Op 23 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende de toelating van de heer [verzoeker] tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De heer [verzoeker] bevond zich in een problematische schuldensituatie en had een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de WSNP. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heer [verzoeker] aan de voorwaarden voor toelating voldoet, waaronder de eis dat hij te goeder trouw was bij het ontstaan van zijn schulden. De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat er recente schulden zijn waarvan de oorsprong twijfelachtig is, met name bij het CJIB en de Belastingdienst.
Tijdens de zitting op 16 januari 2025 is het verzoek van de heer [verzoeker] besproken, waarbij ook zijn schuldhulpverlener en beschermingsbewindvoerder aanwezig waren. De rechtbank heeft de hardheidsclausule van artikel 288 lid 3 van de Faillissementswet toegepast, omdat de heer [verzoeker] zijn omstandigheden onder controle heeft gekregen en zijn financiële situatie stabiel is. De rechtbank heeft de ingangsdatum van de WSNP vastgesteld op 20 juni 2024, het moment waarop een minnelijk nul-aanbod aan de schuldeisers is gedaan. Dit is in overeenstemming met de rechtspraak van de Hoge Raad, die stelt dat een termijn van de WSNP kan beginnen bij de eerste aflossing in het kader van de buitengerechtelijke schuldregeling.
De rechtbank heeft de termijn van de WSNP vastgesteld op achttien maanden, te rekenen vanaf de ingangsdatum. Tevens zijn alle gelegde beslagen opgeheven. De rechter-commissaris is benoemd en de bewindvoerder is opgedragen om de post van de heer [verzoeker] in te zien gedurende de eerste dertien maanden van de regeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en de heer [verzoeker] heeft de mogelijkheid om binnen acht dagen hoger beroep aan te tekenen tegen deze beslissing.