ECLI:NL:RBDHA:2025:8578

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
NL25.2555
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan België op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2025, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie behandeld. De minister had de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk is voor de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser is het niet eens met dit besluit en voert verschillende beroepsgronden aan. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft besloten om eiser over te dragen aan België, aangezien de tekortkomingen in de opvangsituatie in België niet van dien aard zijn dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden gehanteerd. De rechtbank wijst erop dat de Belgische autoriteiten zich inspannen om de opvangcapaciteit te verbeteren en dat er geen aanwijzingen zijn dat eiser in België een reëel risico loopt op onmenselijke behandeling. Eiser heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die maken dat zijn overdracht onevenredig hard zou zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser kan worden overgedragen aan België en geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.2555

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. E. Ceylan),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. A.E. Geçer).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het beroep van eiser gaat over het besluit van de minister om eisers asielaanvraag niet in behandeling te nemen, omdat België daarvoor verantwoordelijk is. Eiser is het niet eens met dit besluit en voert hiertoe een aantal beroepsgronden aan. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van deze beroepsgronden.
1.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat eiser ongelijk krijgt. De minister mag eiser op grond van de Dublinverordening overdragen aan België. De door eiser naar voren gebrachte tekortkomingen in de opvangsituatie in België zijn niet van dien aard dat de minister niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan.

Procesverloop

2. Bij besluit van 17 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat België verantwoordelijk is voor de aanvraag.
2.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 1 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het besluit
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij België een verzoek om terugname gedaan. België heeft dit verzoek op 12 december 2024 aanvaard.
Verzoek om aanhouding
4. Op de zitting is naar voren gekomen dat gemachtigde van eiseres niet naar de zitting is gekomen, omdat ze was vergeten dat de zaak op 1 mei 2025 werd behandeld. Op diezelfde dag heeft ze telefonisch gevraagd om de behandeling uit te stellen, zodat ze haar gronden op een later moment kan toelichten. De rechtbank heeft dit verzoek besproken tijdens de zitting en afgewezen. De reden hiervoor is dat allereerst de aard van een zaak (een Dublinzaak met een korte behandeltermijn) zich in beginsel verzet tegen verder uitstel of aanhouding. Ook heeft gemachtigde geen bijzondere redenen gegeven om de zaak uit te stellen. De omstandigheid dat ze vergeten was dat de zitting op 1 mei 2025 plaatsvond, is haar eigen verantwoordelijkheid. Gemachtigde heeft beroepsgronden ingediend en de rechtbank heeft voldoende informatie op basis daarvan een oordeel te kunnen geven. Bovendien heeft eiser geen belangen of omstandigheden naar voren gebracht die hij graag op zitting had willen bespreken, waar hij nu de mogelijkheid niet toe heeft gehad.
Mag de minister voor België uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eiser voert aan dat voor België niet langer uit kan worden gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanwege de ernstige opvangproblematiek. Alleenstaande, meerderjarige, niet-kwetsbare mannelijke asielzoekers zoals eiser lopen bij een overdracht aan België een reëel risico om maandenlang verstoken te blijven van opvang. Het is niet uitgesloten dat dit bij eiser ook het geval zal zijn omdat zijn eerdere asielaanvraag in België is afgewezen. Eiser loopt hierdoor indirect het risico op schending van het verbod van non-refoulement. Eiser wijst ter toelichting hiervan op het AIDA-rapport ‘Country Report: Belgium (2023 Update)’ van mei 2024, het rapport ‘niet-opvangbeleid' ('Dashboard niet opvangbeleid 2024’, oktober 2023 tot maart 2024) van Vluchtelingenwerk Vlaanderen en op diverse uitspraken. [2]
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De minister betoogt terecht dat nog uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor België. De meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats heeft op 2 april 2025 geoordeeld dat de minister voor België nog steeds mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [3] Uit deze uitspraak volgt dat er in België nog steeds problemen zijn met de opvang van asielzoekers en de vraag naar opvangplaatsen hoog is. Toch is het aantal asielzoekers dat op een wachtlijst staat sinds augustus 2024 sterk afgenomen. De wachttijd voor een plek in de opvang is korter geworden en asielzoekers die niet meteen een reguliere opvangplaats krijgen, kunnen gebruikmaken van noodopvang of daklozenopvang. De afgelopen jaren is de capaciteit voor opvang voortdurend uitgebreid. De Belgische autoriteiten proberen ook door veranderingen in wetten en regels meer ruimte te creëren voor opvang. Dit laat zien dat de autoriteiten van België zich inzetten om zowel het aantal beschikbare plaatsen te verhogen als om de bestaande capaciteit efficiënter te gebruiken. Uit deze berichtgeving blijkt geen onverschilligheid van de Belgische autoriteiten.
De diverse rapporten en uitspraken waar eiser op wijst, maken het oordeel over het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet anders. Het AIDA-rapport van mei 2024, het rapport 'Dashboard niet opvangbeleid 2024’, oktober 2023 tot maart 2024 en de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam van 19 juli 2024 zijn al meegenomen in het oordeel van de meervoudige kamer in de eerdergenoemde uitspraak van 2 april 2025. Deze documenten hebben in die uitspraak niet geleid tot het oordeel dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit kan worden gegaan. Ook de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch van 5 december 2024 leidt niet tot een ander oordeel, omdat de rechtbank hierin geen aanleiding ziet om af te wijken van het oordeel van haar eigen meervoudige kamer in de uitspraak van 2 april 2025. Eiser heeft namelijk niet nader geconcretiseerd waarom de rechtbank niet langer kan uitgaan die uitspraak van 2 april 2025. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat hij in België een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest. Eiser kan zich bij voorkomende problemen in België wenden tot de daartoe aangewezen (hogere) autoriteiten van België of de daarvoor aangewezen instanties. Het is niet gebleken dat de autoriteiten van België eiser niet zouden kunnen of willen helpen.
Had de minister eisers asielaanvraag moeten behandelen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening?
6. Eiser voert aan dat de minister zijn asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening moet behandelen, omdat de overdracht aan België in zijn geval onevenredig hard is.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De minister heeft geen aanleiding hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser heeft namelijk geen bijzondere, individuele omstandigheden aangevoerd die maken dat zijn overdracht aan België van een zodanig onevenredige hardheid getuigt dat de minister het asielverzoek inhoudelijk had moeten behandelen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en kan worden overgedragen aan België. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Rb. Den Haag (zp. Rotterdam) 19 juli 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:11372 (tussenuitspraak); Rb. Den Haag (zp. Den Bosch) 5 december 2024 (MK), ECLI:NL:RBDHA:2024:20746.
3.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 2 april 2025 (MK), ECLI:NL:RBDHA:2025:5581.