Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de minister van Asiel en Migratie, verweerder
Inleiding
Overwegingen
Conclusie en gevolgen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 24 januari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Syrische nationaliteit, had op 22 mei 2024 asiel aangevraagd in Nederland. De minister van Asiel en Migratie heeft echter op 4 december 2024 besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep aangetekend.
Tijdens de zitting op 23 januari 2025 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn bezwaren tegen het besluit van de minister toegelicht. Eiser betoogde dat Kroatië niet kan worden vertrouwd op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat hij daar te maken heeft gehad met mishandelingen en bedreigingen. Hij voerde aan dat zijn broer rechtmatig in Nederland verblijft en dat er een hechte band tussen hen bestaat, wat volgens hem een beroep op artikel 9 van de Dublinverordening rechtvaardigt.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet heeft aangetoond dat Kroatië zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. De rechtbank stelde vast dat er geen gedocumenteerde gevallen zijn van pushbacks van Dublinclaimanten in Kroatië. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser en zijn broer niet voldoen aan de definitie van 'gezinslid' zoals bedoeld in de Dublinverordening, waardoor een beroep op artikel 9 niet mogelijk is. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en hem geen proceskostenvergoeding toegekend.