In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 16 mei 2025, is het beroep van eiser tegen een terugkeerbesluit van de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eiser, een derdelander met een V-nummer, had beroep aangetekend omdat de minister een terugkeerbesluit had opgelegd, terwijl de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder had geoordeeld dat derdelanders die vóór 4 maart 2024 tijdelijk verblijf hadden in Oekraïne, niet eerder dan deze datum een terugkeerbesluit mochten krijgen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het terugkeerbesluit van de minister, dat vóór deze datum was opgelegd, in strijd is met de eerdere uitspraken van de Afdeling. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard en het terugkeerbesluit vernietigd. De rechtbank heeft tevens bepaald dat de minister de proceskosten van eiser, tot een bedrag van € 907,00, moet vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.