ECLI:NL:RBDHA:2025:8952
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en verlenging overdrachtstermijn in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, op 19 mei 2025, zijn twee zaken behandeld met betrekking tot de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de Minister van Asiel en Migratie. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (zaaknummer NL25.15313) en het beroep tegen de verlenging van de overdrachtstermijn (zaaknummer NL25.20821). Eiser heeft zijn aanvraag ingediend, maar verweerder heeft deze niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiser heeft ook bezwaar gemaakt tegen de verlenging van de overdrachtstermijn, die is verlengd vanwege onderduiken. Tijdens de zitting op 14 mei 2025 is eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigde was aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 28 april 2025 met onbekende bestemming is vertrokken uit de opvang. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven dat zij contact heeft met eiser, wat betekent dat eiser nog procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. De rechtbank heeft vervolgens de relevante regelgeving van de Dublinverordening besproken, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft betoogd dat Duitsland niet kan worden vertrouwd vanwege tekortkomingen in de asielprocedure, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om dit te onderbouwen.
De rechtbank concludeert dat de Minister van Asiel en Migratie terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen en de overdrachtstermijn te verlengen. De beroepen van eiser worden ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van de Minister in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.