ECLI:NL:RBDHA:2024:2134

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
NL23.39653 en NL23.39488
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 2 februari 2024, zijn de beroepen van twee eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvragen op 15 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië volgens hem verantwoordelijk was voor deze aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 23 januari 2024 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris ten onrechte heeft aangenomen dat Kroatië adequaat kan omgaan met de asielaanvragen van eisers. Eiseres, die bijzonder kwetsbaar is door eerdere ervaringen van seksueel misbruik en gedwongen prostitutie, heeft onvoldoende garanties gekregen dat zij in Kroatië adequate medische zorg zal ontvangen. De rechtbank verwijst naar de Dublinverordening en het interstatelijk vertrouwensbeginsel, maar concludeert dat er in dit geval een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

De rechtbank verklaart de beroepen gegrond, vernietigt de besluiten van de staatssecretaris en draagt hem op nieuwe besluiten te nemen die rekening houden met deze uitspraak. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan de eisers. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van aanvullende garanties voor kwetsbare asielzoekers in het kader van de Dublinverordening.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.39653 en NL23.39488
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen [eiser 1], V-nummer: [V nummer 1]
en
[eiser 2], V-nummer: [V nummer 2] gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. E. Ebes), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. S. Kowsari).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 15 december 2023 niet in behandeling genomen omdat volgens de staatssecretaris Kroatië verantwoordelijk is voor deze aanvragen.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 23 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, C. Naklyaga en A. Madu als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek aanvaard.

In de zaak van eiseres (NL23.39653)

Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris ten aanzien van Kroatië niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De informatie van de Kroatische autoriteiten dat zij nog nooit iemand bij wijze van pushback hebben uitgezet is namelijk in directe tegenspraak met objectieve landeninformatie. De staatssecretaris gaat daarom ten onrechte uit van deze informatie, ook gelet op de arresten M.H. en Daraibou van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)2. Verder blijkt uit de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem3, en de ervaringen van eiseres zelf, dat asielzoekers onmenselijk behandeld worden door de Kroatische autoriteiten.
Eiseres voert verder aan dat zij bijzonder kwetsbaar is in de zin van het arrest Tarakhel, omdat zij slachtoffer is van seksueel misbruik en gedwongen prostitutie. Zij is daarnaast op een Kroatisch politiebureau op het toilet aangerand door een politieagent. Uit het patiëntendossier blijkt dat zij hierdoor medische klachten heeft met een sterke psychische component en is doorverwezen naar de GGZ. De zorg in Kroatië zal voor haar niet toereikend zijn. Eiseres verwijst hiertoe naar het AIDA-rapport van 11 juni 2023 (update 2022) en informatie van de Swiss Refugee Council van 19 december 2021. De staatssecretaris had daarom aanvullende garanties moeten vragen aan de Kroatische autoriteiten.
6. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid ten aanzien van alle lidstaten mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat betekent dat de staatssecretaris, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, ervan uit mag gaan dat alle lidstaten het unierecht en met name de door dat recht erkende grondrechten in acht nemen. Het is daarom in beginsel aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij bij overdracht aan Kroatië, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Kroatische autoriteiten, een reëel risico loopt op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). Daarvan is sprake in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn, die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2 Zie het AIDA-rapport van juni 2023 (update 2022), p. 17, 32, 116.
3 Uitspraken van 6 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20308, en 19 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:21350.
7. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat in Kroatië sprake is van structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in de uitspraak van 13 september 20234 geoordeeld dat de pushbacks in Kroatië geen aanleiding (meer) vormen om ten aanzien van Dublinclaimanten niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te gaan. De Afdeling is uitgegaan van informatie van de Kroatische autoriteiten van 15 november 2022 en de daarop door de staatssecretaris opgestelde beslisnota van 21 december 2022, waaruit volgt dat overgedragen Dublinclaimanten niet het risico lopen om door Kroatië te worden uitgezet zonder behandeling van hun asielverzoek of tijdens de behandeling van het asielverzoek. De Afdeling heeft daarbij ook van belang geacht dat deze informatie niet wordt weersproken door andere beschikbare landeninformatie. Daarom komt de Afdeling tot de conclusie dat de staatssecretaris zich op basis van de bevindingen uit het door hem verrichte onderzoek terecht op het standpunt heeft gesteld dat voor Kroatië mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om van dit oordeel af te wijken. Uit de arresten waar eiseres naar verwijst, blijkt niet dat Dublinclaimanten problemen ondervinden. Verder zijn de verklaringen van eiseres en van andere asielzoekers over wat zij hebben ervaren, op zichzelf onvoldoende voor het oordeel dat in Kroatië sprake is van structurele tekortkomingen.
8. In het arrest Tarakhel is geoordeeld dat ten aanzien van bijzonder kwetsbare asielzoekers aanleiding kan bestaan om aanvullende garanties te vragen aan de ontvangende lidstaat. De rechtbank vindt in dit verband van belang dat in Tarakhel wordt verwezen naar het arrest van het EHRM van 19 januari 2012, Popov tegen Frankrijk5, waarin aansluiting is gezocht bij de definitie van kwetsbare personen in de Opvangrichtlijn.6 Daaruit volgt dat met kwetsbare personen onder andere wordt gedoeld op personen verkracht zijn of andere ernstige vormen van psychisch, fysiek of seksueel geweld hebben ondergaan.
9. Op basis van de overgelegde medische documenten en de verklaringen van eiseres over het misbruik in Kroatië, heeft zij aannemelijk gemaakt dat zij bijzonder kwetsbaar is. Zij heeft ook onderbouwd dat zij in Kroatië als Dublinterugkeerder geen adequate medische (waaronder psychische) zorg zal krijgen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de staatssecretaris er zonder aanvullende garanties niet vanuit kan gaan dat zij in Kroatië adequate medische (waaronder psychische) zorg krijgt. De rechtbank licht dat oordeel hieronder toe.
10. De staatssecretaris betwist niet dat eiseres slachtoffer is van seksueel misbruik en gedwongen prostitutie. In het patiëntendossier staat dat eiseres een veelheid aan lichamelijke klachten heeft, gerelateerd aan misbruik en mishandeling, met een sterke psychische component. Zij wordt daarvoor behandeld en is ook doorverwezen naar de GGZ. De rechtbank is van oordeel dat eiseres hiermee heeft onderbouwd dat zij als bijzonder kwetsbaar in de zin van het Tarakhel-arrest is aan te merken.
5 ECLI:CE:ECHR:2012:0119JUD003947207, §91 en §60.
6 Artikel 21 van de Opvangrichtlijn.
11. Over de beschikbaarheid van adequate medische (waaronder psychische) zorg overweegt de rechtbank het volgende. Uit informatie van de Swiss Refugee Council van 19 december 2021 blijkt dat Dublinterugkeerders bij aankomst in een opvangcentrum geplaatst worden, waarbij geen verschillende behandeling is voor personen die bijzonder kwetsbaar zijn. Verder is er een gebrek aan adequate en continue psychologische en psychiatrische hulp voor asielzoekers en Dublinterugkeerders, omdat veel asielzoekers niet onder de categorie noodsituaties vallen, maar continu psychologische hulp nodig hebben. Ze zijn afhankelijk van de hulp van NGO's die gefinancierd worden via projecten en daarom afhankelijk zijn van de voortzetting van die fondsen. Uit het AIDA-rapport update 2022 blijkt dat de medische en psychische zorg in opvangcentra met name door Medicins du Monde (MdM) wordt verleend. MdM heeft vanaf 22 mei 2023 echter tijdelijk de activiteiten in de opvangcentra moeten stopzetten door gebrek aan financiering. Uit het AIDA-rapport blijkt niet dat de activiteiten inmiddels zijn hervat. De rechtbank concludeert daaruit dat passende geestelijke gezondheidszorg voor eiseres bij overdracht aan Kroatië niet voorhanden zal zijn.
11. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er, ook bij gereguleerde overdracht, een reëel risico bestaat dat eiseres geen adequate medische (waaronder psychische) zorg krijgt. Hiermee bestaat er ook een reëel risico op een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. De staatssecretaris moet daarom aanvullende garanties vragen aan de Kroatische autoriteiten. Het bestreden besluit is dan ook ontoereikend gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt.

Artikel 17 van de Dublinverordening

13. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in haar ervaringen in Kroatië geen aanleiding is gezien om de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen. Eiseres is na aankomst in Kroatië onder meer opgesloten zonder eten en drinken, op het politiebureau is aangerand door een politieagent, en heeft na de vrijlating een brief gekregen dat zij het land moest verlaten. Eiseres verwijst ook naar de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem.7
13. De rechtbank oordeelt als volgt. In de zienswijze heeft de gemachtigde van eiseres geschreven dat de aanranding in Bulgarije heeft plaatsgevonden. Dit moet eigenlijk Kroatië zijn. Deze verschrijving is in het bestreden besluit overgenomen. In het besluit is daarom niet kenbaar meegewogen dat eiseres in de context van haar asielaanvraag in Kroatië is aangerand door een politieagent. Het besluit is in zoverre ook onvoldoende gemotiveerd. De staatssecretaris moet dit alsnog meenemen in de afweging of toepassing moet worden gegeven aan artikel 17 van de Dublinverordening. De beroepsgrond slaagt.
7 Uitspraken van 6 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20308, en 19 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:21350.
In de zaak van eiser (NL23.39488)
15. Eiser voert aan dat de staatssecretaris niet uit mag gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Kroatië, onder meer omdat de informatie van de Kroatische autoriteiten in strijd is met landeninformatie en arresten van het EHRM. Verder heeft eiser een patiëntendossier overgelegd en stelt hij dat de zorg in Kroatië voor hem niet toereikend is. Ook heeft de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd waarom in zijn ervaringen geen aanleiding is gezien om de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen.
15. In het besluit van eiseres is de aanvraag van eiser vermeld als afhankelijke aanvraag en andersom. Dit is verder niet ter discussie gesteld. De rechtbank gaat er daarom van uit dat sprake is van samenhangende zaken, en dat het in het belang is van eiseres om niet van eiser te worden gescheiden. Daarom is, gelet op de gegrondverklaring van het beroep van eiseres, het beroep van eiser eveneens gegrond, en dient ook dit besluit te worden vernietigd. De beroepsgronden in eisers zaak behoeven daarom geen bespreking.

Conclusie en gevolgen

17. De beroepen zijn gegrond en de rechtbank vernietigt daarom de bestreden besluiten. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van de besluiten in stand te laten. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de staatssecretaris nieuwe besluiten moet nemen waarin rekening wordt gehouden met deze uitspraak.
17. Omdat de beroepen gegrond zijn krijgen eisers vergoeding van hun proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat er sprake is van samenhangende zaken in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de gemachtigde nagenoeg identieke beroepschriften heeft ingediend (1 punt) en aan de zitting heeft deelgenomen (1 punt), met een waarde per punt van € 875,-. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de besluiten van 15 december 2023;
  • draagt de staatssecretaris op nieuwe besluiten te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
02 februari 2024

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.