3.1.Verweerder heeft het eerste element geloofwaardig en het tweede element niet geloofwaardig geacht. Eiser heeft zijn asielrelaas namelijk niet met objectieve documenten onderbouwd. Daarnaast vormen de verklaringen van eiser geen samenhangend geheel. Ook vindt verweerder de verklaringen van eiser bevreemdend, tegenstrijdig en vaag. Verder heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst.
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat - daartoe het volgende aan. Volgens eiser heeft verweerder ten onrechte Senegal als veilig land van herkomst aangemerkt, omdat verweerder voor bepaalde groepen in Senegal een uitzondering maakt. Verweerder had de asielaanvraag dus niet mogen afdoen als kennelijk ongegrond. Daarom is ook het inreisverbod ten onrechte opgelegd. Verder wijst eiser erop dat in Senegal de intolerantie voor christenen toeneemt. Daarnaast is homoseksualiteit in Senegal verboden. Dat betekent dat eiser, die met christenen en LHBTI’ers wordt geassocieerd ook gevaar loopt. Eiser heeft in beroep een aantal documenten overgelegd om dit betoog te staven. Ten aanzien van de grensdetentie voert eiser aan dat deze onrechtmatig is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Voor zover eiser gronden heeft willen aanvoeren over de rechtmatigheid van de grensdetentie, betrekt de rechtbank deze niet bij zijn beoordeling, omdat in deze zaak de rechtmatigheid van de afwijzing van de asielaanvraag voorligt en niet de rechtmatigheid van de grensdetentie.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de aanvraag ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Redengevend daarvoor is dat verweerder een land niet als veilig land van herkomst kan aanwijzen als daarbij een groep wordt uitgezonderd van die aanwijzing. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 8 januari 2025.Nu verweerder de asielaanvraag enkel en alleen als kennelijk heeft afgedaan omdat eiser uit een veilig land van herkomst zou komen, bestaat er geen grondslag meer voor het onthouden van een vertrektermijn en evenmin voor het opleggen van een inreisverbod. Op zitting heeft verweerder ook erkend dat er in deze zaak geen grondslag meer bestaat voor het opleggen van een inreisverbod als de rechtbank voornoemde uitspraak van de meervoudige kamer volgt.
7. De rechtbank ziet aanleiding om op grond van 8:72, derde lid, aanhef en onder b van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zelf in de zaak te voorzien op grond van het volgende.
8. De rechtbank stelt vast dat verweerder de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser heeft beoordeeld en is van oordeel dat verweerder zich op goede gronden en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is. Daarbij heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eiser in eerste instantie bij de Koninklijke Marechaussee (KMar) heeft verklaard dat hij asiel wilde zodat hij kon gaan werken.Daarnaast heeft eiser ook verklaard dat zijn leven niet in gevaar is en dat hij vaak ruzie heeft met zijn familie omdat hij geen werk kan vinden. Verder heeft eiser tot aan zijn vertrek bij zijn familie verbleven en heeft zijn familie al die tijd voor hem gezorgd en mocht verweerder eiser tegenwerpen dat zijn verklaringen over de door hem gestelde problemen geen samenhangend geheel vormen en op onderdelen bevreemdend en vaag zijn. Tot slot heeft eiser niet geprobeerd om bescherming te krijgen van de autoriteiten. Ook dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van het asielmotief.De in beroep ingediende documenten doen aan het voorgaande niet af. De afzenders zijn niet te verifiëren en bovendien kan niet worden uitgesloten dat de berichten op verzoek zijn opgemaakt.