ECLI:NL:RBDHA:2025:825
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. Bruinse - Pot
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Spanje en ongegrondverklaring door de rechtbank
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 14 januari 2025, wordt het beroep van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag op 16 december 2024 afgewezen, met het argument dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep, samen met een voorlopige voorziening, op 6 januari 2025 behandeld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de minister in stand blijft.
De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval had Nederland een verzoek om overname naar Spanje gedaan, waarop Spanje niet tijdig reageerde, wat gelijkstaat aan aanvaarding van het verzoek. De rechtbank overweegt dat de eisers niet kunnen aantonen dat Nederland verantwoordelijk is voor hun asielaanvraag op basis van de Dublinverordening, omdat eiseres enkel een procedureel verblijfsrecht heeft en geen verblijfstitel in de zin van de verordening.
Eisers voerden aan dat de minister ten onrechte geen toepassing had gegeven aan artikel 16 van de Dublinverordening, maar de rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft gesteld dat er geen sprake is van afhankelijkheid in de zin van deze bepaling. Ook de argumenten van eisers over de onevenredige hardheid van de overdracht naar Spanje worden door de rechtbank verworpen. De rechtbank concludeert dat de minister niet onzorgvuldig heeft gehandeld en dat de asielaanvraag van eisers niet in behandeling hoeft te worden genomen. De uitspraak eindigt met de mededeling dat eisers geen proceskostenvergoeding ontvangen.