ECLI:NL:RBDHA:2025:7720

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
C/09/678097 / HA RK 25-6
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voorlopig getuigenverhoor in zaak omtrent vergoeding van taperingstrips voor antidepressiva

In deze zaak hebben verzoekers, waaronder Regenboog Apotheek Bavel B.V. en de Vereniging Afbouwmedicatie, een verzoek ingediend voor een voorlopig getuigenverhoor. Dit verzoek is gedaan in het kader van hun bezwaren tegen het TEMPO-onderzoek, dat door Amsterdam UMC is uitgevoerd en dat zich richt op de afbouw van antidepressiva. Verzoekers stellen dat er geen wetenschappelijke onderbouwing is voor de afbouwmethoden die in het onderzoek worden gebruikt en dat dit hen benadeelt, omdat zorgverzekeraars taperingstrips niet vergoeden. De rechtbank heeft op 2 mei 2025 geoordeeld dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor de vermoedens van onrechtmatig handelen door de verweerders, waaronder ZonMw en Amsterdam UMC. De rechtbank heeft het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor afgewezen, omdat verzoekers geen belang hebben bij toewijzing van het verzoek en het verzoek zou leiden tot een fishing expedition. Verzoekers zijn veroordeeld in de proceskosten van de verweerders.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
zaak- / rekestnummer: C/09/678097/ HA RK 25-6
Beschikking van2mei 2025
in de zaak van

1.REGENBOOG APOTHEEK BAVEL B.V. te Bavel,

2. VERENIGING AFBOUWMEDICATIEte Apeldoorn,
3. [verzoekster, sub 3]te [woonplaats 1] ,
4. [verzoeker, sub 4]te [woonplaats 2] ,
5. [verzoekster, sub 5]te [woonplaats 3] ,
verzoekers,
advocaat: mr. P. Beerda te Rotterdam,
tegen

1.ZORGONDERZOEK NEDERLAND te Den Haag,

2. STICHTING AMSTERDAM UMCte Amsterdam,
3. [verweerder, sub 3]te [woonplaats 4] ,
4. [verweerder, sub 4]te [woonplaats 5] ,
5. [verweerder, sub 5]te [woonplaats 6] ,
verweerders,
advocaten verweerders sub 1 en 3: mrs. N.N. Bontje en C.G. Top,
advocaat verweerders sub 2, 4 en 5: mr. S.F. Tiems.
Verzoekers worden hierna gezamenlijk ‘verzoekers’ en ieder afzonderlijk ‘Regenboog Apotheek’, ‘de Vereniging’, ‘ [verzoekster, sub 3] ’, ‘ [verzoeker, sub 4] ’ en ‘ [verzoekster, sub 5] ’ genoemd. Verweerders sub 1 en 3 worden hierna gezamenlijk ‘ZonMw c.s.’ en ieder afzonderlijk ‘ZonMw’ en ‘ [verweerder, sub 3] ’ genoemd. Verweerders sub 2, 4 en 5 worden hierna gezamenlijk ‘Amsterdam UMC c.s.’ en ieder afzonderlijk ‘Amsterdam UMC’, ‘ [verweerder, sub 4] ’ en ‘ [verweerder, sub 5] ’ genoemd. ‘ZonMw c.s.’ en ‘Amsterdam UMC c.s.’ worden gezamenlijk verweerders genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift, binnengekomen op 31 december 2024, met producties 1 tot en met 14;
- het e-mailbericht van 8 januari 2025 van de rechtbank aan mr. Beerda;
- het e-mailbericht van 10 januari 2025 van mr. Beerda aan de rechtbank;
- het verweerschrift van de zijde van Amsterdam UMC c.s., met producties 1 tot en met 21;
- het verweerschrift van de zijde van ZonMw c.s., met producties 1 en 2;
- de door mr. Beerda en mr. Tiems overgelegde pleitnotities.
1.2.
Op 13 maart 2025 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden.
1.3.
De datum van beschikking is (nader) bepaald op vandaag.
2. De feiten
2.1.
Regenboog Apotheek exploiteert een apotheek. Zij heeft zich gespecialiseerd in apotheekbereidingen op maat voor psychoactieve medicatie, zoals antidepressiva.
2.2.
De Vereniging is op 18 december 2017 opgericht en heeft volgens haar statuten (onder meer) ten doel het behartigen van de belangen en het in en buiten rechte vertegenwoordigen van patiënten die tegen belemmeringen aanlopen bij de af- en/of opbouw van hun medicatie als gevolg van het onvoldoende aanwezig, beschikbaar en/of toegankelijk zijn van afbouwdoseringen van de medicatie, alsmede kennis daaromtrent en vergoeding daarvan en het zorgdragen voor zowel toegang tot vergoeding als declaratie en inning van kosten die af- en/of opbouwmedicatie met zich brengen. Een andere doelstelling van de Vereniging is het bevorderen van bekendheid over de bestaande belemmeringen bij de af- en/of opbouw van medicatie, bij de voorschrijvers van medicatie, patiënten en andere belanghebbenden.
2.3.
ZonMw is een publiekrechtelijke organisatie, die op grond van artikel 3 lid 1 van de Wet op de organisatie ZorgOnderzoek Nederland de taak heeft het doen uitvoeren en het subsidiëren of het verlenen van opdrachten met betrekking tot projecten, experimenten, onderzoek en ontwikkeling op het terrein van gezondheid, preventie en zorg. ZonMw bewaakt daarbij de kwaliteit en de samenhang en bevordert tevens het gebruik van de resultaten. Meer in het bijzonder verstrekt ZonMw subsidies ten behoeve van projecten die vallen onder een door het bestuur van ZonMw vastgesteld en door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: VWS) goedgekeurd programma.
2.4.
In 2012 heeft de minister van VWS het programma Goed Gebruik Geneesmiddelen (hierna: GGG) goedgekeurd. Het GGG-programma is gericht op het effectiever, veiliger en doelmatiger inzetten van bestaande geneesmiddelen.
2.5.
[verweerder, sub 3] is clusterhoofd geneesmiddelen bij ZonMw en verantwoordelijk voor de uitvoering van het GGG-programma.
2.6.
Regenboog Apotheek heeft in samenwerking met UMC Utrecht zogenoemde taperingstrips ontwikkeld, die het – kort gezegd – mogelijk maken om antidepressiva stap voor stap af te bouwen door voor iedere dag een specifieke (lagere) dosis aan te bieden. De taperingstrips worden op maat gemaakt en zijn sinds 2013 verkrijgbaar. De taperingstrips worden momenteel, op DSW en Salland na, niet vergoed door zorgverzekeraars.
2.7.
[verzoekster, sub 3] , [verzoeker, sub 4] en [verzoekster, sub 5] hebben in het verleden taperingstrips gebruikt om hun gebruik van antidepressiva af te bouwen. Die taperingstrips hebben zij niet vergoed gekregen van hun zorgverzekeraars.
2.8.
De Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter Bevordering der Pharmacie (hierna: de KNMP), MIND Landelijk Platform Psychische Gezondheid (hierna: MIND), het Nederlands Huisartsen Genootschap (hierna: het NHG) en de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (hierna: de NVvP) hebben een werkgroep opgericht, die in 2018 het Multidisciplinair document ‘Afbouwen SSRI’s & SNRI’s’ (hierna: het MDD) heeft samengesteld. Het MDD is op 26 september 2018 opgeleverd.
2.9.
Het MDD heeft als doel te voorzien in concrete handvatten voor artsen, patiënten en apothekers voor het afbouwen van antidepressiva, meer specifiek SSRI’s (selectieve-serotonine-heropnameremmers) en SNRI’s (serotonine-noradrenaline-heropnameremmers).
2.10.
In het MDD zijn voorbeelden van afbouwschema’s opgenomen. Tabel 2 van het MDD bevat voorbeelden van afbouwschema’s bij afwezigheid van risicofactoren voor ADS (afkorting voor het antidepressivumdiscontinueringssyndroom, dat wil zeggen het optreden van onttrekkingsverschijnselen). Volgens die tabel kan afgebouwd worden met geregistreerde sterktes. Tabel 3 van het MDD bevat voorbeelden van afbouwschema’s bij aanwezigheid van risicofactoren voor ADS. In dat geval wordt aanbevolen een geleidelijker afbouwschema te hanteren. Voor afbouw conform Tabel 3 zijn lagere doses nodig. Deze zijn in het MDD geformuleerd in Tabel 5. Doses die afwijken, worden uitsluitend door Regenboog Apotheek bereid in de vorm van taperingstrips.
2.11.
In de jaren na de publicatie van het MDD hebben Regenboog Apotheek en de Vereniging diverse pogingen gedaan om taperingstrips vergoed te krijgen. Daarbij hebben zij onder meer contact gezocht met de media, de Tweede Kamer, het ministerie van VWS, het Zorginstituut Nederland (hierna: ZiN), de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: NZa) en verschillende zorgverzekeraars. De Vereniging heeft in voornoemd verband ook gerechtelijke procedures gevoerd tegen zorgverzekeraar VGZ. Dit alles heeft niet geleid tot vergoeding van taperingstrips.
2.12.
In het kader van het GGG-programma heeft Amsterdam UMC op 3 maart 2020 een subsidieaanvraag ingediend bij ZonMw voor de uitvoering van een onderzoek genaamd “Comparing antidepressant (AD) tapering strategies for paroxetine and venlafaxine: the TAPER-AD trial”, thans bekend als het TEMPO-onderzoek (hierna ook op deze wijze aangeduid).
2.13.
Het TEMPO-onderzoek is een gerandomiseerd [1] en dubbelblind [2] onderzoek in twee groepen naar de vraag hoe de antidepressiva paroxetine en venlafaxine kunnen worden afgebouwd.
2.14.
De website van ZonMw vermeldt het volgende over het TEMPO-onderzoek:

Afbouw strategieën voor de antidepressiva venlafaxine en paroxetine: de TEMPO studie*
Antidepressiva worden veel voorgeschreven bij angst en depressie. Lang niet iedereen hoeft ze langdurig te gebruiken. Een deel van de patiënten die antidepressiva wil afbouwen lukt dit niet. Maar hoe kan iemand het beste afbouwen? Met de gebruikelijke afbouw met bestaande doseereenheden of een langzamere afbouw met steeds kleinere doseereenheden?
Welke van deze twee afbouwstrategieën het beste is, is onbekend.
Onderzoek
Daarom vergelijkt het TEMPO onderzoek deze twee afbouwmethodes bij twee veelgebruikte antidepressiva (paroxetine en venlafaxine) in een landelijk dubbelblind onderzoek bij patiënten die hersteld zijn van een eerdere depressie, maar deze antidepressiva nog slikken. Er wordt gekeken welke methode (gebruikelijk of langzamer) het beste helpt om succesvol af te bouwen, of er verschillen zijn in onttrekkingsklachten en of de depressie terugkomt.
Verwachte uitkomst
TEMPO zal opheldering geven over hoe afbouw van antidepressiva het beste kan. Met deze kennis zijn patiënten, artsen én beleidsmakers geholpen.”
2.15.
Bij besluit van 30 september 2020 is positief beslist op de subsidieaanvraag voor het TEMPO-onderzoek en is aan Amsterdam UMC een subsidie van maximaal € 1.484.215 toegekend.
2.16.
[verweerder, sub 4] en [verweerder, sub 5] zijn de hoofdonderzoekers en projectcoördinatoren van het TEMPO-onderzoek. [verweerder, sub 4] is werkzaam als hoogleraar en psychiater bij Amsterdam UMC en [verweerder, sub 5] als psychiater-epidemioloog bij Radboud-umc.
2.17.
Op 26 april 2023 heeft ZonMw op verzoek van Amsterdam UMC een aanvullende subsidie van maximaal € 308.771 verstrekt voor het TEMPO-onderzoek. Daarbij is vermeld dat de aanvullende subsidie wordt uitbetaald als 65% van het totaal te includeren patiënten in het TEMPO-onderzoek is geïncludeerd.
2.18.
In een brief van 20 juni 2023 hebben de (toenmalige) voorzitter van de Vereniging en dr. [naam 2] , onderzoeker/ervaringsdeskundige bij UMC Utrecht, aan Amsterdam UMC hun zorgen geuit over het TEMPO-onderzoek dat volgens hen grote – onaanvaardbare – risico’s voor de proefpersonen meebrengt. Zij hebben Amsterdam UMC daarbij verzocht om het TEMPO-onderzoek op te schorten. Daar is geen gevolg aan gegeven.
2.19.
De minister van VWS heeft op 18 januari 2024 een brief gestuurd aan de Tweede Kamer over (de vergoeding van) afbouwmedicatie, met onder meer de volgende inhoud:

Meldingen NZa en vervolg
In het Commissiedebat Geneesmiddelenbeleid van 22 maart 2023 (Kamerstuk 29 477, nr. 828) heeft mijn voorganger, naar aanleiding van een vraag van het lid [kamerlid] (D66) over knelpunten in het afbouwen van geneesmiddelen, aangegeven dat eventuele meldingen over knelpunten gedaan kunnen worden bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Bij de NZa zijn 94 unieke meldingen binnen gekomen. In deze meldingen werd aangegeven dat zorgverzekeraars het afbouwen van medicatie, met de gekozen methode, niet vergoeden. Het overgrote deel van de meldingen ging over het gebruik van taperingstrips. Wanneer bij de melding de afwijsgrond van de zorgverzekeraar bijgevoegd was, ging dit zonder uitzondering om een afwijzing op basis van het niet voldoen aan de voorwaarden voor vergoeding, namelijk de voorwaarde van rationele farmacotherapie.
De NZa concludeert hieruit dat er onbegrip bestaat bij patiënten en zorgaanbieders over de vergoeding van afbouwmedicatie, al dan niet via taperingstrips. De NZa heeft de Minister geadviseerd om het Zorginstituut een (voorlopig) standpunt in te laten nemen over de vergoeding van deze zorg. Een standpunt van het Zorginstituut zal leiden tot een uitspraak over de stand van wetenschap en praktijk van afbouwmedicatie en zal direct effect hebben op de aanspraak van patiënten op deze zorg. Aangezien wetenschappelijke literatuur over dit onderwerp beperkt is, bestaat er een reëel risico dat het Zorginstituut zal oordelen dat afbouwmedicatie niet voldoet aan de stand van wetenschap en praktijk. In dat geval mag deze zorg niet langer worden vergoed door zorgverzekeraars vanuit de basisverzekering. Ik acht dat risico voor patiënten te groot. Van veldpartijen begrijp ik dat veel patiënten baat hebben bij deze zorg en zonder de vergoeding hiervan niet kunnen minderen of stoppen met het gebruik van antidepressiva. Ik wil deze patiënten deze zorg, die in hun situatie passend kan zijn, niet ontnemen. Om deze reden geef ik op dit moment geen opvolging aan het advies van de NZa en vraag het Zorginstituut nu niet om een standpunt over de vergoeding van afbouwmedicatie in te nemen.
Ik verwacht dat in de komende jaren meer onderbouwing gegeven kan worden voor welke manieren van afbouwen effectief zijn en bij welke patiënten. Ik wijs in dit geval op de TEMPO-studie die vanuit het Radboudumc en het Amsterdam UMC sinds 2021 loopt. Hier wordt gekeken welke manieren van afbouwen effectief zijn en welke patiënten last krijgen van onttrekkingsverschijnselen die bekend staan als het antidepressivumdiscontinueringssyndroom (ADS). In de eerdergenoemde Kamerbrief van 7 maart 2023 heeft mijn voorganger uw Kamer ook geïnformeerd over deze studie.”
2.20.
Regenboog Apotheek en de Vereniging hebben getracht om (onder meer van ZonMw) via een Wob-verzoek (het huidige Woo-verzoek) inzage te verkrijgen in het volledige onderzoeksprotocol van het TEMPO-onderzoek, in verband met bezwaren die zij hebben tegen dit onderzoek. Dat verzoek is afgewezen. In dit kader is thans een procedure aanhangig bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin op 22 november 2024 een mondeling behandeling heeft plaatsgevonden. De uitspraak in die procedure is voor onbepaalde tijd aangehouden.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Het verzoek strekt tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor van acht in het verzoekschrift genoemde getuigen, te weten:
1. de heer [verweerder, sub 3] (clusterhoofd geneesmiddelen ZonMw);
2. de heer prof. dr. Mr. [verweerder, sub 4] (psychiater en professor bij Amsterdam UMC en hoofdonderzoeker TEMPO-onderzoek);
3. de heer dr. [verweerder, sub 5] (psychiater en epiodemioloog bij Radboud-umc en hoofdonderzoeker TEMPO-onderzoek);
4. mevrouw [naam 1] (lid Raad van Bestuur Amsterdam UMC);
5. de heer dr. [naam 2] (onderzoeker en psycholoog UMC Utrecht);
6. de heer prof. dr. [naam 3] (onderzoeker en hoogleraar psychiatrie UMC Utrecht);
7. mevrouw [naam 4] (voorzitter van de Vereniging);
8. de heer [naam 5] (werkzaam bij/vertegenwoordiger van Regenboog Apotheek).
3.2.
Daartoe voeren verzoekers – samengevat – het volgende aan.
In het MDD is vermeld dat er een gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing is voor de manier van afbouwen van antidepressiva. Dit (geveinsde) gebrek aan wetenschappelijk bewijs wordt door de zorgverzekeraars gebruikt om de door Regenboog Apotheek vervaardigde taperingstrips niet te vergoeden. Het ZiN verschuilt zich achter de zorgverzekeraars en spreekt zich niet uit over de vraag of afbouw met afnemende geringere dagdoseringen dan genoemd in Tabel 3 rationele farmacologie is. Zolang het TEMPO-onderzoek loopt, is niet te verwachten dat de zorgverzekeraars of ZiN hun standpunt zullen wijzigen. Hierdoor worden taperingstrips door de meeste zorgverzekeraars nog steeds niet vergoed en moeten patiënten die zijn aangewezen op langzamere afbouw van hun antidepressiva dan die conform Tabel 3, de taperingstrips zelf betalen (als zij dat al kunnen).
Verzoekers wensen te onderzoeken of verweerders jegens hen onrechtmatig hebben gehandeld. Daarvan kan volgens verzoekers sprake zijn indien verweerders het TEMPO-onderzoek zijn gestart en voortzetten in de wetenschap dat vergoeding van taperingstrips hierdoor wordt uitgesteld, terwijl zij weten dat dit onderzoek om diverse redenen niet tot het beloofde resultaat zal leiden (te weten: voor eens en altijd duidelijkheid over de vraag of geleidelijk afbouwen beter werkt dan niet/minder geleidelijk afbouwen) en het onderzoek op ethische gronden niet toegestaan had mogen worden. Bij verzoekers bestaat het vermoeden dat dit alles te maken heeft met een persoonlijke vete tegen Regenboog Apotheek en de Vereniging. Als uit het voorlopig getuigenverhoor zal blijken dat het TEMPO-onderzoek thans wordt gebruikt om het vergoeden van taperingstrips nog langer uit te stellen, wordt er mogelijk onrechtmatig jegens verzoekers wordt gehandeld, aldus verzoekers.
Verzoekers wensen meer in het bijzonder te onderzoeken of het subsidiebesluit van ZonMw op onjuiste gronden is genomen dan wel of ZonMw de subsidievoorwaarden voldoende handhaaft. Daarbij vermoeden verzoekers dat er invloeden van buitenaf zijn geweest op het subsidiebesluit en op de beslissing om het TEMPO-onderzoek voort te zetten ondanks de daartegen geuite bezwaren. Ook dat wensen zij te onderzoeken onder meer door het horen van betrokkenen bij de subsidieaanvraag en bij het TEMPO-onderzoek. Verzoekers vermoeden dat er sprake is van een persoonlijke vete tegen Regenboog Apotheek en de Vereniging en dat de betrokkenen bij het TEMPO-onderzoek collectief opereren om het onderzoek koste wat het kost te laten doorgaan.
3.3.
Verweerders betwisten dat daar sprake van is en bestrijden ook dat de vermoedens van verzoekers gerechtvaardigd zijn.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Vooraf
4.1.
Op de mondelinge behandeling hebben verzoekers aanvullende stukken overgelegd. Verweerders hebben daartegen bezwaar gemaakt. Nu verzoekers de aanvullende stukken niet binnen de daarvoor gegeven termijn hebben ingediend, worden die buiten beschouwing gelaten.
Ontvankelijkheid van de Vereniging
4.2.
Amsterdam UMC c.s. voeren allereerst aan dat voor zover de Vereniging stelt in rechte te willen optreden namens patiënten, zij dit niet kan omdat zij niet voldoet aan de eisen die artikel 3:305a BW stelt aan een collectieve actie. Voor zover Amsterdam UMC c.s. daarmee bedoelen dat de Vereniging niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek, kan dit in het midden blijven omdat het verzoek hoe dan ook niet toewijsbaar is, zoals hierna wordt uiteengezet.
Beoordelingskader
4.3.
Het verzoek is ingediend op 31 december 2024 en zal daarom worden beoordeeld aan de hand van artikel 186 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) (oud). Het nieuwe bewijsrecht dat sinds 1 januari 2025 van kracht is, is in de onderhavige procedure niet van toepassing.
4.4.
Een voorlopig getuigenverhoor heeft als doel om de verzoeker ervan in staat te stellen duidelijkheid te verkrijgen over bepaalde feiten waarvan hij in een eventuele procedure de bewijslast zal hebben en om zijn proceskansen beter te kunnen inschatten. Op grond van artikel 187 lid 3, aanhef en onder a en b (Rv) (oud) dient het verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor de aard en het beloop van de vordering van de verzoeker te vermelden, en de feiten of rechten die de verzoeker wil bewijzen. Dit dient hij te doen op zodanige wijze dat voor de rechter en de wederpartij voldoende duidelijk, en dus ook concreet, is op welk feitelijk gebeuren het verhoor betrekking zal hebben. Ook dient duidelijk te worden gemaakt waarom de te horen getuigen hierover (mogelijk) kunnen verklaren (vgl. HR 7 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1433).
4.5.
Een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor kan, als het overigens aan de eisen voor toewijzing daarvan voldoet, worden afgewezen op de grond dat van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt (artikel 3:13 Burgerlijk Wetboek (BW)), op de grond dat het verzoek strijdig is met een goede procesorde, en op de grond dat het verzoek afstuit op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. Voorts bestaat geen bevoegdheid tot het verzoeken van een voorlopig getuigenverhoor indien de verzoeker bij toewijzing daarvan onvoldoende belang heeft (artikel 3:303 BW) (HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1112).
Het verzoek dient te worden afgewezen
4.6.
Verzoekers leggen aan het verzoek ten grondslag dat verweerders mogelijk onrechtmatig jegens hen handelen omdat zij het TEMPO-onderzoek zijn gestart en voortzetten in de wetenschap dat het onderzoek - kortgezegd - zinloos/ondeugdelijk is, terwijl voortzetting van het onderzoek schadelijk is voor verzoekers omdat gedurende het onderzoek de taperingstrips niet worden vergoed. Verzoekers vermoeden, zo begrijpt de rechtbank, dat het vergoeden van taperingstrips actief door verweerders wordt tegengewerkt en dat het uitvoeren van het TEMPO-onderzoek (mede) wordt gebruikt om die vergoeding nog langer uit te stellen.
4.7.
Verzoekers baseren hun vermoeden dat sprake is van onrechtmatig handelen in de eerste plaats op het uitgangspunt dat er ernstige gebreken kleven aan het TEMPO-onderzoek die meebrengen dat het onderzoek per direct moet worden gestaakt. Voor dit uitgangspunt zijn onvoldoende aanknopingspunten voorhanden. Over zin, nut en toelaatbaarheid van wetenschappelijk onderzoek is altijd discussie mogelijk. Het TEMPO-onderzoek is geïnitieerd door de opstellers van het MMD, een groep personen die naar objectieve maatstaven is aan te merken als ter zake deskundig. Dat er enkele toonaangevende wetenschappers zijn die bezwaren hebben tegen het TEMPO-onderzoek, zoals verzoekers stellen, is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat het onderzoek niet deugt. Indien en voor zover verzoekers wensen aan te tonen dat het TEMPO-onderzoek op inhoudelijke gronden dient te worden gestaakt, is het houden van een voorlopig getuigenverhoor daarvoor niet het geëigende middel.
4.8.
Verzoekers hebben naar het oordeel van de rechtbank bovendien geen enkel concreet aanknopingspunt naar voren gebracht voor de juistheid van hun vermoeden dat verweerders het vergoeden van de taperingstrips (actief) tegenwerken. Als onweersproken staat vast dat het TEMPO-onderzoek een initiatief is van de opstellers van het MDD, een werkgroep die is opgericht door de KNMP, MIND, het NHG en de NVvP (hierna: de werkgroep). Amsterdam UMC c.s. hebben er in dit verband terecht op gewezen dat de werkgroep reeds in het MDD heeft vermeld dat de wens bestaat om het MDD door te ontwikkelen, juist omdat er weinig empirisch onderzoek is. Verzoekers hebben niets naar voren gebracht waaruit kan worden afgeleid dat
de werkgroephet TEMPO-onderzoek heeft geïnitieerd om vergoeding van taperingstrips (voor lange tijd) onmogelijk te maken en/of om Regenboog Apotheek en/of de Vereniging en/of patiënten die gebruik hebben gemaakt van taperingstrips bewust te benadelen. Ook is geen enkel concreet aanknopingspunt aangedragen voor een gerechtvaardigd vermoeden dat verweerders het TEMPO-onderzoek gebruiken om vergoeding van taperingstrips te voorkomen of uit te stellen. Door Regenboog Apotheek en de Vereniging kennelijk ervaren blijken van antipathie van verweerders (zoals het niet toelaten tot bepaalde bijeenkomsten waar de onderzoekers van het TEMPO-onderzoek bij betrokken zijn) zijn daarvoor volstrekt onvoldoende.
4.9.
Ook in de toelichting ter zitting van de heer [naam 5] , manager farmacie van Regenboog Apotheek, zijn geen aanknopingspunten te vinden die het vermoeden van tegenwerking kunnen staven. [naam 5] heeft enkele zinnen geciteerd uit stukken die naar zijn zeggen zijn verkregen naar aanleiding van een Woo-verzoek. Hij heeft verklaard dat uit deze stukken naar voren komt dat achter de schermen is afgesproken dat een wetenschappelijk onderzoek is opgetuigd om vergoeding van taperingstrips “buiten de boot te houden” en dat ZonMw, die de subsidie voor het TEMPO-onderzoek heeft verstrekt, als instrument wordt gebruikt om het TEMPO-onderzoek als zogenaamd wetenschappelijk onderzoek op te zetten. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden welke concrete aanwijzingen [naam 5] voor deze gestelde gang van zaken heeft omdat de voorgelezen citaten niet van enige bron of context zijn voorzien en de kennelijk relevante stukken zijn niet overgelegd. Gelet daarop kan aan deze blote stellingen van [naam 5] geen gewicht worden toegekend.
4.10.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat er geen aanwijzingen zijn voor de juistheid van de onder 4.6 weergegeven vermoedens van verzoekers, en dus ook niet voor enig onrechtmatig handelen van verweerders jegens verzoekers. Daar komt nog bij dat verweerders er terecht op hebben gewezen dat het de zorgverzekeraars zijn, en niet verweerders, die besluiten over het al dan niet vergoeden van de taperingstrips.
Conclusie
4.11.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank met verweerders van oordeel dat verzoekers geen belang hebben bij toewijzing van het verzoek en dat toewijzing van het verzoek zou leiden tot een
fishing expeditionwaarvoor het voorlopig getuigenverhoor niet is bedoeld. Daarom zal de rechtbank het verzoek afwijzen.
Proceskosten
4.12.
Omdat verzoekers in het ongelijk zijn gesteld worden zij (hoofdelijk) veroordeeld in de proceskosten van ZonMw c.s. en Amsterdam UMC c.s. De kosten aan de zijde van ZonMw c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat € 1.228,00 (2 punten x tarief II € 614)
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 2.120,00
4.13.
De kosten aan de zijde van Amsterdam UMC c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat € 1.228,00 (2 punten x tarief II € 614)
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 2.120,00

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst het verzoek af;
5.2.
veroordeelt verzoekers in de proceskosten van ZonMw c.s. begroot op € 2.120,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als verzoekers niet tijdig aan de veroordeling voldoen en deze beschikking wordt daarna betekend, dan moeten verzoekers € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
veroordeelt verzoekers hoofdelijk in de proceskosten van Amsterdam UMC c.s. begroot op € 2.120,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als verzoekers niet tijdig aan de veroordeling voldoen en deze beschikking wordt daarna betekend, dan moeten verzoekers € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2025.
type: 3151

Voetnoten

1.Dit betekent dat een loting bepaalt welke deelnemer in welke groep terechtkomt.
2.Dit betekent dat de deelnemers en de onderzoekers tijdens het onderzoek niet weten welk afbouwschema de deelnemer volgt.