ECLI:NL:RBDHA:2025:796

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
667174
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen van eiseressen tegen de Staat wegens reputatie- en inkomensschade na besluiten van de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseressen, waaronder Stichting Op Herme en Stichting Heykeshoeve, en de Staat der Nederlanden. De eiseressen vorderden schadevergoeding wegens reputatie- en inkomensschade die zij zouden lijden als gevolg van besluiten van de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, die vergoedingen had toegekend aan personen die als minderjarige bij Stichting Heykeshoeve verbleven. De rechtbank heeft de vorderingen van eiseressen afgewezen, waarbij zij oordeelde dat eiseressen onvoldoende bewijs hebben geleverd dat de besluiten van de Commissie schade hebben veroorzaakt. De rechtbank liet in het midden of de besluiten onrechtmatig waren, maar stelde vast dat eiseressen al vóór de besluiten problemen hadden met instanties en dat er al aandacht voor hen was in de media. De rechtbank concludeerde dat er geen causaal verband was tussen de besluiten en de gestelde schade, en dat de eiseressen niet als belanghebbenden konden worden aangemerkt in de besluiten van de Commissie. De proceskosten werden toegewezen aan de Staat.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
Zaaknummer: C/09/667174 / HA ZA 24-471
Vonnis van 22 januari 2025
in de zaak van

1.[eiseres, sub 1],2. [eiseres,sub 2],3. STICHTING OP HERME,4. STICHTING HEYKESHOEVE,

alle(n) te Ell,
eiseressen,
advocaat: mr. C.A.M.J.M. Joosten,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (het Ministerie van Justitie en Veiligheid)te Den Haag,
gedaagde, hierna: de Staat,
advocaat: mr. C.I.J. Klostermann te Den Haag

1.Waar gaat deze zaak over?

De Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven heeft aanvragen om een vergoeding toegewezen van personen die als minderjarige bij Stichting Heykeshoeve hebben verbleven. Eiseressen stellen dat zij reputatie- en inkomensschade lijden als gevolg van deze besluiten.
De rechtbank wijst de vorderingen af. De rechtbank laat in het midden of sprake is geweest van onrechtmatigheid bij het nemen van de besluiten. Eiseressen hebben onvoldoende onderbouwd dat (de mogelijkheid van) schade als gevolg van de besluiten van de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven aannemelijk is. Eiseressen hadden namelijk al vóór het nemen van de besluiten problemen met bepaalde instanties. Ook is voor eiseressen al vóór het nemen van de besluiten aandacht ontstaan op sociale media en in de reguliere media. Zij hebben niets aangevoerd dat een aanwijzing vormt dat de situatie door de besluiten heeft voortgeduurd of is verergerd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 mei 2024, met producties 1 tot en met 13;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 7;
- het tussenvonnis van 14 augustus 2024 waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
- de op 2 december 2024 door eiseressen overgelegde producties 14 tot en met 19.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 december 2024. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
2.3.
Ten slotte is de datum vastgesteld waarop dit vonnis wordt gewezen.

3.De feiten

Eiseressen
3.1.
In 1989 heeft [eiseres, sub 1] de Stichting Op Herme opgericht, die zich bezighoudt met de opvang van dieren. In 2016 hebben [eiseres, sub 1] en [eiseres,sub 2] het gezinshuis Stichting Heykeshoeve opgericht, gericht op het bieden van jeugdzorg en de opvang van kinderen. Stichting Op Herme ondersteunde de activiteiten van het gezinshuis.
Commissie Samson
3.2.
Op 8 oktober 2012 heeft de commissie-Samson een rapport uitgebracht over seksueel misbruik in de jeugdzorg. De commissie-Samson stelde daarin onder meer vast dat kinderen die in de periode vanaf 1945 door de overheid in een instelling zijn geplaatst, tweemaal zo vaak melding deden van seksueel misbruik als thuiswonende kinderen.
Onderzoek naar Stichting Heykeshoeve 2019
3.3.
In maart 2019 heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd een openbare rapportage uitgebracht waarin werd getoetst of Stichting Heykeshoeve voldeed aan de basiseisen voor verantwoorde jeugdhulp. De uitkomst van die toetsing was dat Stichting Heykeshoeve ten tijde van het uitbrengen van het rapport voldeed aan alle voorwaarden.
Commissie De Winter
3.4.
Op 12 juni 2019 heeft de commissie-De Winter een rapport uitgebracht van haar onderzoek naar fysiek en psychisch geweld gepleegd jegens kinderen die in de periode vanaf 1945 onder verantwoordelijkheid van de overheid zijn geplaatst in (kort gezegd) jeugdzorginstellingen, pleeggezinnen en justitiële jeugdinstellingen. Een van de aanbevelingen van deze commissie was dat erkenning moest worden geboden aan de slachtoffers van geweld in de jeugdzorg. De commissie lichtte die aanbeveling als volgt toe:
‘De commissie formuleert meerdere vormen van erkenning aan slachtoffers van geweld in de jeugdzorg. De commissie vindt het als eerste belangrijk dat het kabinet en de verschillende Brancheorganisaties Jeugd hun verantwoordelijkheid erkennen voor wat in de jeugdzorg vanaf 1945 gebeurd is en specifiek erkennen dat een groep ex-pupillen in de jeugdzorg (soms ernstig en veelvuldig) geweld heeft meegemaakt. Het gaat erom uit te spreken dat de verantwoordelijken voor de pupillen in de jeugdzorg destijds te weinig hebben gedaan om geweld te voorkómen en te doen ophouden. Deze erkenning is noodzakelijk omdat de gevolgen voor deze groep getroffenen voor hun latere leven in veel gevallen negatief zijn geweest. Deze erkenning kan gepaard gaan met een individuele invulling. Er is in Nederland ervaring opgedaan met de Samson-schaderegelingen. In landen als Ierland en Canada zijn grootschalige individuele regelingen tot stand gekomen. Ook bestaan diverse buitenlandse voorbeelden van specifieke regelingen uiteenlopend van een klein pensioen, een OV-kaart, tandartsverzekering tot een vergoeding van therapeutische hulp. Daarbij moet worden aangetekend dat er aan zulke regelingen ook risico’s kleven. Uit de evaluatie van de Samsom-schaderegelingen blijkt dat deze door een deel van de slachtoffers als een vorm van erkenning wordt ervaren, maar dat het verzamelen van bewijsmateriaal voor een aantal slachtoffers een zware emotionele belasting kan vormen, en dat soms herhaalde victimisatie optreedt. Het is aan het kabinet en de branche-organisaties Jeugd om in overleg met de lotgenotengroepen te onderzoeken welke vormen van erkenning aangewezen zijn.’
Kamerbrief 16 juni 2019
3.5.
De regering heeft de aanbeveling dat erkenning moest worden geboden aan de slachtoffers van geweld in de jeugdzorg overgenomen. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de minister voor Rechtsbescherming hebben daar in een Kamerbrief van 16 juni 2019 over geschreven:
‘We nemen deze aanbeveling over. We onderkennen het belang van (individuele) erkenning. We willen hierbij grote zorgvuldigheid betrachten, zeker gezien wat de slachtoffers al allemaal hebben moeten meemaken en betrekken eerdere ervaringen. We hebben afgelopen maanden reeds regelmatig overleg gevoerd met de brancheorganisaties en lotgenotengroepen en zullen dat naar aanleiding van het rapport de komende tijd voortzetten. Voor het einde van het jaar zult u over de resultaten hiervan geïnformeerd worden.’
Kamerbrief 21 februari 2020
3.6.
Vervolgens is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om erkenning te geven aan de slachtoffers van geweld in de jeugdzorg. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de minister voor Rechtsbescherming hebben in een Kamerbrief van 21 februari 2020 toegelicht hoe dit onderzoek was vormgegeven, wat de uitkomsten waren en welk vervolg aan die uitkomsten zou worden gegeven:
‘Al tijdens het onderzoek van de Commissie hebben Rijk, brancheorganisaties, lotgenotenorganisaties en Slachtofferhulp Nederland besproken welke erkenningsmaatregelen gewenst zijn. Daarnaast is er onderzoek gedaan naar de ervaringen van de Commissie Samson en de Commissie Deetman. Ook zijn internationale wetenschappelijke onderzoeken naar erkenningsmaatregelen in de voorbereiding betrokken. Tijdens verschillende bijeenkomsten met slachtoffers, ervaringsdeskundigen en lotgenoten(organisaties) hebben wij gesproken over hun meningen, verwachtingen en voorstellen over hoe en welke erkenning slachtoffers belangrijk vinden. De uitkomsten van deze gesprekken is gebruikt bij het opstellen van een enquête die onder andere is uitgezet bij de mensen die zich eerder bij de Commissie hebben gemeld. Een begeleidingscommissie, waarin ook brancheorganisaties en lotgenoten waren vertegenwoordigd, heeft onderzoeksbureau Kantar ondersteund bij het opzetten van de enquête. Een groot deel van de aangeschreven slachtoffers (70%) heeft de enquête ingevuld. Een overgrote meerderheid (85%) van hen gaf aan dat een financiële tegemoetkoming belangrijk is. Daarnaast werden een documentaire, een website en lezingen van ervaringsdeskundigen door de respondenten als belangrijkste maatregelen voor erkenning genoemd. De rapportage van de enquête is bijgevoegd als bijlage 2.
Wij hebben ervoor gekozen om de erkenning van het geweld dat slachtoffers is aangedaan vorm te geven langs de wensen die zij zelf hebben aangegeven. Wij lichten de erkenningsmaatregelen hieronder toe.
Financiële tegemoetkoming
Wij bereiden een regeling voor een financiële tegemoetkoming voor in het kader van de erkenning van het geweld dat slachtoffers is aangedaan; niet om alle kosten voortkomend uit het slachtofferschap te compenseren. Daarbij betrekken wij de leerpunten en ervaringen uit de evaluatie van de regelingen in het kader van de Commissie Samson en de aandachtspunten die slachtoffers en lotgenotenorganisaties ons hebben meegegeven. Uit de evaluatie van de Samsonregelingen en gesprekken met lotgenoten is gebleken dat de hoge bewijslast die in de civielrechtelijke regeling (het Statuut) noodzakelijk was, zorgde voor veel afwijzingen en daarmee ook voor zogenoemd secundaire victimisatie. Dit wordt onderschreven door de veel gehoorde wens van slachtoffers om de procedure en de bewijslast eenvoudig te maken. Vanwege deze wens, in combinatie met de ervaringen met eerdere regelingen, wordt nu een bestuursrechtelijke regeling op basis van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven uitgewerkt. De regeling zal voorzien in een tegemoetkoming van één bedrag, namelijk 5.000 euro. Hiermee kan de procedure voor de aanvragers een eenvoudige opzet krijgen, die tevens een snelle beslissing mogelijk maakt. De regeling zal in het najaar gepubliceerd worden en voor een periode van 2 jaar opengesteld worden. Het Schadefonds Geweldsmisdrijven zal de regeling uitvoeren.’
Onderzoek naar Stichting Heykeshoeve 2020
3.7.
In 2020 heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd onderzoek verricht naar meldingen betreffende Stichting Heykeshoeve. De uitkomst van dit onderzoek is niet openbaar.
Kinderen bij Stichting Heykeshoeve vanaf 2020
3.8.
Kinderen die in 2020 bij Stichting Heykeshoeve verbleven zijn daar weggehaald door de verantwoordelijke gecertificeerde instellingen. Sinds medio 2020 verblijven er geen kinderen meer bij Stichting Heykeshoeve die zijn geplaatst door gecertificeerde instellingen. Ook vrijwillige plaatsingen, waarbij de ouders van een kind instemmen met pleegzorg, hebben sindsdien niet meer plaatsgevonden.
Kamerbrief 27 oktober 2020
3.9.
In de Kamerbrief van 27 oktober 2020 van de minister voor Rechtsbescherming en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport staat:
‘De contouren van de regeling zijn reeds geschetst in de brief van 21 februari 2020. Deze contouren vormden het uitgangspunt voor het opstellen van een juridische regeling. Bij het opstellen van de regeling zijn punten ingebracht vanuit lotgenotenorganisaties. Deze zijn meegenomen in de uitwerking. Ook is gekeken naar de ervaringen opgedaan bij de uitvoering van de eerdere financiële regelingen (Samson en Deetman).’
Tijdelijke regeling
3.10.
Op 30 november 2020 is de Tijdelijke regeling financiële tegemoetkoming voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg (hierna: de Tijdelijke regeling) in de Staatscourant gepubliceerd.
3.11.
Vanuit de regering is tijdens het debat in de Tweede Kamer op 16 december 2020 over de Najaarsnota 2020 de inrichting van de Tijdelijke regeling onder meer als volgt toegelicht:
‘Bij de commissie-Samson is gekeken of, ter voorkoming van zaken, met een regeling mensen een vergoeding van schade konden krijgen, waarmee ze ook afstand doen van de rechten die zij hebben om uiteindelijk eventueel via de rechter en een aansprakelijkstelling alsnog schade vergoed te krijgen. Die keuze is toen gemaakt. Wij hebben ook weer geleerd van die keuzes, omdat het heel veel last en druk neerlegde bij slachtoffers en nabestaanden. Om een inkleuring te geven: het werd soms echt als een tribunaal ervaren. Omdat het ging om grotere bedragen, werd er ook heel veel gevraagd in termen van bewijsvoering. Mensen werden echt doorgezaagd over wat er precies was gebeurd. Je kan zeggen: als het je lukt om daardoorheen te komen, had dat als voordeel dat je een grotere vergoeding kreeg van je schade. Maar het bezorgde heel veel mensen ook heel veel leed en verdriet. Wij hebben geleerd van Samson en gezegd: wij willen eigenlijk niet nog een keer dat pad op, dus wij kiezen niet voor een schadevergoedingsmaatregel en voor verschillende categorieën, waarbij je het leed echt moet gaan wegen en meer bewijsvoering moet vragen. We hebben daarom gekozen voor één vast bedrag, een tegemoetkoming.’
3.12.
De Tijdelijke regeling is op 1 januari 2021 in werking getreden.
3.12.1.
Uit artikel 2 lid 1 Tijdelijke regeling volgde dat de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven een tegemoetkoming toekende als een aanvrager slachtoffer van geweld of dwangarbeid was geworden, indien dat geweld of die dwangarbeid had plaatsgevonden in het kader van verblijf in een in Nederland gevestigde instelling, pleeggezin dan wel opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen, alwaar het slachtoffer tussen 5 mei 1945 en 12 juni 2019 onder verantwoordelijkheid van de overheid was geplaatst.
3.12.2.
Op grond van artikel 2 lid 2 Tijdelijke regeling werd de vergoeding toegekend indien het naar het oordeel van de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven aannemelijk was dat (a) bovenmatig geweld of ongeoorloofde dwangarbeid heeft plaatsgevonden, en (b) het slachtoffer ten tijde van het geweld minderjarig was.
3.12.3.
In de toelichting op de Tijdelijke regeling staat, voor zover van belang:
‘De definitie van geweld omvat zowel geweld van fysieke, psychische als seksuele aard. Diverse vormen van geweld kunnen gelijktijdig voorkomen of in elkaar overlopen. Fysiek geweld moet worden gezien als het op een gewelddadige lichamelijk manier benaderd worden. Hierbij kan gedacht worden aan de volgende handelingen: schoppen, slaan met de handen of een voorwerp of andere vormen van lichamelijke mishandeling zoals opgesloten worden, voedsel hardhandig naar binnen geduwd krijgen, geen eten krijgen of braaksel moeten opeten en (langdurig) in de kou op een koude vloer moeten staan of in een koud bad moeten zitten.
Van psychisch geweld is sprake als een persoon op een intimiderende manier benaderd wordt. Hierbij kan gedacht worden aan handelingen als: uitschelden, vernederen, onterecht straffen, achterstellen bij andere kinderen en chantage, bangmakerijen en dreigementen met het geloof, moeten leven in kille, angstige en dreigende sfeer vol pesterijen waarin weinig warmte en genegenheid werd geboden, kinderen weinig privacy hadden en contact met vrienden of ouders werd afgehouden.
(…)
Het besluit van de commissie is een eenzijdige rechtshandeling waarbij alleen rechtsgevolgen voor het betreffende slachtoffer ontstaan en niet voor derden. De beschuldigde speelt geen rol in deze procedure en het te nemen besluit zegt daarmee ook niets over de eventuele betrokkenheid en schuld van de beschuldigde.’
Handelen (Commissie) Schadefonds Geweldsmisdrijven
3.13.
Er zijn bij de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven aanvragen ingediend om een vergoeding door personen die in het verleden als minderjarige bij Stichting Heykeshoeve hebben verbleven. Bij e-mail van 8 juni 2021 heeft de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven daarom navraag gedaan bij eiseressen of daar kinderen hadden verbleven die daar van overheidswege waren geplaatst. [eiseres, sub 1] heeft hierop bij e-mail van 14 juni 2021 geantwoord en aangegeven dat eiseressen slachtoffer zijn van een heksenjacht door een paar mensen die elkaar kennen en hun volgers op sociale media en dat zij vreesde voor haar lot als door de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven vergoedingen zouden worden toegekend.
3.14.
De Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven heeft in de periode van 8 juli 2021 tot en met 8 augustus 2023 elf aanvragen om een vergoeding toegewezen van personen die in het verleden als minderjarige bij Stichting Heykeshoeve hebben verbleven (hierna: de besluiten). In twee van de besluiten heeft de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven ook Stichting Op Herme genoemd. De aanvragers hebben ieder een bedrag ontvangen van € 5.000,00.
3.15.
Eiseressen hebben het Schadefonds Geweldsmisdrijven bij brief van 30 augustus 2023 aansprakelijk gesteld. Het Schadefonds Geweldsmisdrijven heeft de aansprakelijkstelling bij brief van 17 oktober 2023 van de hand gewezen.

4.Het geschil

4.1.
Eiseressen vorderen – samengevat – dat de rechtbank:
I. voor recht verklaart dat de Staat onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld op grond waarvan zij schade hebben geleden en/of nog lijden waarvoor de Staat aansprakelijk dient te worden gehouden;
II. de Staat veroordeelt tot vergoeding van de door eiseressen geleden immateriële schade voor een bedrag van € 25.000,00 per (rechts)persoon;
III. de Staat veroordeelt tot vergoeding van de door eiseressen geleden materiële schade in de vorm van inkomensderving, op te maken bij staat;
een en ander onder veroordeling van de Staat in de kosten van deze procedure.
4.2.
Aan deze vorderingen leggen eiseressen ten grondslag dat sprake is van een onrechtmatige daad.
Onrechtmatigheid
4.3.
Ten eerste stellen eiseressen daartoe dat sprake is van een inbreuk op het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 17 Grondwet. Op grond van de Tijdelijke regeling heeft de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven vastgesteld dat de aanvragers geweld hebben ondergaan. Dit impliceert daderschap van eiseressen, zo betogen zij. Zij hebben echter geen stem gehad in deze vaststelling en hebben dus geen toegang gehad tot de rechter. Eiseressen zijn als schuldig aangemerkt, zonder dat in rechte is komen vast te staan dat zij schuldig zijn. Ook is eiseressen niet de mogelijkheid gegeven zichzelf te (laten) verdedigen.
4.4.
Ten tweede stellen eiseressen daartoe dat sprake is van een inbreuk op het recht op een privéleven als bedoeld in artikel 8 EVRM en artikel 10 Grondwet. Hun recht op eer en goede naam is geschonden door de besluiten. In de besluiten is niet benadrukt dat enkel slachtofferschap is vastgesteld en geen daderschap. Dat de erkenning van geweld is gedaan door een overheidsinstantie, maakt het erger. Aan een bericht van de overheid wordt namelijk meer waarde gehecht dan aan een bericht van een niet-overheidsinstantie, aangezien ervan wordt uitgegaan dat de overheid weloverwogen beslissingen en geen onnodige risico’s neemt. Naar aanleiding van de besluiten zijn ernstige aantijgingen, bedreigingen en extreme smaad gedeeld op sociale media. Daarnaast zijn de besluiten breed uitgemeten in de media waardoor de plaatsing van kinderen door instanties wordt tegengehouden en vrijwillige aanmeldingen uitblijven.
4.5.
Ten derde stellen eiseressen dat de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven heeft gehandeld in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur:
- Bij de beoordeling of sprake is van bovenmatig geweld is enkel uitgegaan van de verklaringen van de aanvragers. Informatie van eiseressen is niet meegewogen. Ook heeft de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven niet gekeken naar de enorme doorwerking die de besluiten hebben gehad en nog hebben op eiseressen. Daarmee is volgens eiseressen gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel als bedoeld in artikel 3:2 Algemene wet bestuursrecht (Awb).
- Vermoedelijk is door de laagdrempeligheid en de globale toetsing van de Tijdelijke regeling een grote groep mensen aangespoord om een tegemoetkoming aan te vragen zonder daarvoor in aanmerking te komen. Het te dienen doel is dan ook grotendeels verwaterd. Daartegenover staan de nadelige gevolgen van de besluiten voor eiseressen, die niet zijn afgewogen en onevenredig zijn tot het te dienen doel. Met de besluiten is volgens eiseressen daarom gehandeld in strijd met het evenredigheidsbeginsel als bedoeld in artikel 3:4 Awb.
- Verder is sprake van vooringenomenheid, aangezien de besluiten zijn gebaseerd op stellingen van de aanvragers, niet op feiten. Daarmee is volgens eiseressen gehandeld in strijd met het verbod op vooringenomenheid als bedoeld in artikel 2:4 Awb.
Causaal verband / schade
4.6.
Eiseressen beroepen zich primair op de regel dat indien door een als onrechtmatige daad aan te merken gedraging een risico ter zake van het ontstaan van schade in het leven is geroepen en dit risico zich vervolgens verwezenlijkt, daarmee het causaal verband tussen die gedraging en de aldus ontstane schade in beginsel is gegeven en het aan degene is die op grond van die gedraging wordt aangesproken om te stellen en te bewijzen dat die schade ook zonder die gedraging zou zijn ontstaan.
4.7.
Subsidiair stellen eiseressen dat zij schade lijden omdat de besluiten hun reputatie hebben geschaad. De besluiten zijn genomen door een overheidsinstantie en in de besluiten worden aantijgingen gedaan van ernstige strafbare feiten. Zoals zij in het kader van de onrechtmatigheid hebben gesteld, is naar aanleiding van de besluiten online een heksenjacht gestart tegen hen en zijn verschillende publicaties geplaatst in (online) kranten.
4.8.
Eiseressen stellen subsidiair verder dat Stichting Op Herme en Stichting Heykeshoeve door de besluiten in het geheel geen inkomen meer ontvangen. Omdat de besluiten breed zijn uitgemeten op sociale media en vervolgens geplaatst door (online) kranten, blijven donaties aan Stichting Op Herme uit. Ook blijven zowel de plaatsingen vanuit de jeugdzorginstellingen als de vrijwillige plaatsingen bij Stichting Heykeshoeve uit. Verder stellen eiseressen dat [eiseres,sub 2] door de besluiten niet langer binnen haar sector inkomen kan verwerven. Zij solliciteert op allerlei vacatures van jeugdzorginstanties en krijgt, ondanks haar ervaring, telkens afwijzingen.
4.9.
De Staat voert verweer.
4.10.
Op de stellingen van partijen gaat de rechtbank hierna bij de beoordeling verder in.

5.De beoordeling

Onrechtmatigheid
Tijdelijke regeling
5.1.
Tijdens de zitting hebben eiseressen zich voor het eerst op het standpunt gesteld dat niet alleen het nemen van de besluiten onrechtmatig is geweest, maar ook de Tijdelijke regeling zelf. Zij hebben naar voren gebracht dat de Tijdelijke regeling in juli 2019 in de Staatscourant is aangekondigd en dat oud-bewoners van Stichting Heykeshoeve vervolgens via internet samenspanden tegen eiseressen: sommigen verzonnen verhalen om in aanmerking te komen voor een vergoeding en anderen dikten hun verhalen aan.
5.2.
De rechtbank ziet in het gestelde geen aanleiding om te oordelen dat de Tijdelijke regeling op zichzelf onrechtmatig is. Tijdens de zitting hebben eiseressen aangegeven zich te kunnen vinden in de door de Staat geschetste tijdslijn, zoals hierboven onder de feiten weergegeven. Daarvan uitgaande, is in juni 2019 het rapport van de commissie-De Winter gepubliceerd. Ook hebben de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de minister voor Rechtsbescherming in juni 2019 laten weten dat zij de aanbeveling van de commissie De Winter overnamen om met de brancheorganisaties en lotgenotengroepen te onderzoeken welke vormen van erkenning aangewezen waren. Op dat moment was nog niet bekend hoe een regeling eruit zou zien. De Tijdelijke regeling is pas op 30 november 2020 in de Staatscourant gepubliceerd. Maar zelfs als ervan wordt uitgegaan dat oud-bewoners van Stichting Heykeshoeve naar aanleiding van de publicatie van de Tijdelijke regeling hebben samengespannen tegen eiseressen, dan biedt dat geen grond voor het oordeel dat de Staat met (het publiceren van) de Tijdelijke regeling onrechtmatig heeft gehandeld in de zin van artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek.
Besluiten

Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
5.3.
Niet in geschil is dat eiseressen niet zijn aan te merken als belanghebbenden bij de besluiten in de zin van de Awb. Dit betekent dat zij zich niet met succes kunnen beroepen op artikel 3:4 Awb en ook niet op artikel 3:2 Awb, voor zover dat artikel de af te wegen belangen van belanghebbenden betreft.
Voor zover de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven voor het overige onrechtmatig heeft gehandeld door in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur de besluiten te nemen, leidt dit evenmin tot toewijzing van de vorderingen. Zoals de rechtbank hierna onder 5.16 e.v. zal toelichten, hebben eiseressen niet aannemelijk gemaakt dat er als gevolg van de besluiten mogelijk schade is ontstaan.

Recht op een eerlijk proces
5.4.
De Staat voert aan dat artikelen 6 EVRM en 17 Grondwet hier niet van toepassing zijn. De rechtbank stelt voorop dat het toepassingsgebied van artikel 6 EVRM en artikel 17 Grondwet zich uitstrekt tot de vaststelling van iemands burgerlijke rechten en verplichtingen (‘civil rights and obligations’) of de bepaling van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging (‘criminal charge’).
5.5.
Van vaststelling van rechten of verplichtingen van eiseressen is naar het oordeel van de rechtbank bij het nemen van de besluiten geen sprake geweest. Het rechtsgevolg van de besluiten is (slechts) dat aan de aanvragers een vergoeding van € 5.000,00 is toegekend. Eiseressen hoeven de vergoedingen niet te betalen. Ook van een tegen hen ingestelde vervolging is daarbij geen sprake geweest: de besluiten zijn niet gericht op het toebrengen van leed aan eiseressen.
5.6.
Bij besluiten in de zin van de Tijdelijke regeling hoefde het bovendien niet te gaan om handelingen van een medewerker van een instelling. Het kon ook gaan om geweld (in ruime zin) gepleegd door medebewoners/gezinsleden. Eiseressen stellen weliswaar dat deze onder hun verantwoordelijkheid zouden vallen, maar hebben niet onderbouwd dat dit meebrengt dat bij de besluiten haar rechten of verplichtingen werden vastgesteld of dat tegen hen vervolging werd ingesteld.
5.7.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, gelet op het voorgaande, geen inbreuk gemaakt op het recht van eiseressen op een eerlijk proces als bedoeld in artikelen 6 EVRM en 17 Grondwet.

Recht op privéleven
5.8.
De Staat heeft naar voren gebracht dat een beroep op bescherming van de reputatie pas onder artikel 8 EVRM en artikel 10 Grondwet valt wanneer de aantasting van de reputatie dusdanig (ernstig) van aard is, dat daardoor een belemmering ontstaat van het genot op het recht op respect voor het privéleven. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
5.9.
De Staat heeft twee geanonimiseerde voorbeelden overgelegd van besluiten op grond van de Tijdelijke regeling, één uit 2021 en één uit 2023. Deze voorbeelden betreffen niet Stichting Heykeshoeve, maar de rechtbank gaat ervan uit dat de besluiten die op oud-bewoners van Stichting Heykeshoeve zagen vergelijkbaar zijn met deze voorbeelden. Daarbij is van belang dat op eiseressen weliswaar in beginsel de stelplicht rust ten aanzien van onrechtmatig handelen, en zij hebben niet de besluiten overgelegd, maar dat kon ook niet van eiseressen worden gevergd. De Staat heeft hen – om privacyredenen – immers geen toegang tot de besluiten gegeven.
5.10.
In de door de Staat overgelegde besluiten staat de naam van de instelling waar de aanvrager was geplaatst. Voor een lezer zonder kennis van de achtergrond van de Tijdelijke regeling wekken de besluiten de indruk dat de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven heeft vastgesteld dat door die instelling strafbare feiten zijn gepleegd. Zo staat in het voorbeeld uit 2021:
  • ‘Tijdens uw verblijf in yyy te y en in zzz te z, maakte u daarentegen wel veel geweld mee. Het geweld werd gepleegd door zowel medegroepsgenoten als door de groepsleiding. (…) Daarnaast was u ook dagelijks getuige van onderling geweld.’
  • ‘Wij realiseren ons dat de gebeurtenissen in yyy en zzz diep ingrijpend zijn geweest.’
In het voorbeeld uit 2023 staat:
  • ‘U verbleef toen in xxx te x. U werd in deze periode als minderjarige slachtoffer van bovenmatig geweld terwijl u onder verantwoordelijkheid van de overheid in een instelling verbleef.’
  • ‘Wij wensen u sterkte toe met hetgeen u is overkomen.’
De Staat heeft aangevoerd dat deze passages puur een weergave van het verhaal van de aanvrager zijn. De rechtbank is van oordeel dat dit niet duidelijk uit de bewoordingen van de beslissing blijkt.
5.11.
Hoewel de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven de besluiten alleen naar de aanvragers heeft verzonden, maakte de grote maatschappelijke aandacht die er in die periode voor het onderwerp was – zowel in de traditionele media als op sociale media – het voorspelbaar dat de inhoud ervan breder bekend zou worden. Daarbij moet een overheidsorgaan er rekening mee houden dat zijn uitingen doorgaans meer gewicht hebben in het maatschappelijk debat dan dat van de gemiddelde burger.
Door de beslissingen te verwoorden zoals is gedaan, konden deze beslissingen het privéleven en de goede naam van eiseressen voorzienbaar negatief beïnvloeden. Daarom is sprake van een inmenging in het recht op respect voor het privéleven en de goede naam van eiseressen.
5.12.
Daarmee is nog niet gegeven dat die inmenging ook in strijd is met artikel 8 EVRM. De in die bepaling neergelegde rechten zijn namelijk niet absoluut: onder de in artikel 8 lid 2 EVRM genoemde omstandigheden moeten burgers bepaalde vormen van inmenging in hun rechten dulden.
5.13.
Artikel 8 lid 2 EVRM stelt meerdere eisen aan inmenging in door artikel 8 EVRM beschermde rechten. Inmenging is alleen toegestaan voor zover die inmenging is voorzien bij de wet. Ook moet de inmenging in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. De inmenging wordt geacht noodzakelijk te zijn in een democratische samenleving voor een van de in artikel 8 EVRM genoemde doelen indien de inmenging beantwoordt aan een dringende maatschappelijke behoefte (‘pressing social need’) en proportioneel is om het beoogde doel te bereiken. De lidstaat komt in verband hiermee een beoordelingsmarge toe.
5.14.
De Staat heeft toegelicht dat ervoor is gekozen om in de besluiten bewoordingen te gebruiken waarmee geen twijfel wordt geuit over de verhalen van de aanvragers, vanuit de wens om de slachtoffers erkenning te geven. Gevraagd naar de belangen van instellingen, heeft de Staat erop gewezen dat de wetgever ervoor heeft gekozen om instellingen geen rol te laten spelen bij de beslissingen van de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, om zogenoemde secundaire victimisatie te voorkomen. Dat de Staat de instellingen in de beslissingen geen rol heeft laten spelen, betekent niet dat die beslissingen voor de instellingen geen gevolgen kunnen hebben. Gesteld noch gebleken is dat er op enig moment is stilgestaan bij wat het onverkort erkennen van het slachtofferschap van de aanvrager voor de betrokken instelling en daaraan gelieerde personen zou betekenen. De door artikel 8 EVRM bij een inmenging vereiste belangenafweging heeft dus niet plaatsgevonden.
5.15.
Desondanks komt de rechtbank niet tot toewijzing van de vorderingen van eiseressen. Voor zover de wijze waarop toekenningsbesluiten zijn genomen jegens eiseressen was, leidt tot niet tot aansprakelijkheid van de Staat omdat door eiseressen – ook na vragen van de rechtbank – niets is aangevoerd dat de mogelijkheid van schade als gevolg van de besluiten aannemelijk maakt. Dit oordeel licht de rechtbank hierna onder het kopje ‘Causaal verband / schade’ nader toe.
Causaal verband / schade
5.16.
De Staat voert aan dat geen sprake is van een (gevaarzettende) situatie waarop de omkeringsregel van toepassing is. Dit verweer slaagt. Voor toepassing van de omkeringsregel is, naast onrechtmatig handelen of een tekortkoming, vereist dat er een norm is geschonden die strekt tot het voorkomen van een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade. Eiseressen hebben niet benoemd welke gevaarzettingsnorm op deze zaak van toepassing is; de rechtbank is ook niet ambtshalve bekend met een dergelijke norm die op deze zaak van toepassing is. De rechtbank zal daarom de gewone regels over stelplicht en bewijslast toepassen.
5.17.
Voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure betekent dit dat eiseressen de mogelijkheid van schade als gevolg van de besluiten aannemelijk moet maken.
5.18.
De Staat voert aan dat er voordat de besluiten door de Commissie werden genomen al signalen waren – in de vorm van berichtgeving in de media en meldingen bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd – dat bij Stichting Heykeshoeve sprake zou zijn van een onveilige situatie. De kinderen die bij eiseressen verbleven zijn daar al (voor) medio 2020 weggehaald. Volgens de Staat blijkt verder uit de beschikkingen van de rechtbank Limburg van 25 augustus 2020, ECLI:NL:RBLIM:2020:6245, en van 4 september 2020, ECLI:NL:RBLIM:2020:6595, dat in ieder geval twee gecertificeerde instellingen de samenwerking met eiseressen toen al niet meer wilden voortzetten vanwege de opstelling en pedagogische methoden van eiseressen. Volgens de Staat hebben deze beschikkingen tot de nodige publiciteit geleid. De Staat heeft er verder op gewezen dat Stichting Heykeshoeve in de procedure die heeft geleid tot de beschikking van 4 september 2020 al naar voren heeft gebracht dat er veel negatieve verhalen over haar zouden zijn. De eerste beslissing van de Commissie over een aanvraag van een oud-bewoner van Stichting Heykeshoeve, stamt van 8 juli 2021, toen de negatieve berichtgeving over eiseressen al gaande was.
5.19.
Eiseressen hebben erkend dat zij al in 2020 problemen hadden met instanties. Volgens hen waren er al veel langer problemen met bepaalde instanties, maar lukte het voorafgaand aan de besluiten altijd om daar met die instanties uit te komen. Eiseressen hebben ondanks het betoog van de Staat niet toegelicht waarom het niettemin zo was dat tussen het weghalen van het laatste bij Stichting Heykeshoeve geplaatste pleegkind in maart 2020 en de eerste beslissing van de Commissie op 8 juli 2021 – ruim een jaar – niet één pleegkind bij Stichting Heykeshoeve is geplaatst. Van eiseressen had temeer mogen worden verwacht hierover iets aan te voeren, nu de problemen in 2020 al zodanig waren dat gecertificeerde instellingen kinderen die bij Stichting Heykeshoeve verbleven daar hebben weggehaald. Niet gesteld is bijvoorbeeld dat instanties toegang hebben (gehad) tot de besluiten.
5.20.
Daar komt bij dat eiseressen zelf hebben uiteengezet hoe in augustus 2019 een ‘online heksenjacht’ tegen hen is begonnen. Dit kan naar het oordeel van de rechtbank, chronologisch gezien, niet het gevolg zijn van de besluiten. Eiseressen hebben niet gesteld dat de online heksenjacht is aangehouden of verergerd door de besluiten. In de door eiseressen overgelegde berichten van sociale media is alleen in het bericht van 13 augustus 2021 een verwijzing naar besluiten te lezen. Het betreft een reactie op een artikel met de titel ‘Maak je pleegouders verdacht en verdien 5000 euro’, maar het artikel zelf ontbreekt. In het bericht staat dat een bedrag van € 5.000,00 een trauma voor het leven bij lange na niet goedmaakt. Er blijkt echter niet dat de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven dit bedrag daadwerkelijk heeft toegekend aan (de kinderen van) de schrijver van het bericht en er zijn ook geen (onderdelen van) besluiten bij dit bericht geplaatst. Tijdens de zitting hebben eiseressen gesteld dat de besluiten worden gedeeld in WhatsAppgroepen en Facebookgroepen, maar zij heeft desgevraagd toegelicht dat zij dit niet zelf heeft gezien; ook heeft zij niet toegelicht hoe zij hiervan op de hoogte is en daarvan zijn ook geen voorbeelden gegeven. [eiseres,sub 2] heeft tijdens de zitting juist de stelling ingenomen dat de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven de aanvragers van de besluiten zou hebben gezegd dat zij deze niet mochten delen.
5.21.
Eiseressen hebben voorts (koppen van) artikelen uit De Limburger overgelegd. Een deel van deze artikelen dateert van vóór 8 juli 2021, toen het eerste besluit is genomen, en kan dus naar het oordeel van de rechtbank niet het gevolg zijn van de besluiten. Verder wordt in deze artikelen niet gerefereerd aan de besluiten. De artikelen lijken met name betrekking te hebben op het weghalen van de kinderen die in 2020 bij Stichting Heykeshoeve verbleven.
5.22.
Tegenover dit alles hebben eiseressen geen enkel aanknopingspunt aangereikt dat de aannemelijkheid van schade door de besluiten zou kunnen ondersteunen. Dat, naar eiseressen stellen, jeugdzorginstellingen ouders adviseren om te kijken op sociale media als zij een plaatsing bij Stichting Heykeshoeve overwegen en ouders vervolgens afhaken zodat sprake is van inkomensschade bij eiseressen, kan – zonder nadere toelichting, die ontbreekt – geen gevolg van de besluiten worden genoemd. Ditzelfde geldt voor de stellingen dat [eiseres,sub 2] door de besluiten niet langer binnen haar sector inkomen kan verwerven en dat Stichting Op Herme geen donaties meer ontvangt als gevolg van de besluiten.
Relativiteit
5.23.
Gelet op deze stand van zaken komt de rechtbank niet toe aan het verweer van de Staat dat de door eiseressen ingeroepen normen niet strekken tot bescherming van de door hen gestelde schade.
Conclusie
5.24.
De rechtbank zal de vorderingen afwijzen.
Proceskosten
5.25.
Eiseressen worden in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de Staat worden begroot op:
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
3.858,00
(2 punten × € 1.929,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
6.925,00
5.26.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt eiseressen in de proceskosten van de Staat, begroot op € 6.925,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als eiseressen niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, moeten eiseressen € 92,00 extra aan nakosten betalen, plus de kosten van betekening;
6.3.
veroordeelt eiseressen tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
6.4.
verklaart de veroordelingen in 6.2 en 6.3 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp, mr. M. Knijff en mr. C.J-A. Seinen in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.
type: 3053