ECLI:NL:RBDHA:2025:8542
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door vertrek met onbekende bestemming
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 15 mei 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, van Nigeriaanse nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze niet in behandeling genomen op basis van het besluit van 4 maart 2025, waarin wordt gesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld.
De rechtbank overweegt dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer heeft met zijn gemachtigde. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte internationale bescherming in Nederland. De rechtbank verwijst naar de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de minister te informeren, er in beginsel van wordt uitgegaan dat hij geen bescherming meer zoekt.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvindt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier, en is openbaar gemaakt via gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.