In deze hersteluitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser, een derdelander met een V-nummer, behandeld. Eiser heeft beroep aangetekend tegen een terugkeerbesluit dat door de minister van Asiel en Migratie is opgelegd. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat de tijdelijke bescherming van derdelanders in Nederland, die voor de oorlog tijdelijk verblijf hadden in Oekraïne, eerder mocht eindigen dan die van Oekraïners en staatlozen. Dit betekent dat derdelanders vanaf 4 maart 2024 geen recht meer hebben op verblijf in Nederland op basis van de Europese Richtlijn Tijdelijke Bescherming. De rechtbank concludeert dat de minister het terugkeerbesluit voor eiser vóór deze datum heeft opgelegd, wat in strijd is met de eerdere uitspraken van de Afdeling. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard en het terugkeerbesluit vernietigd. De minister is tevens veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 907,00. Deze uitspraak vervangt de eerdere uitspraak van 19 mei 2025, zonder wijziging van de uitspraakdatum.