In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 2 februari 2024, zijn de beroepen van twee eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvragen op 15 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië volgens hem verantwoordelijk was voor deze aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 23 januari 2024 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris ten onrechte heeft aangenomen dat Kroatië adequaat kan omgaan met de asielaanvragen van eisers. Eiseres, die bijzonder kwetsbaar is door eerdere ervaringen van seksueel misbruik en gedwongen prostitutie, heeft onvoldoende garanties gekregen dat zij in Kroatië adequate medische zorg zal ontvangen. De rechtbank verwijst naar de Dublinverordening en het interstatelijk vertrouwensbeginsel, maar concludeert dat er in dit geval een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
De rechtbank verklaart de beroepen gegrond, vernietigt de besluiten van de staatssecretaris en draagt hem op nieuwe besluiten te nemen die rekening houden met deze uitspraak. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan de eisers. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van aanvullende garanties voor kwetsbare asielzoekers in het kader van de Dublinverordening.