ECLI:NL:RBDHA:2025:9517
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag van een Oekraïense nationaliteit
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres, een Oekraïense vrouw, tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres heeft op 12 februari 2025 een asielaanvraag ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft het beroep op 13 mei 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. Eiseres was niet aanwezig, maar er was een tolk aanwezig.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij onder de Richtlijn tijdelijke bescherming valt en heeft geen aanvraag voor bescherming op grond van deze richtlijn ingediend. De rechtbank stelt vast dat de minister in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Frankrijk, wat betekent dat de minister ervan uit mag gaan dat Frankrijk zijn internationale verplichtingen zal nakomen. Eiseres heeft niet voldoende bewijs geleverd dat er sprake is van systematische tekortkomingen in het Franse asiel- en opvangsysteem.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een gezin vormt met de persoon met wie zij beweert een relatie te hebben. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter I. Helmich en is openbaar gemaakt op 22 mei 2025.