ECLI:NL:RBDHA:2025:7969
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvraag en overdracht aan Kroatië
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, van Syrische nationaliteit, heeft bezwaar gemaakt tegen zijn overdracht aan Kroatië, omdat hij vreest voor onmenselijke behandeling en onvoldoende medische zorg daar. De rechtbank stelt vast dat de minister van Asiel en Migratie op goede gronden heeft geoordeeld dat Kroatië zijn verdragsverplichtingen nakomt en dat het aan eiser is om met concrete aanwijzingen aan te tonen dat hij bij overdracht een reëel risico loopt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat eiser niet heeft aangetoond dat zijn situatie in Kroatië anders is dan eerder beoordeeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank wijst erop dat de minister zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de overdracht van eiser aan Kroatië van onevenredige hardheid zouden getuigen. De uitspraak benadrukt dat de medische situatie van eiser niet voldoende is om te concluderen dat Nederland het meest aangewezen land is voor zijn behandeling. De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.