ECLI:NL:RVS:2023:1765
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 9 maart 2023 haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling heeft genomen. De rechtbank Den Haag verklaarde op 21 april 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Nijholt, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 8 mei 2023 geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht verwezen naar eerdere uitspraken van de Afdeling, waarin is vastgesteld dat de criteria van de Dublinverordening niet van toepassing zijn op verzoeken tot terugname. De vreemdeling kan in deze procedure geen beroep doen op artikel 10 van de Dublinverordening, tenzij er zich een specifieke situatie voordoet zoals bedoeld in artikel 20, vijfde lid, van de verordening, wat hier niet het geval is.
Daarnaast heeft de rechtbank terecht opgemerkt dat in de Dublinprocedure niet wordt getoetst aan artikel 8 van het EVRM, omdat deze procedure niet bedoeld is voor het verkrijgen van verblijf op reguliere gronden bij familie- of gezinsleden. De Raad van State concludeert dat er geen vragen zijn die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.