In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, zijn eisers in beroep gegaan tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de aanvragen op 10 november 2023 heeft ontvangen en dat hij uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvragen had moeten beslissen. De minister heeft deze termijn echter met negen maanden verlengd, waardoor de eisers op 21 februari 2025 in gebreke hebben gesteld. De rechtbank oordeelt dat de beroepen gegrond zijn, omdat de minister niet tijdig heeft beslist. De rechtbank legt de minister een termijn van zestien weken op om alsnog besluiten op de aanvragen bekend te maken, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000,-. Daarnaast worden de proceskosten van eisers vergoed tot een bedrag van € 453,50. De rechtbank beschouwt deze zaken als samenhangend, omdat eisers gehuwd zijn en dezelfde rechtsbijstandverlener hebben ingeschakeld. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 30 april 2025.