Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , eiseres
de minister van Asiel en Migratie, verweerder
Inleiding
Overwegingen
Conclusie en gevolgen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Gambiaanse eiseres. De eiseres had op 15 mei 2024 asiel aangevraagd in Nederland, maar de minister van Asiel en Migratie heeft haar aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft het beroep van de eiseres op 23 januari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de verweerder aanwezig was, maar de eiseres en haar gemachtigde niet ter zitting zijn verschenen.
De rechtbank overweegt dat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de overdracht aan Frankrijk een reëel risico op schending van haar rechten met zich meebrengt. De eiseres heeft aangevoerd dat de opvangvoorzieningen in Frankrijk ondermaats zijn en dat zij vreest voor haar ex-partner en voor mannen die haar in Frankrijk hebben misbruikt. Echter, de rechtbank oordeelt dat de verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen nakomt. De rechtbank wijst erop dat de eiseres niet heeft aangetoond dat haar medische situatie een belemmering vormt voor de overdracht aan Frankrijk.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de eiseres geen recht heeft op vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.