6.1.In de algemene beginselen van behoorlijk bestuur ziet de rechtbank geen grond om de minister op te dragen oud beleid toe te passen. Het rechtszekerheidsbeginsel, vertrouwensbeginsel, gelijkheidsbeginsel en het verbod op willekeur schrijven dat niet voor. Daarbij betekent het toepassen van het ten tijde van de aanvraag geldende beleid niet dat een vergunning automatisch zou worden verleend. Er zou nog steeds een beoordeling van het asielrelaas moeten plaatsvinden. Eisers kunnen op inhoudelijke gronden bepleiten dat de huidige situatie in het land van herkomst zich niet leent voor de beleidswijziging waartoe is besloten. Hierbij kunnen zij een beroep doen op landeninformatie, betogen dat de motivering voor de wijziging niet deugdelijk is en verwijzen naar rechtspraak van het EHRM. Eisers hebben dit ook gedaan. De daarbij ingebrachte argumenten zullen hierna besproken worden.
7. Bij besluit van 13 juni 2024, WBV 2024/12, inhoudende de wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000 heeft de minister het groepenbeleid gewijzigd, in die zin dat de voorheen gehanteerde “risicogroepen” en “kwetsbare minderheidsgroepen” zijn komen te vervallen en dat is overgestapt naar “risicoprofielen” voor zowel vluchtelingschap als subsidiaire bescherming. Tevens is het landgebonden beleid voor Irak gewijzigd, in die zin dat Jezidi’s niet langer worden aangemerkt als risicoprofiel (voorheen “kwetsbare minderheidsgroep”). Aan deze wijziging van het landgebonden beleid ligt in belangrijke mate ten grondslag dat IS inmiddels is verslagen en dat de (veiligheids)situatie in Irak door de minister op basis van het Algemeen ambtsbericht Irak van november 2023 bestendig genoeg is bevonden. Het gewijzigde beleid is op 1 juli 2024 in werking getreden en bevat geen bepaling van overgangsrecht.
8. De minister heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat het enkel zijn van Jezidi geen gegronde vrees voor vervolging oplevert. Niet is gebleken dat Jezidi’s omwille van hun geloof of etniciteit in algemene zin worden blootgesteld aan vervolging. Hierbij heeft de minister kunnen verwijzen naar het gewijzigde beleid. De minister heeft verder kunnen overwegen dat de stelling van eisers dat zij onderdrukt en gediscrimineerd worden in Irak niet aannemelijk is gemaakt. De minister heeft geloofwaardig geacht dat eisers zijn beschoten en daarom zijn gevlucht, maar de minister heeft kunnen meewegen dat dit in 2014 heeft plaatsgevonden. Eisers zijn in 2017 teruggekeerd naar Sinune en hebben tot aan hun vertrek in mei 2022 in Sinune gewoond. De minister heeft kunnen overwegen dat eisers geen voorvallen hebben aangevoerd die na 2014 hebben plaatsgevonden waaruit blijkt dat zij zo ernstig in hun bestaansmogelijkheden zijn beperkt, waardoor het onmogelijk is geweest voor hen om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren. Zo hebben eisers in Irak onderwijs genoten, konden zij de Jezidische feestdagen vieren en hebben zij toegang gehad tot de medische zorg. De minister heeft zich, gelet op het voorgaande, dan ook op het standpunt kunnen stellen dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij te vrezen hebben voor vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag.
9. De rechtbank volgt eisers verder niet in de stelling dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat eisers bij terugkeer naar de KAR geen gegronde vrees hebben voor vervolging. De enkele stelling van eisers op zitting dat zij niet kunnen terugkeren naar Sinune omdat hun woning is verwoest, hun familie in Sinune regelmatig moet vluchten en eisers hierdoor mogelijk alsnog naar een vluchtelingenkamp in de KAR moeten, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de minister eveneens had moeten beoordelen of terugkeer naar de KAR mogelijk is. Eisers hebben immers vanaf 2017 in Sinune verbleven en uit hetgeen op zitting naar voren is gekomen blijkt dat er nog familie van eisers in Sinune woont. De rechtbank ziet, nu eisers voor vertrek niet in de KAR verbleven en niet is gebleken dat zij daar naartoe zouden moeten bij terugkeer, dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de minister onvoldoende gemotiveerd heeft dat terugkeer naar de KAR mogelijk is. Van terugkeer naar de KAR is immers geen sprake.
Artikel 15 van de Kwalificatierichtlijn
10. De minister heeft overwogen dat het feit dat eisers uit Irak komen, op zichzelf niet genoeg is om een risico op ernstige schade aan te nemen. Wat betreft de vrees voor de algehele situatie in Irak neemt de minister aan dat er geen sprake is van één van de gradaties van willekeurig geweld waarbij, ongeacht de individuele omstandigheden van de vreemdeling, sprake is van een reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 15, onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Ook hebben eisers volgens de minister met hun verklaringen niet aannemelijk gemaakt dat zij persoonlijk een reëel risico lopen op ernstige schade bij terugkeer. Ten aanzien van de aanval door ISIS in Sinjar in 2014 en de stelling van eisers dat de angst voor IS nog steeds actueel is, heeft de minister in de beschikking opgemerkt dat die aanval niet ter discussie staat, dat de Jezidi gemeenschap hieronder heeft geleden en dat die aanval ook invloed heeft gehad op eisers. Niet is gebleken dat eisers later problemen hebben gekregen met IS. Eisers zijn in 2017 immers weer teruggekeerd naar hun woonplaats en hebben hier tot aan hun vertrek in 2022 verbleven. Hoewel eisers nog steeds bang zijn, zijn er in de afgelopen 10 jaar geen gebeurtenissen geweest waaruit blijkt dat zij persoonlijk risico lopen op ernstige schade bij terugkeer. De algemene informatie over Jezidi’s waar eisers naar verwijzen ziet daarbij niet op hun persoonlijke situatie. Eisers stellen dat het onnavolgbaar is dat in het nieuwe beleid wordt aangenomen dat Jezidi’s geen gevaar lopen bij terugkeer. Zoals eisers hebben aangevoerd is er sprake van een achtergestelde positie van Jezidi’s in de maatschappij, ontbreekt bescherming door de autoriteiten, zijn er Turkse luchtaanvallen en problemen voor ontheemden. Ten aanzien van deze stellingen heeft de minister overwogen dat, hoewel de bronnen waarnaar eisers verwijzen blijk geven van slechte omstandigheden en de situatie in de Sinjar regio niet gemakkelijk is, daaruit geen persoonlijk risico voor eisers blijkt.