ECLI:NL:RBDHA:2025:835

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
NL24.46591
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Gambiaanse eiseres niet in behandeling genomen op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Gambiaanse eiseres. De eiseres had op 15 mei 2024 asiel aangevraagd in Nederland, maar de minister van Asiel en Migratie heeft haar aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft het beroep van de eiseres op 23 januari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de verweerder aanwezig was, maar de eiseres en haar gemachtigde niet ter zitting zijn verschenen.

De rechtbank overweegt dat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de overdracht aan Frankrijk een reëel risico op schending van haar rechten met zich meebrengt. De eiseres heeft aangevoerd dat de opvangvoorzieningen in Frankrijk ondermaats zijn en dat zij vreest voor haar ex-partner en voor mannen die haar in Frankrijk hebben misbruikt. Echter, de rechtbank oordeelt dat de verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen nakomt. De rechtbank wijst erop dat de eiseres niet heeft aangetoond dat haar medische situatie een belemmering vormt voor de overdracht aan Frankrijk.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de eiseres geen recht heeft op vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.46591

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.M. van Woensel),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.R. Vreijssen).

Inleiding

Bij besluit van 22 november 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
Eiseres heeft daartegen beroep ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen de gemachtigde van verweerder. Eiseres en haar gemachtigde hebben voor de zitting laten weten dat zij niet ter zitting zullen verschijnen.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum] 1997 en de Gambiaanse nationaliteit te hebben. Zij heeft op 15 mei 2024 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft het bestreden besluiten gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Volgens verweerder zijn de autoriteiten van Frankrijk verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres omdat zij door Frankrijk in het bezit is gesteld van een Schengenvisum, dat geldig was van 13 november 2023 tot 30 november 2023. In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om overname van eiseres gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek aanvaard.
3. Eiseres voert daartegen aan dat verweerder ten onrechte haar asielaanvraag niet in behandeling heeft genomen. Eiseres kan niet terug naar Frankrijk. De opvangvoorzieningen in Frankrijk zijn ondermaats. Dit is in het geval van eiseres vooral schrijnend omdat zij zwanger is en sikkelcelziekte heeft. Eiseres verwijst ter onderbouwing naar een rapport van AIDA van 24 mei 2024 (update 2023). [3] Verder vreest eiseres voor haar ex-partner en de mannen door wie zij in Frankrijk misbruikt is. Eiseres meent dat verweerder haar asielaanvraag aan zich had moeten trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.
De rechtbank oordeelt als volgt,
4. Niet in geschil is dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiseres. Verweerder mag er, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in beginsel vanuit gaan dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat daar in haar geval niet vanuit kan worden gegaan. Eiseres is daar niet in geslaagd.
5. De verwijzing van eiseres naar het AIDA-rapport van 2023 is daarvoor onvoldoende. In haar uitspraak van 9 oktober 2023 [4] heeft de Afdeling [5] geoordeeld dat uit het AIDA-rapport over 2022 [6] weliswaar kan worden opgemaakt dat er problemen zijn (geweest) met de opvang in Frankrijk, maar dat niet is gebleken dat die problemen dermate structureel en ernstig zijn dat bij een overdracht aan Frankrijk op voorhand sprake is van een reëel risico op schending van artikel 4 van het Handvest of artikel 3 van het EVRM. [7] De Afdeling heeft in haar uitspraak van 30 augustus 2024 [8] geoordeeld dat het meest recente AIDA-rapport, waarnaar eiseres heeft verwezen, geen wezenlijk ander beeld schetst van de situatie in Frankrijk voor Dublinclaimanten dan uit de landeninformatie, die bij de voorgaande uitspraak is betrokken, naar voren is gekomen. Daar komt bij dat eiseres als Dublinclaimant zal worden overgedragen aan Frankrijk. Zij kan niet eigen ervaring verklaren over de behandeling van Dublinclaimanten bij terugkomst in Frankijk. Dat eiseres vreest voor haar ex-partner en de mannen door wie zij is misbruikt maakt evenmin dat zij niet kan worden overgedragen aan Frankrijk. Bij voorkomende problemen kan eiseres zich bij de Franse autoriteiten of de daarvoor geschikte instanties in Frankrijk melden. Niet is gebleken dat de Franse autoriteiten haar niet kunnen of willen helpen.
6. Verweerder heeft verder terecht overwogen dat de medische omstandigheden van eiseres evenmin reden zijn om haar niet over te dragen aan Frankrijk. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar medische situatie een uitdraai van haar patiëntendossier van het GZA van 2 augustus 2024 en een brief van [psychiater] van 11 september 2024 overgelegd. Uit deze gegevens blijkt echter niet dat de overdracht van eiseres een reëel en bewezen risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van haar gezondheidstoestand zal inhouden. Ook zijn er geen aanwijzingen dat Nederland het meest aangewezen land is voor behandeling. Frankrijk heeft dezelfde medische behandelmogelijkheden als Nederland. Verweerder mag er daarom van uit gaan dat eiseres in Frankrijk een vergelijkbare medische behandeling kan verkrijgen.
7. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd dat er geen aanleiding is om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden, die maken dat overdracht aan Frankrijk van onevenredige hardheid getuigt. Zoals hiervoor overwogen is niet gebleken dat eiseres in Frankrijk geen medische behandeling zal kunnen verkrijgen. Verder begrijpt de rechtbank de wens van eiseres om in Nederland te blijven, echter dat maakt niet dat verweerder de asielaanvraag van eiseres onverplicht aan zich had moeten trekken.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 24 januari 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2014.
3.AIDA Country Report: France (2023 Update).
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.AIDA Country Report: France (2022 Update).
7.Handvest van de grondenrechten van de Europese Unie respectievelijk Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.