ECLI:NL:RBDHA:2025:172

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
NL24.46330
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanwijzing van Senegal als veilig land van herkomst in asielprocedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 januari 2025 wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser beoordeeld. Eiser, afkomstig uit Senegal, had op 10 november 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister op 19 november 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelt de vraag of de minister Senegal terecht als veilig land van herkomst heeft aangemerkt, terwijl hij bepaalde groepen, waaronder LHBTIQ+ en personen die te maken hebben met strafrechtelijke vervolging, heeft uitgezonderd van deze aanwijzing. De rechtbank oordeelt dat het uitzonderen van groepen niet verenigbaar is met de aanwijzing van een land als veilig volgens de Procedurerichtlijn. Dit leidt tot de conclusie dat de minister de verkeerde procedure heeft gevolgd en dat de asielaanvraag van eiser ten onrechte als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en wijst de asielaanvraag af als ongegrond, met een vertrektermijn van vier weken naar Senegal. De rechtbank veroordeelt de minister tot betaling van proceskosten aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.46330

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.K.E. van den Heuvel),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. S. Deniz).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij heeft op 10 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 19 november 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 9 december 2024 op een enkelvoudige zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, H.C. de Man als tolk en de gemachtigde van de minister. Ter zitting heeft de rechtbank de behandeling van het onderzoek geschorst en de zaak verwezen naar de meervoudige kamer.
1.2.
De minister heeft bij brief van 10 december 2024 een nader standpunt ingediend. Eiser heeft op 16 december 2024 een reactie hierop ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft met toestemming van partijen afgezien van een nadere zitting en het onderzoek op 18 december 2024 gesloten.

Samenvatting

2. Eiser is het niet eens met de afwijzing van zijn asielaanvraag. Daarom is hij in beroep gekomen bij de rechtbank. Hij vindt dat de minister Senegal ten onrechte als veilig land van herkomst heeft aangemerkt en zijn aanvraag daarom ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Hij wijst er in dit verband op dat de minister groepen heeft aangewezen voor wie Senegal niet veilig is en betoogt dat om die reden geen sprake kan zijn van een veilig land. Deze uitspraak gaat daarmee over de vraag of de minister een land kan aanwijzen als veilig land van herkomst als zij een groep uitzondert van die aanwijzing. In eerdere rechtspraak is geoordeeld dat de minister dit mag doen. In het licht van het recente arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 4 oktober 2024 ziet de rechtbank aanleiding daar nu anders over te oordelen. Naar het oordeel van de rechtbank verdraagt het uitzonderen van groepen zich niet met de aanwijzing van een land als veilig in de zin van de Procedurerichtlijn. Dit betekent dat de minister in het geval van eiser de verkeerde procedure heeft gevolgd. Eiser krijgt op dit punt dus gelijk. Dat betekent echter niet dat hij daarom recht heeft op een verblijfsvergunning. De rechtbank komt in deze uitspraak namelijk tot de conclusie dat de minister het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig mocht vinden. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot deze conclusies is gekomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
Het asielrelaas
3. Eiser heeft de Senegalese nationaliteit en is geboren op [geboortedag] 1992. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij vreest door zijn familie te worden vermoord, omdat hij weigert met zijn nichtje te trouwen. Eiser is door zijn ouders het huis uitgezet en heeft vervolgens vijftien dagen in Dakar doorgebracht. Hij is toch weer naar zijn geboortedorp Dodel teruggekeerd en verbleef toen ongeveer drie maanden bij een vriend en heeft daar gewerkt. Zijn ouders hebben eiser daar twee keer bezocht om hem te overtuigen te trouwen. Eiser is uiteindelijk gevlucht.
Bestreden besluit
4. Het asielrelaas bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- het voorgenomen gedwongen huwelijk en daaruit voortvloeiende problemen
De minister acht eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Het voorgenomen gedwongen huwelijk en daaruit voortvloeiende problemen acht de minister ongeloofwaardig, omdat eiser hierover vaag heeft verklaard en hij lang heeft gewacht totdat hij is gevlucht. Omdat eiser uit een veilig land van herkomst komt, concludeert de minister dat de asielaanvraag van eiser moet worden afgewezen als kennelijk ongegrond. [1] Verder heeft de minister besloten dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten. Ook heeft de minister eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser voert aan dat Senegal ten onrechte als veilig land van herkomst wordt aangemerkt. Volgens eiser volgt uit het arrest van het Hof van Justitie van de EU (hierna: Hof van Justitie) van 4 oktober 2024 [2] dat een land alleen als zodanig kan worden aangemerkt als er in het algemeen en op duurzame wijze geen sprake is van vervolging zoals bedoeld in artikelen 9 en 15b en 15c van de Kwalificatierichtlijn [3] . In Senegal is het niet veilig voor mensen met een seksuele oriëntatie of genderidentiteit passend bij LHBTIQ+ en mensen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging en die concreet kunnen maken dat de in Senegal bestaande wettelijke waarborgen tegen schendingen van de rechten en vrijheden in hun individuele geval niet worden geboden. [4] Omdat Senegal voor deze groepen niet veilig is, kan het land volgens eiser niet in het algemeen als veilig land van herkomst worden aangemerkt. Eiser is hierdoor benadeeld, nu het feit dat Senegal als veilig land van herkomst is aangemerkt de reden is dat zijn aanvraag als kennelijk ongegrond is afgewezen, waardoor het mogelijk is om hem een inreisverbod op te leggen. Ten aanzien van de geloofwaardigheidsbeoordeling voert eiser aan dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn referentiekader. Gearrangeerde huwelijken worden meestal georganiseerd als de betrokkenen jong zijn. Het is daarom logisch dat eiser niet veel over het huwelijk en zijn nichtje weet.
Wat vindt de minister in beroep?
6. De minister stelt zich op het standpunt dat Senegal terecht is aangewezen als veilig land van herkomst. Uit het arrest waar eiser naar verwijst volgt niet dat het uitzonderen van een groep zich niet verdraagt met de aanwijzing van een land als veilig. Volgens de minister wordt juist invulling gegeven aan artikel 36 van de Procedurerichtlijn [5] , dat hierdoor niet op ongeoorloofde wijze wordt uitgebreid. Daarnaast valt op dat het Hof van Justitie het oordeel dat een land niet als veilig kan worden aangemerkt als dit slechts voor een deel van het land geldt, in belangrijke mate motiveert met een beroep op de totstandkomingsgeschiedenis van de Procedurerichtlijn en de eerdere versie daarvan. Een vergelijkbare redenering kan niet worden gevolgd voor een onderscheid naar groepen. Ook blijkt niet uit deze totstandkomingsgeschiedenis dat de Uniewetgever deze mogelijkheid heeft willen voorkomen. Volgens de minister doet het uitzonderen van een groep geen afbreuk aan de aanwijzing van een land als veilig, waardoor het niet in strijd is met de Procedurerichtlijn.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Is Senegal een veilig land van herkomst?
7. De Procedurerichtlijn maakt het voor de minister mogelijk om een land als veilig land van herkomst aan te merken. [6] Een aanwijzing van een land als veilig land van herkomst betekent dat een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit dat land geen bescherming nodig hebben. [7] Het is dan aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat het land in zijn individuele geval toch niet veilig is. [8]
7.1.
Het heeft voor de vreemdeling diverse procedurele gevolgen als de minister vaststelt dat hij uit een veilig land van herkomst komt. In de eerste plaats kan de minister de asielaanvraag met een eenvoudigere procedure afdoen. [9] In deze procedure heeft de vreemdeling slechts één gehoor, wordt hem geen medisch onderzoek aangeboden en heeft hij geen recht op een rust- en voorbereidingstijd. [10] De minister kan de asielaanvraag verder afwijzen als kennelijk ongegrond. [11] Hierdoor is het mogelijk dat de vreemdeling gedurende de procedure in grensdetentie moet verblijven. [12] Daarnaast is het gevolg hiervan dat een eventueel beroep tegen het besluit geen schorsende werking heeft. [13] Ook kan de minister de vreemdeling opdragen Nederland onmiddellijk te verlaten [14] en vaardigt hij in zo’n geval een inreisverbod uit [15] .
7.2.
Het is algemeen geaccepteerd dat een vreemdeling kan opkomen tegen de aanwijzing van een land als veilig land van herkomst als deze aanwijzing is toegepast in een besluit op een aanvraag voor een asielvergunning. De bestuursrechter kan de rechtmatigheid van die aanwijzing toetsen. De bestuursrechter toetst dan of de minister heeft aangetoond dat aan de wettelijke vereisten wordt voldaan om een land als veilig aan te merken. [16]
8. De rechtbank stelt vast dat de discussie die partijen voeren over de toepassing van het begrip ‘veilig land van herkomst’ en de uitzonderingsgroepen eerder in 2016 en 2017 bij de hoogste bestuursrechter [17] is gevoerd. De toenmalige voorzitter van de hoogste bestuursrechter heeft staatsraad advocaat-generaal mr. R.J.G.M. Widdershoven verzocht een conclusie te nemen. [18] In zijn conclusie heeft hij onder andere betoogd dat een land niet algemeen gezien als veilig land kan worden aangemerkt als voor (minderheids)groepen systematisch gevaar op vervolging of een onmenselijke behandeling bestaat. De minister kan dat volgens de staatsraad advocaat-generaal wel doen als er een uitzondering wordt gemaakt voor één of meerdere specifiek aangeduide groepen. [19] De hoogste bestuursrechter heeft in haar uitspraak van 1 februari 2017 [20] – kort samengevat – de staatsraad
advocaat-generaal hierin gevolgd. Volgens de hoogste bestuursrechter is een dergelijke uitzondering niet in strijd met de Procedurerichtlijn en geeft het uitzonderen van een bepaalde groep van het algemeen rechtsvermoeden blijk van een bijzondere aandacht voor die groep in het licht gezien van de algemene veiligheidssituatie in dat land.
9. Gelet op het arrest van het Hof van Justitie van 4 oktober 2024 waar eiser een beroep op doet, ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van deze (inmiddels) vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
9.1.
In het arrest van 4 oktober 2024 heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat een land niet als veilig land van herkomst mag worden aangemerkt als een deel van het grondgebied niet aan de voorwaarden voldoet. Hoewel de rechtbank de minister volgt in haar stelling dat het Hof van Justitie zich in het arrest niet expliciet uitlaat over de uitzondering van groepen, acht de rechtbank de overwegingen van het arrest relevant voor de beantwoording van de vraag of de minister een dergelijke uitzondering mag maken. Het Hof van Justitie beschrijft immers hoe het begrip veilig land van herkomst moet worden geïnterpreteerd. Zo moet bij de uitleg van deze bepaling van het Unierecht niet alleen rekening worden gehouden met de tekstuele interpretatie, maar ook met de context, doelstelling en de ontstaansgeschiedenis van de Procedurerichtlijn. [21]
9.2.
In het arrest is allereerst (rechtsoverweging 66 en 67) van belang geacht dat in de bewoordingen van de artikelen 36 en 37 en Bijlage I van de Procedurerichtlijn geen aanwijzing kan worden gevonden dat bedoeld is om onderscheid naar delen van het grondgebied van een land mogelijk te maken. Daarbij komt dat de tekst in de bijlage volgens het Hof juist op het tegendeel wijst doordat de aanwijzing van een veilig land van herkomst alleen kan plaatsvinden als is aangetoond dat er algemeen gezien en op duurzame wijze geen sprake is van vervolging (rechtsoverweging 68). Voor een onderscheid naar groepen geldt naar het oordeel van de rechtbank eveneens dat er geen aanwijzing in de relevante bepalingen en de bijlage te vinden is dat het de bedoeling is geweest mogelijk te maken dat een land als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt als dit niet algemeen gezien voor de (gehele) bevolking van het land geldt. En ook daarbij geldt dat als vervolging wel ten aanzien van bepaalde delen van de bevolking plaatsvindt, dit zich op eenzelfde wijze slecht verhoudt tot het uitgangspunt dat een land algemeen gezien en op duurzame wijze van vervolging verstoken moet zijn om als veilig land van herkomst te kunnen gelden. De verwijzing van verweerder naar de bewoording van artikel 36 van de Procedurerichtlijn, maakt dit niet anders. De specifieke omstandigheden van een vreemdeling die maken dat een land voor hem toch niet als veilig van herkomst geldt, ziet naar het oordeel van de rechtbank immers op de weerlegging van het rechtsvermoeden dat een land in het algemeen veilig is, welke weerlegging steeds mogelijk moet zijn in deze individuele beoordeling. Hieruit kan echter niet afgeleid worden dat het rechtsvermoeden mag worden gehanteerd in geval het land niet veilig is voor bepaalde groepen.
9.3.
Daarnaast oordeelt het Hof in overwegingen 70 en 71 dat een aanwijzing als veilig land van herkomst een bijzondere regeling is die het mogelijk maakt om af te wijken van de normaal geldende bepalingen uit de Procedurerichtlijn, zoals ook hiervoor onder 7.1. is weergegeven. Als ook landen die slechts voor een gedeelte van het grondgebied voldoen aan het vereiste dat geen vervolging plaatsvindt als veilig land van herkomst kunnen gelden, levert dit volgens het Hof een verruiming van de werkingssfeer van die bijzondere regeling op. Een dergelijke uitleg past daarom niet bij de strikte uitlegging die aan afwijkende bepalingen moet worden gegeven. Ook deze redenering is op dezelfde wijze van toepassing in het geval een land als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt ondanks dat bepaalde groepen daarvan zijn uitgezonderd, nu dit een soortgelijke verruiming inhoudt van de werkingssfeer van de bijzondere regeling. Daarbij is van belang dat deze bijzondere regeling tot doel heeft in gevallen waarin aan de hand van algemene indicatoren weinig discussie bestaat over de vraag of een bepaald land veilig is, een versnelde behandeling te kunnen toepassen met deze aanname als uitgangspunt. Als vaststaat dat dit niet geldt voor (mogelijk) omvangrijke groepen mensen afkomstig uit dat land, maar het uitgangspunt is dat aanvragen van alle inwoners met toepassing van de versnelde procedure kunnen worden afgedaan, kan dit leiden tot een verhoogd risico op schending van het recht op asiel en van het verbod op refoulement. [22] Daarnaast kan – net als bij territoriale uitzonderingen – discussie ontstaan over (het bepalen van) de afgrenzing en reikwijdte van een bepaalde uitzondering, hetgeen in voorkomende gevallen op gespannen voet staat met de notie van een algemeen rechtsvermoeden en de bijbehorende vereenvoudigde afdoening. Het feit dat dit fundamentele aspecten van de asielprocedure raakt, vormt een sterke aanwijzing dat het verruimen van de werkingssfeer van deze bijzondere regeling alleen mogelijk is als daar een expliciete Unierechtelijke grondslag voor bestaat.
9.4.
Het feit dat het door het Hof gebruikte argument over de totstandkoming van de Procedurerichtlijn, waarbij de eerder bestaande uitdrukkelijke mogelijkheid om een uitzondering te maken voor een gebied is geschrapt, niet geldt voor de uitzondering van groepen, maakt het voorgaande niet anders. Dit doet namelijk niet af aan de daaraan voorafgaande oordelen zoals hierboven weergegeven. Daarnaast is hierbij van belang dat de oude Procedurerichtlijn wel voorzag in de mogelijkheid om een land als veilig aan te wijzen specifiek vóór bepaalde groepen, en uit de totstandkomingsgeschiedenis van de huidige Procedurerichtlijn volgt dat dit bewust niet is overgenomen. [23] De Uniewetgever heeft er dus voor gekozen om niet te voorzien in een bepaalde uitzondering voor groepen. Uit het arrest van 4 oktober 2024 kan worden afgeleid dat dit zo moet worden uitgelegd dat dit de kennelijke voorkeur van de Uniewetgever weerspiegelt voor een volledig onderzoek van de asielaanvraag van een vreemdeling afkomstig uit een land dat niet algemeen gezien en duurzaam voldoet aan de voorwaarden. Daarbij wijst de rechtbank op het feit dat het Hof van Justitie ook waarde hecht aan de toekomstige Verordening [24] die de huidige Procedurerichtlijn in 2026 zal vervangen. In die Verordening wordt in artikel 61, tweede lid, expliciet toegestaan om bij de aanwijzing van een land als veilig een uitzondering te maken voor ‘duidelijk identificeerbare categorieën personen’. [25] Uit de concordantietabel van de nieuwe Verordening blijkt dat dit artikel geen omzetting is van een bepaling in de huidige Procedurerichtlijn. Ook dit is een aanwijzing dat een dergelijke uitzondering expliciet geregeld moet zijn en te verstrekkend is om zonder enig aanknopingspunt aan de huidige Procedurerichtlijn te ontlenen.
9.5.
De rechtbank volgt de minister in de stelling dat de aanwijzing van een land als veilig land van herkomst niet betekent dat dit ‘in alle gevallen, voor alle personen en te allen tijde volstrekt veilig moet zijn’. Dit volgt immers uit de preambule van de Procedurerichtlijn, waarin staat dat de aanwijzing geen absolute waarborg kan vormen voor de veiligheid van onderdanen van dat land [26] en uit artikel 36 waarin staat dat elke asielaanvraag individueel moet worden beoordeeld. Maar een absolute waarborg is iets wezenlijk anders dan een algemeen rechtsvermoeden over de algemene civiele, juridische en politieke omstandigheden en bestraffing van actoren van vervolging van een land. Deze stelling doet daarom niet af aan wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen.
9.6.
Volledigheidshalve wijst de rechtbank er op dat op 4 juni 2024 prejudiciële vragen zijn gesteld aan het Hof van Justitie over dezelfde rechtsvraag die de rechtbank in de onderhavige uitspraak behandelt. [27] De rechtbank ziet gezien het voorgaande geen reden om het arrest van het Hof van Justitie af te wachten.
9.7.
De rechtbank komt aldus tot de conclusie dat het uitzonderen van groepen zich niet verdraagt met de aanwijzing van een land als veilig in de zin van de Procedurerichtlijn. De rechtbank verklaart artikel 3.37f, vierde lid, aanhef en onder a, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (hierna: Vv 2000) daarom onverbindend. De rechtbank zal hierna uitleggen wat dit betekent voor eiser.
Wat betekent het oordeel voor eiser?
10. De minister heeft Senegal aangewezen als veilig land van herkomst. [28] Het algemeen rechtsvermoeden dat Senegal een veilig land van herkomst is, geldt volgens de minister niet voor iedereen afkomstig uit Senegal. De minister heeft momenteel twee groepen uitgezonderd:
- LHBTIQ+;
- personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging, en die concreet aannemelijk kunnen maken dat de in Senegal bestaande wettelijke waarborgen tegen schendingen van de rechten en vrijheden in hun individuele geval niet worden geboden.
11. Nu de rechtbank artikel 3.37f, vierde lid, aanhef en onder a, van het Vv 2000 onverbindend heeft verklaard, berust de aanwijzing van Senegal als veilig land van herkomst niet op een draagkrachtige motivering. De minister heeft dan ook onzorgvuldig gehandeld door de asielaanvraag van eiser te behandelen in de versnelde procedure. De minister heeft ook ten onrechte de aanvraag van eiser als kennelijk ongegrond afgewezen op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000).
12. Op grond artikel 8:41a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) beslecht de bestuursrechter het hem voorgelegde geschil zoveel mogelijk definitief. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb. Daartoe is het volgende redengevend.
13. De rechtbank stelt vast dat de minister de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser heeft beoordeeld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich op goede gronden en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is. Eiser heeft niet gesteld dat hij door de toepassing van de versnelde procedure niet alles omtrent zijn asielrelaas naar voren heeft kunnen brengen en dit is de rechtbank in dit geval ook niet gebleken. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser, zoals hij in beroep heeft gesteld. Hoewel het huwelijk zou zijn gearrangeerd toen eiser jong was, mag de minister van eiser verwachten dat hij hierover en over de bruid waarmee hij moet trouwen, meer kan verklaren. Volgens eiser wordt hij namelijk gedwongen om met zijn nichtje te trouwen. Verder is volgens eiser een gearrangeerd huwelijk gebruikelijk in zijn familie en gingen al jarenlang geruchten rond dat hij met zijn nicht moest trouwen. [29] De minister mag eiser daarnaast tegenwerpen dat hij vaag heeft verklaard over het nichtje waar hij mee moet trouwen. Zo kan eiser niet bij benadering aangeven hoe oud zijn nichtje is, terwijl zij in hetzelfde dorp is opgegroeid als eiser. [30] Ook mag de minister eiser tegenwerpen dat hij lang in Senegal heeft verbleven en zelfs voor enkele maanden naar zijn dorp is teruggekeerd nadat zijn gestelde problemen zouden zijn ontstaan. Volgens eiser wisten zijn ouders dat hij in het dorp verbleef en hebben ze hem zelfs twee keer bezocht. De minister mag vinden dat dit ernstig afbreuk doet aan de gestelde vrees die eiser heeft om te worden vermoord door zijn familie. De minister heeft het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig mogen vinden. Daarom legt de rechtbank deze motivering van de minister ten grondslag aan haar oordeel.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is gegrond. De minister heeft de aanvraag van eiser ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Het bestreden besluit zal daarom worden vernietigd wegens strijd met artikel 30b van de Vw 2000 en het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel. [31]
15. Gelet op overwegingen 12 en 13 zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien door de asielaanvraag van eiser af te wijzen als ongegrond [32] . Deze uitspraak geldt ook als terugkeerbesluit [33] . Omdat de minister – buiten de kennelijke ongegrondheid – geen andere gronden heeft gegeven waarom eiser een vertrektermijn kon worden onthouden, ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat de vertrektermijn vier weken bedraagt en dat deze aanvangt met ingang van de dag na verzending van deze uitspraak [34] . Omdat Senegal het herkomstland van eiser is, moet hij daarheen vertrekken.
16. Omdat het bestreden besluit – waar het terugkeerbesluit een onderdeel van is – is vernietigd, komt daarmee ook de grondslag voor het bij dat besluit opgelegde inreisverbod te vervallen en wordt dit vernietigd. Nu eiser geen vertrektermijn kan worden onthouden, bestaat geen mogelijkheid meer een inreisverbod op grond van artikel 66a, eerste lid, van de Vw 2000 op te leggen.
17. De rechtbank bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
18. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.721,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 1 punt voor het indienen van een nadere reactie met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- wijst de asielaanvraag af als ongegrond;
- bepaalt dat eiser binnen vier weken na verzending van deze uitspraak moet vertrekken naar Senegal;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 2.721,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, voorzitter, en mr. D. Biever en mr. B. van Dokkum, leden, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b. van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 4 oktober 2024, ECLI:EU:C:2024:841 (C-406/22).
3.Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (Kwalificatierichtlijn).
4.Zie C7/1.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
5.Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (Procedurerichtlijn).
6.Zie Bijlage I en artikelen 36 en 37 van de Procedurerichtlijn.
7.De minister moet de situatie in landen regelmatig onderzoeken en moet daarbij in het bijzonder informatie uit andere lidstaten, het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, de UNHCR, de Raad van Europa en andere relevante internationale organisaties betrekken. Zie artikel 3.105ba, tweede en derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), paragraaf C2/7.2 van de Vc en artikel 3.37f van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Vv).
8.Zie paragraaf C2/7.2 van de Vc.
9.Zie artikel 3.109ca van het Vb.
10.Zie artikel 3.109ca, eerste lid, aanhef en onder c, in samenhang met artikel 3.109, eerste lid, van het Vb.
11.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b. van de Vw.
12.Zie paragraaf C1/2.5 van de Vc.
13.Op grond van artikel 82, tweede lid, aanhef en onder c, in samenhang gelezen met het eerste lid, van de Vw.
14.Op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, in samenhang gelezen met het eerste lid, van de Vw.
15.Op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.
16.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2474.
17.De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
18.Dit is mogelijk op grond van artikel 8:12a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
19.Conclusie van 20 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2040.
21.Zie het arrest van het Hof van Justitie van 4 oktober 2024 (ECLI:EU:C:2024:841), r.o. 65.
22.Zie ook de conclusie van de Advocaat-Generaal bij het arrest van 30 mei 2024 [ECLI:EU:C:2024:442], overweging 98.
23.Zie bijvoorbeeld COM(2009)554 final, Annex, 14959/09 ADD 1 van 21 oktober 2009, p. 15.
24.Verordening (EU) 2024/1348 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 tot vaststelling van een gemeenschappelijke procedure voor internationale bescherming in de Unie en tot intrekking van Richtlijn 2013/32/EU.
25.Zie artikel 61, tweede lid, van de Verordening 2024/1348.
26.Zie de preambule, overweging 42, van de Procedurerichtlijn.
27.Zie de verwijzingsbeslissingen van het Tribunale Ordinario di Firenze van 4 juni 2024, zaaknummers C-388/24 en C-389/24.
28.Sinds 2016 is Senegal aangemerkt als veilig land van herkomst. Zie Kamerstuk II 19 637, nr. 2123 van 9 februari 2016 en de bijbehorende bijlage 1: beoordelingen. De minister heeft de aanwijzing sindsdien gehandhaafd, zie bijvoorbeeld Kamerstuk II 19 637, nr. 2755 van 8 juli 2021.
29.Zie p. 11 van het aanmeldgehoor veilig land van herkomst van 13 november 2024.
30.Zie p. 11 van het aanmeldgehoor veilig land van herkomst van 13 november 2024.
31.Artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb.
32.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.
33.Op grond van artikel 45, eerste lid, van de Vw.
34.Op grond van artikel 62, eerste lid, van de Vw. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 19 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1331, ov. 7.1.