ECLI:NL:RBDHA:2025:846

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
NL24.48679
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en vernietiging terugkeerbesluit wegens strijd met zorgvuldigheidsbeginsel

In deze zaak heeft eiser, een Senegalese nationaliteit, op 14 november 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De Minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 1 december 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, en heeft tevens een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Eiser heeft hiertegen op 6 december 2024 beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 14 januari 2025 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Minister de asielaanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet kan stellen dat Senegal een veilig land van herkomst is, terwijl er uitzonderingen voor bepaalde groepen zijn. Dit leidt tot de conclusie dat er geen grondslag meer is voor het onthouden van een vertrektermijn of het opleggen van een inreisverbod. De rechtbank heeft de aanvraag van eiser afgewezen als ongegrond, maar heeft ook de Minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser. De uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.48679 (beroep) en NL24.48680 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. J.W.F. Menick),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van der Weijden).

Inleiding

1. Eiser heeft op 14 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 1 december 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod van 2 jaar opgelegd.
1.1.
Eiser heeft op 6 december 2024 beroep ingesteld.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, E.J. Nyembo Katumbwe als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
Het asielrelaas
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft de Senegalese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 2003. Eiser had problemen met enkele familieleden en dit werd erger toen zijn familie dacht dat drie van zijn vrienden homoseksueel en christen zijn. Eiser is daarom mishandeld door zijn familie en werd bedreigd. Eiser vreest voor zijn halfbroers en zijn vader en is daarom Senegal ontvlucht.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: 1) identiteit, nationaliteit en herkomst, en 2) problemen met eisers familie.
3.1.
Verweerder heeft het eerste element geloofwaardig en het tweede element niet geloofwaardig geacht. Eiser heeft zijn asielrelaas namelijk niet met objectieve documenten onderbouwd. Daarnaast vormen de verklaringen van eiser geen samenhangend geheel. Ook vindt verweerder de verklaringen van eiser bevreemdend, tegenstrijdig en vaag. Verder heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst. [1]
Wat vindt eiser?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat - daartoe het volgende aan. Volgens eiser heeft verweerder ten onrechte Senegal als veilig land van herkomst aangemerkt, omdat verweerder voor bepaalde groepen in Senegal een uitzondering maakt. Verweerder had de asielaanvraag dus niet mogen afdoen als kennelijk ongegrond. Daarom is ook het inreisverbod ten onrechte opgelegd. Verder wijst eiser erop dat in Senegal de intolerantie voor christenen toeneemt. Daarnaast is homoseksualiteit in Senegal verboden. Dat betekent dat eiser, die met christenen en LHBTI’ers wordt geassocieerd ook gevaar loopt. Eiser heeft in beroep een aantal documenten overgelegd om dit betoog te staven. Ten aanzien van de grensdetentie voert eiser aan dat deze onrechtmatig is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Voor zover eiser gronden heeft willen aanvoeren over de rechtmatigheid van de grensdetentie, betrekt de rechtbank deze niet bij zijn beoordeling, omdat in deze zaak de rechtmatigheid van de afwijzing van de asielaanvraag voorligt en niet de rechtmatigheid van de grensdetentie.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de aanvraag ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Redengevend daarvoor is dat verweerder een land niet als veilig land van herkomst kan aanwijzen als daarbij een groep wordt uitgezonderd van die aanwijzing. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 8 januari 2025. [2] Nu verweerder de asielaanvraag enkel en alleen als kennelijk heeft afgedaan omdat eiser uit een veilig land van herkomst zou komen, bestaat er geen grondslag meer voor het onthouden van een vertrektermijn en evenmin voor het opleggen van een inreisverbod. Op zitting heeft verweerder ook erkend dat er in deze zaak geen grondslag meer bestaat voor het opleggen van een inreisverbod als de rechtbank voornoemde uitspraak van de meervoudige kamer volgt.
7. De rechtbank ziet aanleiding om op grond van 8:72, derde lid, aanhef en onder b van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zelf in de zaak te voorzien op grond van het volgende.
8. De rechtbank stelt vast dat verweerder de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser heeft beoordeeld en is van oordeel dat verweerder zich op goede gronden en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is. Daarbij heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eiser in eerste instantie bij de Koninklijke Marechaussee (KMar) heeft verklaard dat hij asiel wilde zodat hij kon gaan werken. [3] Daarnaast heeft eiser ook verklaard dat zijn leven niet in gevaar is en dat hij vaak ruzie heeft met zijn familie omdat hij geen werk kan vinden. Verder heeft eiser tot aan zijn vertrek bij zijn familie verbleven en heeft zijn familie al die tijd voor hem gezorgd en mocht verweerder eiser tegenwerpen dat zijn verklaringen over de door hem gestelde problemen geen samenhangend geheel vormen en op onderdelen bevreemdend en vaag zijn. Tot slot heeft eiser niet geprobeerd om bescherming te krijgen van de autoriteiten. Ook dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van het asielmotief. [4] De in beroep ingediende documenten doen aan het voorgaande niet af. De afzenders zijn niet te verifiëren en bovendien kan niet worden uitgesloten dat de berichten op verzoek zijn opgemaakt.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. Verweerder heeft de aanvraag van eiser ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Het bestreden besluit zal daarom worden vernietigd wegens strijd met artikel 30b van de Vw 2000 en het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel. [5]
10. Gelet op overwegingen 6 en 7 zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien door de asielaanvraag van eiser af te wijzen als ongegrond. [6] Deze uitspraak geldt ook als terugkeerbesluit. [7] Omdat de minister – buiten de kennelijke ongegrondheid – geen andere gronden heeft gegeven waarom eiser een vertrektermijn kon worden onthouden, ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat de vertrektermijn vier weken bedraagt en dat deze aanvangt met ingang van de dag na verzending van deze uitspraak. [8] Omdat Senegal het herkomstland van eiser is, moet hij daarheen vertrekken.
11. Omdat het bestreden besluit – waar het terugkeerbesluit een onderdeel van is – is vernietigd, komt daarmee ook de grondslag voor het bij dat besluit opgelegde inreisverbod te vervallen en wordt dit vernietigd. Nu eiser geen vertrektermijn kan worden onthouden, bestaat geen mogelijkheid meer een inreisverbod op grond van artikel 66a, eerste lid, van de Vw 2000 op te leggen.
12. De rechtbank bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
13. Nu er op het beroep is beslist, zal het verzoek om de voorlopige voorziening worden afgewezen vanwege een gebrek aan connexiteit. Gelet op het oordeel in de bodemzaak ziet de rechtbank aanleiding een punt toe te kennen voor het indienen van het verzoekschrift.
14. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.721,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- wijst de asielaanvraag af als ongegrond;
- bepaalt dat eiser binnen vier weken na verzending van deze uitspraak moet vertrekken naar Senegal;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 2.721,- aan proceskosten aan eiser.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de uitspraak op de voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open).

Voetnoten

1.Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.ECLI:NL:RBDHA:2025:172, met name rechtsoverwegingen 7 tot en met 9.7.
3.Proces-verbaal van gehoor, 14 november 2024, bladzijde 1.
4.Rapport gehoor veilig land van herkomst, 18 november 2024, bladzijden 10 en 11.
5.Artikelen 3:2 en 3:46, eerste lid, van de Awb.
6.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.
7.Op grond van artikel 45, eerste lid, van de Vw.
8.Op grond van artikel 62, eerste lid, van de Vw. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 19 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1331, ov. 7.1.