 lid 1 sub c BW, omdat in de Duitse geboorteakte – anders dan in de Oekraïense geboorteakte – de draagmoeder en de wensvader als ouders zijn opgenomen. [minderjarige] is geboren uit de draagmoeder en gebleken is dat de wensvader het kind naar Duits recht heeft erkend en op grond daarvan de vader is van [minderjarige] . Toch zal het hof het primaire verzoek van de wensouders om voor recht te verklaren dat de Duitse geboorteakte vatbaar is voor opneming in de registers en om de inschrijving daarvan te gelasten, niet toewijzen. Het hof legt dat als volgt uit. Zoals de ambtenaar in zijn verweerschrift en ter zitting heeft aangevoerd, zou inschrijving ertoe leiden dat in de registers wordt vastgelegd dat de wensvader vanaf de geboorte van [minderjarige] de juridische vader was terwijl de erkenning later heeft plaatsgevonden en in een andere akte is vastgelegd. Verder mist er nog informatie over de geslachtsnaamswijziging die klaarblijkelijk heeft plaatsgevonden in Duitsland. Met de ambtenaar is het hof van oordeel dat op basis van de Duitse geboorteakte zou kunnen worden geconcludeerd dat de draagmoeder en de vader vanaf de geboorte de juridische ouders van [minderjarige] zijn geweest, hetgeen onjuist is. Het hof vindt het van belang voor [minderjarige] dat alle stappen die zijn gezet binnen het draagmoederschapstraject ook tot uitdrukking komen in de Nederlandse registers, zodat deze stappen voor haar op latere leeftijd kenbaar zijn. Bij een op een inschrijving van de Duitse geboorteakte zoals deze op dit moment luidt, zou dat niet het geval zijn.
5.1
Uit het voorgaande volgt dat het hof het verzoek met betrekking tot het gelasten van de inschrijving van de Duitse geboorteakte zal afwijzen. Het hof komt daarom hieronder toe aan de beoordeling van het subsidiaire verzoek van de wensouders tot vaststelling van de geboortegegevens van [minderjarige] .
De vaststelling van de geboortegegevens
5.11
Subsidiair verzoeken de wensouders om de geboortegegevens van [minderjarige] vast te stellen, primair met de geslachtsnaam ‘ [geslachtsnaam wensvader] ’ en subsidiair met de geslachtsnaam ‘ [geslachtsnaam draagmoeder] ’. [minderjarige] heeft niet de Nederlandse nationaliteit en valt niet onder de reikwijdte van art. 8 sub a of b van de Vreemdelingenwet, maar als een van de verzoeken inzake het juridisch ouderschap van de wensouders wordt toegewezen kunnen de geboortegegevens volgens de wensouders worden vastgesteld op grond van art. 1:25c lid 1 sub c BW. Indien geen van de verzoeken inzake het juridisch ouderschap wordt toegewezen, verzoeken de wensouders analoog aan art. 1:25c lid 1 sub b BW de geboortegegevens vast te stellen, nu [minderjarige] rechtmatig in Nederland verblijft vanwege haar Duitse nationaliteit. De ambtenaar heeft in zijn verweerschrift opgemerkt dat eerst als een adoptie wordt uitgesproken, sprake kan zijn van een grondslag om te komen tot de vaststelling van de geboortegegevens van [minderjarige] in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand.
Het juridisch kader
5.12
Ook met betrekking tot het verzoek tot vaststelling van de geboortegegevens geldt dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 3 aanhef en sub a Rv internationaal bevoegd is om daarvan kennis te nemen. Het hof verwijst naar 5.6 van deze beschikking. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat Nederlands recht van toepassing is op het verzoek, omdat het gaat om het vaststellen van de geboortegegevens teneinde deze gegevens op te nemen in de Nederlandse registers.
5.13
Artikel 1:25c lid 1 BW bepaalt dat indien ten aanzien van een buiten Nederland geboren persoon geen akte van geboorte overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of kan worden overgelegd, de rechtbank Den Haag op verzoek van het openbaar ministerie, van een belanghebbende of van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haagde voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens kan vaststellen, indien:
die persoon Nederlander is of te eniger tijd Nederlander dan wel Nederlands onderdaan niet-Nederlander is geweest;
die persoon rechtmatig verblijft op grond van artikel 8, onder c en d, van de Vreemdelingenwet 2000;
op grond van Boek 1 BW een latere vermelding aan de akte van geboorte moet worden toegevoegd.
Het oordeel van het hof
5.14
Zoals verderop in deze beschikking zal blijken, zal het hof het verzoek tot adoptie van [minderjarige] door de wensmoeder toewijzen. Dat betekent dat is voldaan aan de grond in artikel 1:25c lid 1 sub c BW, omdat een latere vermelding aan de geboorteakte van [minderjarige] zal moeten worden toegevoegd. Het hof zal in deze beschikking daarom de geboortegegevens van [minderjarige] vaststellen. Daarbij zal het hof de ambtenaar gelasten een latere vermelding van de erkenning door de wensvader en van de geslachtsnaamwijziging aan de (nog op te maken) geboorteakte van [minderjarige] toe te voegen. De wensouders hebben daar weliswaar niet expliciet om verzocht, maar het hof ziet aanleiding om op dit punt ambtshalve de rechtsgronden aan te vullen, aangezien het de bedoeling is van de wensouders dat de wensvader als juridisch ouder van [minderjarige] geregistreerd komt te staan en dat haar geslachtsnaam ‘ [geslachtsnaam wensvader] ’ luidt. Het hof zal hierna achtereenvolgens ingaan op de geboortegegevens van [minderjarige] , de erkenning door de wensvader en de geslachtsnaamwijziging.
5.15
De gegevens voor het opmaken van een geboorteakte zal het hof als volgt vaststellen, conform hetgeen de ambtenaar op pagina 6 van zijn verweerschrift in hoger beroep heeft geschreven:
Geslachtsnaam: [geslachtsnaam draagmoeder]
Voornamen: [minderjarige]
Geboortedatum: [geboortedatum minderjarige] -2021
Tijdstip geboorte: 14.15 uur
Geboorteplaats: [geboorteplaats minderjarige] , Oekraïne
Geslacht: Vrouwelijk
Geslachtsnaam moeder: [geslachtsnaam draagmoeder]
Voornamen moeder: [voornaam draagmoeder]
Geboortedatum moeder: [geboortedatum draagmoeder] - 1987
Geboorteplaats moeder: [geboorteplaats draagmoeder] , Oekraïne
5.16
Met betrekking tot de latere vermelding van erkenning geldt dat het hof eerst zal moeten vaststellen of de erkenning van [minderjarige] door de wensvader bij de Duitse ambassade in Kiev voor erkenning in Nederland in aanmerking komt. Naar het oordeel van het hof is dat het geval. De wensouders hebben een consulaire akte overgelegd van de Duitse ambassade, waaruit volgt dat de wensvader [minderjarige] op 4 maart 2021 met toestemming van de draagmoeder heeft erkend. Niet gesteld of gebleken is dat deze akte niet zou zijn opgemaakt door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften als bedoeld in artikel 10:101 lid 1 BW. Evenmin is gebleken dat is voldaan aan een van de weigeringsgronden in artikel 10:100 lid 1 sub b of sub c jo. artikel 10:101 lid 2 BW. Dat betekent dat de erkenning van [minderjarige] door de wensvader van rechtswege wordt erkend in Nederland. Het hof zal de ambtenaar daarom gelasten een latere vermelding van de erkenning op 4 maart 2021 door de wensvader aan de (nog op te maken) geboorteakte van [minderjarige] toe te voegen op basis van de consulaire akte afgegeven door de Duitse ambassade te Kiev.
5.17
Ten aanzien van de geslachtsnaamswijziging overweegt het hof als volgt. Op grond van artikel 10:24 lid 1 BW worden, indien de geslachtsnaam of de voornamen van een persoon ter gelegenheid van de geboorte buiten Nederland zijn vastgelegd of als gevolg van een buiten Nederland tot stand gekomen wijziging in de persoonlijke staat zijn gewijzigd en zijn neergelegd in een overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte, de aldus vastgestelde of gewijzigde geslachtsnaam of voornamen in Nederland erkend. Uit de door de wensouders overgelegde Duitse geboorteakte volgt dat een latere bepaling van de geslachtsnaam van [minderjarige] (‘ [geslachtsnaam wensvader] ’) heeft plaatsgevonden. Uit de akte volgt dat deze wijziging op 31 maart 2021 in werking is getreden. De ambtenaar heeft daarover naar voren gebracht dat niet uit de akte blijkt hoe, waar en wanneer de geslachtsnaamswijziging heeft plaatsgevonden. Het hof gaat er echter vanuit dat de datum waarop de geslachtsnaamswijziging tot stand is gekomen gelijk is aan de datum van inwerkingtreding, te weten 31 maart 2021, omdat het hof niet is gebleken van een bepaling in het Duitse recht waaruit volgt dat de geslachtsnaamswijziging pas op een later moment in werking treedt dan het moment van de naamskeuze. Het hof gaat er daarnaast vanuit dat de keuze voor de geslachtsnaam heeft plaatsgevonden in [plaats 2] , aangezien de betreffende Duitse geboorteakte daar is opgemaakt en de wensouders dit ook in hun stukken en ter zitting hebben verklaard. Het voorgaande in acht genomen, zal het hof de ambtenaar eveneens gelasten een latere vermelding van de geslachtsnaamswijziging aan de (nog op te maken) geboorteakte van [minderjarige] toe te voegen per 31 maart 2021.
Het gezag van de wensvader
5.18
Uit 5.16 volgt dat een latere vermelding van de erkenning van [minderjarige] door de wensvader aan de (nog op te maken) geboorteakte zal worden toegevoegd. Dat betekent dat ook in Nederland komt vast te staan dat de wensvader de juridisch ouder van [minderjarige] is. Daarom komt het hof toe aan het verzoek met betrekking tot het gezag. De wensouders verzoeken op grond van artikel 1:253c BW te beslissen dat de draagmoeder niet langer het gezag over [minderjarige] uitoefent en om de wensvader te belasten met het eenhoofdig gezag. Volgens de wensouders is het in het belang van [minderjarige] om de juridische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie. De wensvader beslist, samen met de wensmoeder, over de opvoeding van [minderjarige] . Er is nooit een basis of intentie voor de uitoefening van het gezamenlijk gezag met de draagmoeder aanwezig geweest.
Het juridisch kader
5.19
Het hof moet ambtshalve vaststellen of de Nederlandse rechter internationaal bevoegd is om een beslissing te geven over het verzoek van de wensvader om hem met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] te belasten. Omdat dit verzoek een kwestie van ouderlijke verantwoordelijkheid is en het verzoekschrift in eerste aanleg is ingediend vóór 1 augustus 2022, beoordeelt het hof de bevoegdheid van de Nederlandse rechter aan de hand van de Verordening Brussel II-bis in samenhang met het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996, waar Oekraïne partij bij is. Gelet op artikel 60 van Verordening Brussel II-bis is deze verordening van toepassing boven het Haags Kinderbeschermingsverdrag indien het betrokken kind zijn gewone verblijfplaats op het grond gebied van een lidstaat heeft. In artikel 8 lid 1 van de Verordening Brussel II-bis staat dat in beginsel bevoegd zijn de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Aangezien [minderjarige] haar gewone verblijfplaats op dat tijdstip in Nederland had, is de Nederlandse rechter bevoegd. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het Nederlandse recht op dit verzoek van toepassing is, gelet op het bepaalde in artikel 16 lid 1 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996.
5.2
Voordat het hof overgaat tot de inhoudelijke beoordeling van het verzoek van de wensvader om hem met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] te belasten, vermeldt het hof wat daarover in de wet staat.
5.21
Op grond van artikel 1:253c lid 1 BW kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Uit het derde lid volgt dat wanneer de andere ouder het gezag over het kind uitoefent, het verzoek om de tot het gezag bevoegde ouder, bedoeld in het eerste lid, alleen met het gezag te belasten slechts wordt ingewilligd, indien de rechtbank dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt.
Het oordeel van het hof
5.22
Uit de overgelegde stukken en hetgeen op de zitting in hoger beroep is besproken volgt naar het oordeel van het hof dat de draagmoeder nooit de intentie heeft gehad om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] op zich te nemen. Zij heeft de wensvader bij de Duitse ambassade in Kiev, Oekraïne een volmacht verleend om alle beslissingen over [minderjarige] alleen te nemen. [minderjarige] wordt al sinds haar geboorte feitelijk verzorgd en opgevoed door de wensouders. Het hof acht het gelet hierop in haar belang wenselijk dat de wensvader alleen, zonder de draagmoeder, met het gezag over [minderjarige] zal worden belast. Het hof wijst het verzoek onder d) dan ook toe.
De adoptie van [minderjarige] door de wensmoeder
5.23
In hoger beroep vragen de wensouders het hof het verzoek tot adoptie van [minderjarige] door de wensmoeder alsnog toe te wijzen. Zij stellen dat de adoptie wel degelijk in haar belang is, omdat de juridische situatie dan in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie. De wensmoeder wordt op die manier in staat gesteld om belangrijke beslissingen over [minderjarige] te kunnen nemen. Op dit moment heeft de wensmoeder geen enkele juridische status ten opzichte van [minderjarige] , hetgeen niet in haar belang is. In vergelijkbare zaken kwamen rechtbanken ondanks het gebruik van (mogelijk) anonieme donoren tot de conclusie dat de adoptie in het licht van art. 8 EVRM in het belang van het kind moet worden geacht. De wensouders benadrukken dat zij anders dan de rechtbank heeft aangenomen van plan zijn om [minderjarige] te informeren over haar ontstaansgeschiedenis. Wensouders zijn naar hun zeggen bij de rechtbank overvallen door de vragen ten aanzien van de biologische afkomst van [minderjarige] . Ten onrechte is de rechtbank er vanuit gegaan dat de moeder geen DNA-test zal gaan doen en [minderjarige] niet over haar biologische afkomst zal voorlichten.
Het juridisch kader
5.24
De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot adoptie op grond van artikel 3 aanhef en sub a Rv. Het hof verwijst naar 5.6 van deze beschikking. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat op grond van artikel 10:105 BW op het adoptieverzoek het Nederlandse recht van toepassing is. Verder volgt nog uit artikel 10:105 lid 2 BW dat op de toestemming dan wel de raadpleging of de voorlichting van de ouders van het kind of van andere personen of instellingen het recht toepasselijk is van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit. Nu [minderjarige] de Duitse nationaliteit bezit, is op de toestemming daarmee Duits recht van toepassing.
5.25
Voordat het hof overgaat tot de inhoudelijke beoordeling van het verzoek tot adoptie van [minderjarige] door de wensmoeder, vermeldt het hof wat daarover in de wet staat.
5.26
Op grond van artikel 1:227 lid 1 BW geschiedt adoptie door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. Het tweede lid bepaalt onder meer dat het verzoek door de adoptant die echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder is, slechts kan worden gedaan, indien hij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd. Die voorwaarde geldt evenwel niet indien het kind is of wordt geboren binnen de relatie van de adoptant en die ouder. Op grond van het derde lid kan het verzoek tot adoptie alleen worden toegewezen indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 228, wordt voldaan. Uit artikel 1:228 lid 1 BW volgt vervolgens dat de voorwaarden voor adoptie zijn:
a) dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaren of ouder is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken; hetzelfde geldt, indien de rechter is gebleken van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek van een minderjarige die op de dag van het verzoek de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, maar in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake;
b) dat het kind niet is een kleinkind van een adoptant;
c) dat de adoptant of ieder der adoptanten ten minste achttien jaren ouder dan het kind is;
d) dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
e) dat de minderjarige moeder van het kind op de dag van het verzoek de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt;
f) dat de adoptant of de adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed; indien de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder of adoptiefouder het kind adopteert en zij gezamenlijk het kind gedurende ten minste een jaar hebben verzorgd en opgevoed wordt de periode van een jaar voor de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel gerekend vanaf het moment van feitelijk gezamenlijk verzorgen en opvoeden;
g) dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben. Indien evenwel de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder het kind adopteert, geldt dat deze ouder alleen of samen met voornoemde echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel het gezag heeft.
5.27
Op de toestemming voor adoptie zijn artikelen 1746 en 1747 van het Duitse Bürgerliche Gesetzbuch (BGB) van toepassing. Op grond van artikel 1746 is de toestemming van het kind vereist, waarbij voor een kind van jonger dan 14 jaar enkel de wettelijk vertegenwoordiger de toestemming kan verlenen. Op grond van artikel 1747 BGB is tevens de toestemming van de geboortemoeder vereist. Deze toestemming kan op grond van het tweede lid worden gegeven vanaf het moment dat het kind acht weken oud is.
Het oordeel van het hof
5.28
Het hof stelt voorop, zoals de rechtbank ook reeds heeft overwogen, dat het voor kinderen van groot belang is om te (kunnen) achterhalen uit wie zij zijn geboren, van wie zij genetisch afstammen en onder welke omstandigheden zij zijn ontstaan en geboren. In Nederland wordt het kunnen achterhalen van die ontstaansgeschiedenis door een kind als een van de kernwaarden beschouwd als het gaat om draagmoederschap. Uit de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking Ouderschap in het rapport ‘Kind en ouders in de 21ste eeuw’ volgt dat het van belang is dat deze kernwaarde wordt gewaarborgd.
5.29
In deze zaak speelt aan de ene kant het belang van [minderjarige] bij het kunnen achterhalen van haar afstammingsinformatie, en aan de andere kant haar belang bij het hebben van een (juridische) status ten opzichte van de wensouders. Het hof meent dat het belang van het hebben van een juridische status het zwaarst dient te wegen.
5.3
Het hof constateert dat in de onderhavige zaak toewijzing van het adoptieverzoek de enige mogelijkheid vormt om een familierechtelijke betrekking tussen [minderjarige] en de wensmoeder tot stand te brengen in Nederland. Het hof acht het met de rechtbank onwenselijk dat de bevruchting van de embryo zo tot stand is gekomen dat zonder DNA-test niet kan worden achterhaald of de eicel van de moeder of van de anonieme donor is bevrucht. Het gebruik van een anonieme donor is in strijd met het belang van [minderjarige] . De onzekerheid omtrent de herkomst van de eicel zou in ieder geval kunnen, en naar het oordeel van het hof moeten, worden verminderd door het bieden van uitsluitsel over de vraag of daadwerkelijk gebruik is gemaakt van een eicel van een anonieme donor of van de wensmoeder. Dit alles neemt niet weg dat het belang dat [minderjarige] heeft bij het tot stand brengen van de juridische band met de wensmoeder middels adoptie dient te prevaleren boven haar recht op informatie over haar genetische afstamming. Het hof verwijst daarvoor naar de rechtspraak van het EHRM. Zoals blijkt uit de Advisory opinion van het EHRM van 10 april 2019 (P16-2018-001) heeft het kind een groot belang bij de juridische erkenning van de feitelijke ouder-kind relatie, ook als een van de ouder niet biologisch verwant is aan het kind. De absolute onmogelijkheid om erkenning te verkrijgen van de relatie tussen een kind dat door middel van draagmoederschap in het buitenland is geboren en de wensmoeder, is daarmee onverenigbaar. Het EHRM laat in het midden op welke wijze deze ‘erkenning’ dient te geschieden: artikel 8 EVRM brengt niet de verplichting mee voor staten om de gegevens van een buitenlandse geboorteakte te registeren voor zover daarin de wensmoeder als de juridische moeder wordt aangewezen, maar – afhankelijk van de omstandigheden van het geval – kunnen ook andere middelen deze belangen dienen.
5.31
Het hof acht het in het belang van [minderjarige] dat de wensouders hebben aangegeven dat binnen afzienbare tijd in ieder geval duidelijkheid zal worden of de wensmoeder de biologische moeder van [minderjarige] is. De wensmoeder heeft in het verleden meerdere onvoldragen zwangerschappen doorgemaakt. Zij heeft daar klachten aan overgehouden behorend bij een posttraumatische stressstoornis en volgt daarvoor momenteel een traumagerichte therapie (EMDR en cognitieve gedragstherapie). De wensmoeder heeft in hoger beroep een verklaring overgelegd van haar behandeld GZ-psycholoog waaruit volgt dat de psycholoog vreest dat het een averechts effect zal hebben om op dit moment een DNA-test af te dwingen. De psycholoog acht de kans heel groot dat de wensmoeder na de therapie in staat is om vrijwillig een DNA-test te laten afnemen. Op de zitting in hoger beroep heeft de wensmoeder eveneens verklaard dat zij ernaartoe werkt om een DNA-test te laten afnemen en om [minderjarige] in te lichten over haar ontstaansgeschiedenis. Gebleken is dat de wensouders daarin al concrete stappen hebben ondernomen, zoals het inschakelen van een familiepsycholoog die op termijn het gesprek met [minderjarige] en de wensouders zou kunnen voeren. Het hof vindt het goed om te zien dat de wensouders hiermee aan de slag zijn gegaan en benadrukt nogmaals dat het van groot belang is voor [minderjarige] dat er uiteindelijk een DNA-test zal volgen en dat zij op enig moment zal worden ingelicht over de resultaten daarvan. Het hof is er op grond van de overgelegde stukken en hetgeen op de zitting in hoger beroep is besproken van overtuigd dat de wensouders dat ook daadwerkelijk zullen gaan doen.
5.32
Gelet op de hiervoor genoemde specifieke omstandigheden van het geval, zal het hof het verzoek tot adoptie van [minderjarige] door de wensmoeder toewijzen. Er is voldaan aan de voorwaarden voor een partneradoptie als bedoeld in de artikelen 1:227 en 1:228 BW. Met betrekking tot de verzorgingstermijn van een jaar zoals deze volgt uit artikel 1:228 lid 1 onder f BW overweegt het hof dat in de onderhavige zaak sprake is van een bijzondere situatie, waarbij deze termijn geen redelijk doel meer dient. De wensouders dragen al sinds de geboorte van [minderjarige] de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding. De draagmoeder heeft daarin geen enkele bemoeienis gehad. Van de draagmoeder uit wie ze geboren is en die nu nog steeds haar juridische moeder is heeft ze verder niets meer te verwachten. De wensouders zijn haar dagelijkse verzorgers bij wie ze zal opgroeien. Het hof zal daarom aan dit vereiste voorbijgaan.
5.33
Het hof overweegt dat het Duitse recht een toestemmingsvereiste voor adoptie kent voor het kind, dat afgegeven dient te worden door haar wettelijk vertegenwoordiger, nu zij nog geen 14 jaar oud is. Gelet op de door de draagmoeder op 4 maart 2021 afgegeven volmacht is de wensvader de wettelijk vertegenwoordiger van [minderjarige] . Diens verzoek impliceert daarmee de toestemming van [minderjarige] . Voor de vereiste toestemming van de draagmoeder geldt het volgende. De door de draagmoeder afgegeven verklaring van 27 januari 2021 waarin de draagmoeder bevestigt dat de wensouders de ouders zijn van [minderjarige] en de volmacht van 4 maart 2021 bevatten geen expliciete toestemming voor adoptie door de draagmoeder. Gelet op de inhoud en daaruit blijkende intentie is het hof evenwel van oordeel dat deze toestemming afdoende kan worden afgeleid uit de beide stukken. Hoewel beide stukken zijn afgegeven (ruim c.q. vlak) voordat de vereiste periode van 8 weken na de geboorte was verstreken, gaat het hof ook hieraan voorbij, nu ook na het verstrijken van deze periode niet is gebleken dat zij van haar intentie is teruggekomen, noch is gebleken dat [minderjarige] nog iets van de draagmoeder als juridisch moeder te verwachten heeft.
5.34
Gelet op het voorgaande zal het hof het verzoek adoptie van [minderjarige] door de wensmoeder toewijzen en uitspreken en gelasten dat de ambtenaar daarvan een latere vermelding aan de (nog op te maken) geboorteakte zal toevoegen. Omdat sprake is van partneradoptie, blijft op grond van artikel 1:229 lid 3 BW de familierechtelijke betrekking tussen [minderjarige] en de wensvader in stand. Verder kan uit het systeem van de wet (mede gelet op artikel 1:251 lid 1 BW) worden afgeleid dat de wensouders van rechtswege het gezamenlijk gezag over [minderjarige] zullen uitoefenen zodra de beslissing over de adoptie in kracht van gewijsde is gegaan. Een en ander leent zich niet voor opname in het dictum.
5.35
De overige verzoeken van de wensouders behoeven geen bespreking meer, nu de wensouders op grond van het voorgaande reeds zullen worden aangemerkt als juridisch ouders van [minderjarige] en zij het gezag over haar gezamenlijk zullen gaan uitoefenen.
5.36
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt voor het opmaken van een geboorteakte de volgende noodzakelijke gegevens vast:
geslachtsnaam: [geslachtsnaam draagmoeder]
voornamen: [minderjarige]
geboortedatum: [geboortedatum minderjarige] -2021
tijdstip geboorte: 14.15 uur
geboorteplaats: [geboorteplaats minderjarige] , Oekraïne
geslacht: Vrouwelijk
geslachtsnaam moeder: [geslachtsnaam draagmoeder]
voornamen moeder: [voornaam draagmoeder]
geboortedatum moeder: [geboortedatum draagmoeder] -1987
geboorteplaats moeder: [geboorteplaats draagmoeder] , Oekraïne
gelast de inschrijving daarvan door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag;
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag een latere vermelding van de erkenning van [minderjarige] op 4 maart 2021 op de Duitse Ambassade in Kiev door [appellant] , geboren op [geboortedatum wensvader] 1985 te [geboorteplaats wensvader] , Duitsland, evenals een latere vermelding van de wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige] in ‘ [geslachtsnaam wensvader] ’ op 31 maart 2021 in [plaats 2] , Duitsland, aan de (nog op te maken) geboorteakte toe te voegen;
beëindigt het ouderlijk gezag van [draagmoeder] , geboren op [geboortedatum draagmoeder] 1987 te [geboorteplaats draagmoeder] , Oekraïne, over [minderjarige] [geslachtsnaam wensvader] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2021 te [geboorteplaats minderjarige] , Oekraïne;
bepaalt dat [appellant] , geboren op [geboortedatum wensvader] 1985 te [geboorteplaats wensvader] , Duitsland, wordt belast met de uitoefening van het ouderlijk gezag over [minderjarige] [geslachtsnaam wensvader] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2021 te [geboorteplaats minderjarige] , Oekraïne;
spreekt uit de partneradoptie van [minderjarige] [geslachtsnaam wensvader] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2021 te [geboorteplaats minderjarige] , Oekraïne, door [appellante] , geboren op [geboortedatum wensmoeder] 1980 te [geboorteplaats wensmoeder] , Roemenië;
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag een latere vermelding van de adoptie aan de (nog op te maken) geboorteakte toe te voegen;
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking – en indien daartegen geen beroep in cassatie is ingesteld – een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag;
verklaart voor recht dat [appellant] , geboren op [geboortedatum wensvader] 1985 te [geboorteplaats wensvader] , Duitsland, en [appellante] , geboren op [geboortedatum wensmoeder] 1980 te [geboorteplaats wensmoeder] , Roemenië belast zijn met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] [geslachtsnaam wensvader] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2021 te [geboorteplaats minderjarige] , Oekraïne vanaf de datum dat de voornoemde beslissing tot partneradoptie in kracht van gewijsde is gegaan;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Den Haag, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.E. Sutorius-van Hees, A. Zonneveld en J. van der Hoeven, bijgestaan door mr. L.A.J. Brouwer als griffier en is op 26 juli 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.