ECLI:NL:RBDHA:2025:7162
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2025 een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, te weten een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stoornis in aanzienlijke mate het gedrag en oordeelsvermogen van betrokkene beïnvloedt, wat leidt tot ernstige schade voor hemzelf en zijn omgeving, waaronder zijn zoon. Betrokkene is niet in staat om adequaat voor zichzelf te zorgen, wat de noodzaak voor verplichte zorg onderstreept.
Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat betrokkene zich richt op het terugkrijgen van zijn woning en het herstellen van contact met zijn zoon, maar dat hij zich verzet tegen de aangeboden zorg. De casemanager heeft zorgen geuit over de verslechtering van de fysieke en psychische toestand van betrokkene, die weigert noodzakelijke zorg te accepteren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden en dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 11 oktober 2025, en omvat het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles en andere therapeutische maatregelen.