ECLI:NL:RBDHA:2025:8748
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak gaat het om een beroep tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf, ingediend door eisers. De aanvraag werd op 29 januari 2024 ingediend, en de minister van Asiel en Migratie bevestigde de ontvangst op 13 februari 2024, waarbij de beslistermijn met drie maanden werd verlengd. Op 7 augustus 2024 werd een ingebrekestelling verzonden wegens het uitblijven van een besluit. Eisers hebben op 6 maart 2025 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister niet binnen de wettelijke termijn heeft beslist en dat het beroep gegrond is. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak een besluit te nemen, met mogelijke verlengingen afhankelijk van de omstandigheden. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister in gebreke blijft, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat de proceskosten voor eisers worden vergoed, begroot op € 453,50. De uitspraak is openbaar gedaan op 20 mei 2025.