ECLI:NL:RBDHA:2025:7404

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
NL25.2078
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse homoseksueel wegens ongeloofwaardigheid van verklaringen en onvoldoende bewijs van vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser die homoseksueel is. De eiser had op 16 december 2021 asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van de eiser tegen het besluit van de minister. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser over zijn seksuele geaardheid en de daarmee samenhangende problemen niet geloofwaardig waren. De rechtbank stelde vast dat de eiser inconsistent en summier had verklaard over zijn ervaringen en dat hij zijn verklaringen niet had onderbouwd met voldoende bewijs. De rechtbank weegt daarbij mee dat de eiser in Nigeria is opgegroeid, waar homoseksualiteit niet wordt geaccepteerd, maar oordeelt dat dit niet voldoende is om zijn verklaringen als geloofwaardig te beschouwen. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van de eiser niet aannemelijk is gemaakt en verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding om de zaak aan te houden in afwachting van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.2078

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. van Duren).

Procesverloop

Verweerder heeft met het besluit van 9 januari 2025 (het bestreden besluit) de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Aan eiser is een vertrektermijn onthouden en tegen hem is een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 6 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [tolk] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1975 en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 16 december 2021 asiel aangevraagd. Bij uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 18 augustus 2023, is eisers beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag gegrond verklaard en is verweerder opgedragen om binnen vier weken een besluit aan eiser bekend te maken. Bij besluit van 9 november 2023 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep in gesteld. Na intrekking van het besluit heeft eiser zijn beroep ingetrokken. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag vervolgens opnieuw afgewezen.
2. Eiser heeft ter toelichting op zijn asielaanvraag verklaard dat hij homoseksueel is. Zijn [partner] is vanwege de relatie met eiser op 15 augustus 2021 gearresteerd en sindsdien heeft eiser niets meer van hem vernomen. Eiser is op 20 november 2021 vertrokken uit Nigeria met hulp van mensensmokkelaar [naam]. In Nederland is hij seksueel uitgebuit. Nadat eiser wist te ontsnappen heeft hij op 16 december 2021 asiel aangevraagd in Nederland. Eiser vreest bij terugkeer voor de Nigeriaanse autoriteiten en voor de mensensmokkelaar.
3. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. [1] Verweerder vindt de gestelde problemen naar aanleiding van de door eiser gestelde homoseksualiteit, noch de problemen in verband met de gestelde mensenhandel geloofwaardig. Eiser heeft zijn verklaringen niet onderbouwd met documenten die zijn asielmotieven volledig onderbouwen. Daarnaast vormen zijn verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel. Eiser heeft volgens verweerder inconsistent, tegenstrijdig en ongerijmd, alsmede summier en algemeen verklaard over zijn gestelde homoseksualiteit. Daarnaast heeft eiser tegenstrijdig, ongerijmd en bevreemdend, alsook summier en vaag verklaard over de gestelde mensenhandel. Eiser heeft verder zijn asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk ingediend, terwijl hij daar geen goede verklaring voor heeft gegeven.
4. Eiser vindt dat de door hem afgelegde verklaringen over zijn asielmotieven ten onrechte niet geloofwaardig zijn geacht. Verweerder heeft volgens eiser onvoldoende rekening gehouden met de culturele context en de invloed daarvan op eisers vermogen om te verklaren. Eiser kon in Nigeria niet over zijn geaardheid spreken en heeft daar geleerd zijn gevoelens te onderdrukken. Pas in Nederland kon hij voor het eerst open over zijn geaardheid vertellen. In die context kan niet verwacht worden dat eiser uitgebreid en gedetailleerd verklaart over zijn geaardheid. Ook heeft hij zijn relatie met Nnamdi altijd moeten verbergen. Zijn herinneringen aan hun relatie zijn daarom minder emotioneel geladen en lijken minder gedetailleerd dan verweerder verwacht. Eiser beroept zich ter onderbouwing op paragraaf 6 van een rapport van het EUAA [2] “Evidence and credibility assessment in the context of the Common European Asylum System” van februari 2023 en een rapport van Buro KleurKracht. [3] In aansluiting op de informatie uit deze rapporten stelt eiser dat verweerder de voordeel-van-de-twijfel-toets uit de Werkinstructie (WI) 2024/6 [4] onjuist heeft toegepast en dat verweerder niet heeft voldaan aan de op hem rustende samenwerkingsverplichting. Bovendien is volgens eiser de WI 2024/6, vanwege een strengere toets op geloofwaardigheid dan de WI 2019/17 [5] , in strijd met de rechtszekerheid en het EU-recht. Eiser verwijst naar prejudiciële vragen hierover van de rechtbank, zittingsplaats Roermond. [6] Voor wat betreft de door hem gestelde vrees als slachtoffer van mensenhandel voert eiser aan dat verweerder het causale verband tussen mensenhandel en vervolging op basis van seksuele geaardheid niet toereikend heeft beoordeeld. Eiser verwijst voor het risico op ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria naar het Algemeen Ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over Nigeria van 2023 en naar de uitspraak van de Afdeling [7] van 23 november 2023. [8] Eiser stelt dat de lange duur van de procedure van invloed is geweest op zijn vermogen om consistent en volledig te verklaren over complexe en traumatische gebeurtenissen aangaande zijn geaardheid en de mensenhandel.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Het beoordelingskader.
5. Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond, als de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
Het zesde lid bepaalt dat als de vreemdeling (een deel van) de door hem afgelegde verklaringen niet met documenten kan onderbouwen, deze verklaringen geloofwaardig worden geacht en aan de vreemdeling het voordeel van de twijfel wordt gegund, wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de vreemdeling heeft een oprechte inspanning geleverd om zijn aanvraag te staven;
alle relevante elementen waarover de vreemdeling beschikt, zijn overgelegd, en er is een bevredigende verklaring gegeven omtrent het ontbreken van andere relevante elementen;
de verklaringen van de vreemdeling zijn samenhangend en aannemelijk bevonden en zijn niet in strijd met beschikbare algemene en specifieke informatie die relevant is voor zijn aanvraag;
e vreemdeling heeft zijn aanvraag zo spoedig mogelijk ingediend, tenzij hij goede redenen kan aanvoeren waarom hij dit heeft nagelaten; en
vast is komen te staan dat de vreemdeling in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd.
6. De IND hanteert voor deze geloofwaardigheidsbeoordeling sinds 1 juli 2024 de WI 2024/6. Anders dan eiser stelt, houdt deze werkinstructie ten opzichte van de WI 2019/17 geen verzwaarde bewijslast in. Met de toepassing van de WI 2024/6 wordt net als voorheen getoetst aan de wettelijke geloofwaardigheidsvoorwaarden zoals genoemd in artikel 31, zesde lid, van de Vw. De feitelijke vaststelling of het relaas van de vreemdeling wordt onderbouwd met documenten gaat daaraan logischerwijs vooraf. Voor aanvragen met een lhbti-motief geldt daarnaast de WI 2019/17. Daarin staat dat van een vreemdeling niet wordt verlangd dat hij zijn seksuele geaardheid met documentair bewijs onderbouwt. Aan de voorwaarden genoemd onder a. en b. genoemd in WI 2024/6 wordt in zoverre op voorhand voldaan. Verweerder heeft in het bestreden besluit nog eens uitdrukkelijk bevestigd dat aan eiser het ontbreken van documenten niet wordt tegengeworpen.
7. De samenwerkingsverplichting tussen de vreemdeling en verweerder wordt onder meer vormgegeven door het stellen van vragen en het bieden van gelegenheid om het relaas met verklaringen aannemelijk te maken. Daarbij volgt uit zowel de WI 2019/17 als de WI 2024/6 dat de IND bij de beoordeling van de geloofwaardigheid rekening houdt met de individuele situatie en omstandigheden van de verzoeker en zijn referentiekader. Daarbij kunnen onder meer leeftijd, geslacht, opleiding, herkomst en cultuur een rol spelen.
Ook in zoverre is geen sprake van hogere eisen dan voorheen.
8. Het beroep slaagt dan ook niet voor zover het is gericht tegen het algemene beoordelingskader voor de aanvraag. De rechtbank ziet geen aanleiding om de zaak aan te houden in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen van de zittingsplaats Roermond aan het Hof van Justitie. [9]
De gestelde homoseksuele geaardheid van eiser.
9. In de WI 2019/17 is uiteengezet dat in zaken over seksuele gerichtheid het zwaartepunt in de geloofwaardigheidsbeoordeling ligt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen. Dit geldt temeer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar lhbti zijn maatschappelijk onacceptabel of strafbaar gesteld is. In die situatie is het de vraag of en hoe de vreemdeling zich daaraan heeft aangepast en hoe hij dit heeft beleefd.
10. Verweerder heeft in het voornemen en het bestreden besluit het door hem in aanmerking genomen referentiekader van eiser voldoende uiteengezet: Uit eisers verklaringen volgt dat eiser op veertien- of vijftienjarige leeftijd ontdekte dat hij op jongens valt, dat hij een vaste relatie heeft gehad van 2015 tot augustus 2021 en dat hij daarna meerdere homoseksuele contacten heeft gehad. Verder neemt verweerder in aanmerking dat eiser zes jaar basisonderwijs en drie jaar middelbaar onderwijs heeft genoten, dat hij in een autowasstraat heeft gewerkt en vanuit huis een onderneming in palmolie heeft gerund. Ook is van belang dat eiser tot zijn zesenveertigste, dus bijna dertig jaar als volwassen homoseksuele man, in Nigeria heeft gewoond. Verweerder verwacht daarom dat eiser voldoende taalontwikkeling heeft om zijn verhaal met authentieke details te vertellen en dat eiser relatief uitgebreid kan verklaren over zijn persoonlijke ervaringen. Verweerder verwacht daarbij dat, aangezien eiser afkomstig is uit een land waar homoseksualiteit niet wordt geaccepteerd, bij eiser sprake zal zijn van een proces waarin hij zichzelf voor de vraag gesteld ziet wat het betekent om anders te zijn dan de maatschappij van hem verwacht en hoe hij daarmee omgaat.
11. Uit de uitspraak van de Afdeling van 6 februari 2020 [10] volgt dat verweerder standaard rekening houdt met de culture achtergrond van de vreemdeling. Het door eiser overgelegde rapport van Buro KleurKracht leidt niet tot de conclusie dat verweerder desondanks van een onjuist of te beperkt referentiekader is uitgegaan. Daargelaten dat het rapport in de eerste plaats ingaat op de culturele achtergrond van vreemdelingen uit Oeganda, volgt uit dat rapport in het algemeen namelijk niet dat van vreemdelingen uit een land zoals Oeganda of Nigeria, niet verwacht mag worden dat zij adequaat antwoorden zoals genoemd in de Werkinstructie. Zoals in het rapport ook wordt opgemerkt kan de informatie uit de daarin gemaakte analyse niet worden gebruikt als maatstaf voor iedere lhbti-er (uit Oeganda). Het is in de eerste plaats aan de vreemdeling om zijn gevoelens en ervaringen inzichtelijk te maken, dan wel individueel aannemelijk te maken dat hij daarover niet kan verklaren. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser daarin niet geslaagd. Zijn stelling dat de omstandigheid dat hij is opgegroeid in Nigeria invloed heeft gehad op zijn vermogen om te verklaren is niet individueel onderbouwd. De gevolgtrekkingen die eisers gemachtigde maakt aan de hand van de verklaringen zoals die door eiser zijn afgelegd volgt de rechtbank niet. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij vanwege de onmogelijkheid om destijds in Nigeria openlijk over homoseksualiteit te kunnen praten, dan wel vanwege persoonlijke schaamte niet in staat is geweest om voldoende te kunnen verklaren tijdens de gehoren. Dat dit in sommige gevallen aan de orde kan zijn, zoals naar voren komt in het door eiser geciteerde rapport van EUAA, betekent nog niet dat hiervan ook in eisers geval sprake is. De verslagen van de gehoren van eiser geven geen aanleiding om dit aan te nemen.
12. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om aan te nemen dat de enkele duur van de procedure van invloed is geweest op eisers vermogen om te verklaren. Eisers asielaanvraag dateert van 16 december 2021. Het nader gehoor heeft op 20 juni 2022 plaatsgevonden en op 25 juli 2022 is eiser aanvullend gehoord.
13. Verweerder heeft in het bestreden besluit niet ten onrechte geconcludeerd dat eisers verklaringen over de gestelde homoseksualiteit niet aannemelijk zijn in de zin van artikel 31, zesde lid, van de Vw. Daarbij heeft verweerder gereageerd op eisers zienswijze.
Voor zover eiser in zijn aanvullende beroepsgronden van 4 maart 2025 stelt dat verweerder op pagina 9 van het bestreden besluit niet of nauwelijks in is gegaan op zijn zienswijze, betreft dit de vaststelling van verweerder dat de zienswijze van eiser op meerdere punten onbegrijpelijk, althans onvoldoende duidelijk is, dan wel geen nieuwe inzichten geeft. Eiser heeft in de gronden van beroep niet weten uit te leggen waarom deze reactie tekortschiet.
13.1
Verweerder heeft er op gewezen dat eiser inconsistent heeft verklaard over de vraag of hij in zijn jeugd nu wel of niet iets wist van homoseksualiteit. Eiser heeft dit niet bestreden.
13.2
Verweerder heeft verder overwogen dat eiser summier en algemeen heeft verklaard over de ontdekking homoseksueel te zijn en hoe eiser daarmee is omgegaan. Ook stelt verweerder dat eiser summier en vaag is gebleven over het proces dat hij zegt te hebben doorlopen tot aan de volledige acceptatie van zijn seksuele geaardheid. Eisers stelling, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 24 november 2021 [11] dat verweerder zijn oordeel onvoldoende heeft gemotiveerd, leidt niet tot een geslaagd beroep. In de genoemde uitspraak concludeerde de Afdeling dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom van de betrokkene uitgebreidere verklaringen werden verlangd over zijn acceptatieproces. Daarbij had verweerder ten onrechte volstaan met de overweging dat de betrokkene als volwassene op zijn jeugd kon reflecteren. In reactie op de verwijzing naar deze uitspraak heeft verweerder in het bestreden besluit nader overwogen dat van eiser uitgebreidere verklaringen worden verwacht omdat eiser heeft verklaard dat hij als volwassene vele losstaande seksuele contacten heeft gehad en zelfs een langdurige relatie. Daarbij heeft verweerder ook overwogen dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt wat het voor hem betekende om anders te zijn in Nigeria en hoe zijn gevoelsleven zich heeft ontwikkeld vanaf het moment, op zijn 19e, dat hij zijn homoseksualiteit volledig zou hebben geaccepteerd.
13.3
Verweerder heeft in zijn voornemen verder terecht overwogen dat eiser oppervlakkig heeft verklaard over zijn relatie met Nnamdi en hoe het was om die relatie, die vijf jaar zou hebben geduurd, geheim te moeten houden. In het bestreden besluit concludeert verweerder dat eisers zienswijze dat verweerder hiermee te hoge eisen stelt aan eisers verklaringen geen reden geeft voor een andere beoordeling. De beroepsgrond dat hiermee onvoldoende is ingegaan op de zienswijze leidt niet tot een geslaagd beroep,
13.4
Ten slotte heeft eiser volgens verweerder oppervlakkig heeft verklaard over de betekenis van de lhbti-bijeenkomsten die eiser bijwoont en summier, niet inzichtelijk, tegenstrijdig, vaag en ongerijmd over de problemen als gevolg van de gestelde homoseksualiteit. Hiertegen heeft eiser geen kenbare beroepsgronden geformuleerd.
14. Verweerder heeft op basis van de door hem gemaakte tegenwerpingen niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser ongeloofwaardig heeft verklaard over zijn homoseksualiteit en de daaruit voorvloeiende problemen.
15. Verweerder heeft in het rapport van Buro Kleurkracht geen aanleiding hoeven zien voor een ander oordeel, aangezien dit rapport algemene uitspraken doet, waarvan niet aannemelijk is gemaakt dat zij ook van toepassing zijn op eiser. Dit rapport doet dan ook niet af aan de door verweerder vastgestelde tekortkomingen in de verklaringen van eiser.
De omstandigheid daarnaast dat verschillende van eisers verklaringen in het rapport van LGBT Asylum support worden geduid als uitgebreid, persoonlijk en authentiek doet aan verweerders conclusie evenmin af. Het is immers aan verweerder als beslissingsautoriteit om de verklaringen van eiser te beoordelen op geloofwaardigheid en deze te wegen in het licht van de vraag naar de behoefte van internationale bescherming.
De verklaringen van Stichting Rainbow van 22 oktober 2023 en 27 november 2024 houden in dat eiser een trouw bezoeker is van bijeenkomsten van de stichting voor lhbt-vluchtelingen. Verweerder heeft dit gegeven bij zijn besluitvorming betrokken. Verweerder heeft hierover niet ten onrechte overwogen dat uit eisers verklaringen onvoldoende duidelijk is geworden waarom het voor hem belangrijk is om deze bijeenkomsten bij te wonen. De verklaringen zijn daarom voor verweerder niet van doorslaggevende invloed op de beoordeling van eisers gestelde homoseksualiteit.
16. Het beroep faalt daarom voor zover het ziet op eisers geaardheid en de daaruit voorvloeiende problemen.
Gestelde vrees als slachtoffer van mensenhandel
17. Verweerder heeft in het voornemen overwogen dat vanwege de ongeloofwaardigheid van eisers gestelde homoseksualiteit en de hiermee verband houdende problemen niet wordt gevolgd dat eiser vanwege die problemen geen andere keuze had dan zich te wenden tot de mensenhandelaar [naam]. Daarnaast heeft eiser volgens verweerder ongerijmd verklaard over het inroepen van de hulp van de mensenhandelaar. Ook heeft eiser ongerijmd verklaard over het verkrijgen van een visum en tegenstrijdig verklaard over zijn reisroute. Eiser heeft tegenstrijdig, summier en vaag verklaard over door hem in Nederland ondervonden seksuele uitbuiting en hij heeft op meerdere punten ongerijmd verklaard over zijn gestelde ontsnapping daaraan. In het bestreden besluit is verweerder ingegaan op eisers zienswijze. Verweerder heeft overwogen dat de zienswijze geen aanleiding geeft voor een ander oordeel. Eiser heeft in beroep niet geconcretiseerd waarom deze beoordeling van eisers verklaringen onvoldoende is. De rechtbank volgt niet dat sprake is van een volledig eenzijdige bewijslast voor eiser en verwijst daarvoor naar zijn overwegingen over de WI 2024/6. Eisers verwijzing naar algemene landeninformatie en jurisprudentie over slachtoffers van mensenhandel uit Nigeria weerlegt de tegenwerpingen van verweerder niet en maakt niet alsnog aannemelijk dat juist eiser slachtoffer is geworden van seksuele uitbuiting. Eisers aanvraag om een reguliere verblijfsvergunning als slachtoffer van mensenhandel is geweigerd omdat geen strafrechtelijke vervolging is ingesteld. De enkele omstandigheid dat daartegen nog bezwaar aanhangig is, betekent niet dat verweerder gehouden was om eiser in de asielprocedure aanvullend te horen, zoals eiser suggereert.
18. Het beroep slaagt daarom evenmin voor zover het is gericht tegen verweerders conclusie dat eiser ongeloofwaardig heeft verklaard over zijn vrees als slachtoffer van mensenhandel.
Het niet zo spoedig mogelijk vragen om bescherming.
19. Vaststaat dat eiser volgens zijn verklaringen op 21 november 2021 in Nederland is aangekomen en dat hij zich op 16 december 2021 heeft gemeld voor het doen van zijn aanvraag. De reden die hij daarvoor heeft opgegeven houdt rechtstreeks verband met de niet geloofwaardig geachte asielmotieven van eiser en heeft verweerder daarom niet hoeven volgen.

Conclusie en gevolgen

20. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 29 april 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw.
2.European Asylum Support Office.
3.Een culturele analyse inzake herkomstland Oeganda van 29 december 2022, opgesteld door mr. M.F.M. Wannet.
4.WI 2024/6: geloofwaardigheidsbeoordeling (asiel).
5.WI 2019/17 Horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd.
7.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.