ECLI:NL:RBDHA:2025:6776

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
NL24.44726
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van procesbelang in asielprocedure na vertrek naar Duitsland

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 23 april 2025, wordt geoordeeld dat eiser geen procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep tegen het bestreden besluit van de Minister van Asiel en Migratie. Eiser, een Algerijnse nationaliteit, had op 22 mei 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister op 6 november 2024 als ongegrond werd afgewezen. Tijdens de beroepsprocedure is eiser naar Duitsland vertrokken en heeft daar een asielaanvraag ingediend. De rechtbank concludeert dat het vertrek naar Duitsland en de omstandigheden rondom zijn asielprocedures in andere landen, zoals Italië en Frankrijk, erop wijzen dat eiser geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat er concrete aanknopingspunten zijn die het procesbelang van eiser ondermijnen, zoals het feit dat hij zijn medische afspraken in Nederland niet heeft afgewacht en dat hij in het verleden zijn asielprocedures in andere landen niet heeft gevolgd. De rechtbank verklaart het beroep van eiser niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.44726
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. A.R.J. Maas).

Inleiding

1. Eiser heeft op 22 mei 2024 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 6 november 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 10 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de minister. De gemachtigde van eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
1.3.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser is geboren op [1992] en heeft de Algerijnse nationaliteit. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Algerije geen werk kan vinden, dat hij bang is om in de gevangenis te belanden omdat hij bij terugkeer geweld zal plegen tegen de autoriteiten en dat hij vreest dat hij de militaire dienstplicht moet vervullen. Verder heeft eiser medegedeeld dat hij medisch behandeld wil worden omdat hij niet goed kan lopen en staan en omdat zijn zicht slecht is. Eiser heeft op 11 november 2024 een afspraak bij de polikliniek radiologie en op 6 december 2024 een afspraak bij de polikliniek neurologie in het [ziekenhuis] in [plaats] . De minister heeft de asielaanvraag van eiser in het bestreden besluit van 6 november 2024 afgewezen als ongegrond. Volgens de minister kunnen de economische situatie in Algerije en de omstandigheid dat eiser bang is om in de gevangenis te belanden omdat hij bij terugkeer geweld zal gebruiken tegen de
autoriteiten, niet worden aangemerkt als asielmotieven. De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser en de dienstplicht zijn wel asielmotieven en zijn ook geloofwaardig, maar zijn niet zo zwaarwegend dat zij leiden tot de verlening van een verblijfsvergunning asiel aan eiser. Verder heeft de minister geen uitstel van vertrek aan eiser verleend vanwege zijn medische situatie. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat aan hem ten onrechte geen uitstel van vertrek is verleend. De minister mocht geen terugkeerbesluit met een vertrektermijn van vier weken aan eiser opleggen omdat hij dan uit Nederland zal moeten vertrekken, alvorens hij zijn afspraken in het ziekenhuis in [plaats] zal hebben gehad en voordat er vervolgens een uitkomst bekend is.
3. De rechtbank ziet zich - omdat uit het verweerschrift blijkt dat eiser met onbekende bestemming (MOB) is vertrokken - allereerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het bestreden besluit.
4. Uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat het uitgangspunt is dat ervan uit mag worden gegaan dat de vreemdeling belang heeft bij zijn procedure om een verblijfsrecht in Nederland te verkrijgen zolang de gemachtigde contact heeft met de vreemdeling. Een vreemdeling heeft dus belang bij zijn beroep als uit recente informatie van zijn gemachtigde van na de MOB-melding blijkt dat er nog contact wordt onderhouden met de vreemdeling over de procedure. Dit is alleen anders als er andere concrete aanknopingspunten zijn dat een vreemdeling geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland of dat hij anderszins geen actueel en reëel belang meer heeft. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit een verblijf van de vreemdeling in het buitenland. Echter, niet onder alle omstandigheden betekent een verblijf buiten Nederland dat het procesbelang is komen te vervallen. Een vreemdeling kan daarvoor immers een goede reden hebben. Uit de omstandigheden omtrent het verblijf in het buitenland moet duidelijk kunnen worden afgeleid dat de vreemdeling geen verblijf in Nederland meer nastreeft en dus geen actueel en reëel belang heeft bij de uitkomst van zijn beroepsprocedure. Het enkele feit dat de vreemdeling gedurende zijn beroepsprocedure naar een ander land is vertrokken en in dat land een asielaanvraag heeft ingediend, is daarvoor onvoldoende. De bestuursrechter zal, als er concrete aanknopingspunten zijn als hiervoor bedoeld, terwijl de gemachtigde nog contact heeft met de vreemdeling, eerst bij de gemachtigde van de vreemdeling navraag moeten doen naar de relevante feiten en omstandigheden alvorens te concluderen dat het procesbelang ontbreekt.1
5. Bij de beoordeling van het procesbelang gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser heeft verklaard dat hij Algerije op 30 augustus 2015 heeft verlaten en dat hij na een verblijf in Libië, via Italië naar Frankrijk is gereisd.2 Uit informatie van de Franse autoriteiten blijkt dat eiser op 20 maart 2017 een verzoek om internationale bescherming in Frankrijk heeft ingediend. Uit deze informatie blijkt verder dat eiser na het indienen van dit verzoek is ondergedoken en de procedure niet heeft gevolgd. Het is voor de Franse autoriteiten onduidelijk waar eiser sindsdien heeft verbleven.3 Eiser heeft verklaard dat de Franse autoriteiten het standpunt hebben ingenomen dat Italië verantwoordelijk was omdat eiser in Italië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Eiser wilde echter niet terug naar Italië en heeft zo’n 7,5 jaar in Frankrijk verbleven. Eiser heeft verklaard dat hij in Frankrijk niet werd geholpen en dat hij daarom naar Nederland is gereisd.4 Op 22 mei 2024 heeft eiser in Nederland een asielaanvraag ingediend. In het bestreden besluit van 6 november 2024 heeft de minister deze asielaanvraag afgewezen als ongegrond.
6. In het verweerschrift heeft de minister medegedeeld dat uit zijn informatie is gebleken dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken.5 Uit latere informatie van de Duitse autoriteiten blijkt dat eiser op 8 november 2024 Duitsland is ingereisd en dat hij daar een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend.6 De Duitse autoriteiten hebben vervolgens een claimverzoek naar Nederland gestuurd, welk verzoek door de Nederlandse autoriteiten is geaccepteerd. De minister stelt zich op het standpunt dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is.
7. In twee berichten van 5 februari 2025 heeft de rechtbank de gemachtigde van eiser gevraagd om een schriftelijke reactie in te dienen met betrekking tot het standpunt van de minister dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij daarom geen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser daarbij gewezen op de rechtspraak genoemd in rechtsoverweging 4 van deze uitspraak, waaruit blijkt dat het uitgangspunt is dat er procesbelang is als er nog contact is en dat dit anders kan zijn als er concrete aanknopingspunten zijn dat de vreemdeling geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland of anderszins geen belang meer heeft. De rechtbank heeft aangekondigd dat zij genoemde rechtspraak tijdens de zitting op 10 februari 2025 aan de orde zal stellen. Op 6 februari 2025 heeft de gemachtigde van eiser de rechtbank als volgt bericht:
“Naar aanleiding van uw verzoek om aan te geven of er nog contact wordt onderhouden met eiser bericht ik u hiermee dat dit contact er gisteren en vandaag geweest is vanwege uw verzoek. Eiser is van mening dat hem ten onrechte geen verblijf in Nederland is toegestaan vanwege zijn medische redenen”.In het bericht van 7 februari 2025 heeft de gemachtigde vervolgens aangekondigd dat hij niet ter zitting zal verschijnen. Tijdens de zitting op 10 februari 2025 zijn gemachtigde van eiser en eiser niet verschenen.
8. De rechtbank overweegt en oordeelt als volgt. Uit het bericht van 6 februari 2025 van de gemachtigde van eiser blijkt dat hij na de MOB-melding nog contact heeft onderhouden met eiser (“vanwege het verzoek van de rechtbank”). Omdat er nog contact is, is het uitgangspunt dat eiser belang heeft bij de beoordeling van zijn beroep tegen het bestreden besluit. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er in dit geval echter concrete aanknopingspunten voor de conclusie dat eiser geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland.
9. De rechtbank acht daarvoor van belang dat hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd niet strookt met zijn vertrek uit eigen beweging naar Duitsland. Eiser heeft in beroep namelijk aangevoerd dat hij uitstel van vertrek uit Nederland moet krijgen in verband met zijn medische situatie. Hij heeft aangevoerd dat hij in ieder geval uitstel van vertrek moet krijgen totdat hij zijn tweede afspraak in het ziekenhuis op 6 december 2024 heeft gehad en totdat er meer duidelijkheid is over zijn medische situatie. Volgens de informatie van de Duitse autoriteiten is eiser echter al op 8 november 2024 Duitsland ingereisd. Dit was ook vóór zijn eerste afspraak in het ziekenhuis op 11 november 2024. Nu eiser uit eigen beweging naar Duitsland is vertrokken alvorens zijn geplande afspraken in het ziekenhuis af te wachten, valt niet in te zien dat eiser nog prijs stelt op bescherming in Nederland in de vorm van uitstel van vertrek uit Nederland om hier zijn medische situatie te laten onderzoeken en eventueel behandelen.
10. De rechtbank acht verder van belang dat eiser in het verleden in meerdere lidstaten asiel heeft aangevraagd. Uit de informatie van de Franse autoriteiten blijkt dat eiser zijn asielprocedure in Italië en in Frankrijk niet heeft afgewacht en dat hij in Frankrijk is ondergedoken. Uit de gang van zaken in de huidige procedure blijkt dat eiser gedurende de huidige beroepsprocedure in Nederland naar Duitsland is vertrokken en daar een asielaanvraag heeft ingediend. In het licht van deze omstandigheden acht de rechtbank de enkele mogelijkheid dat eiser nog terug zal kunnen komen naar Nederland onvoldoende om procesbelang aan te nemen.
11. Weliswaar is het niet onmogelijk dat eiser een goede reden heeft voor zijn verblijf in Duitsland, maar eiser heeft daarover geen duidelijkheid verschaft. De rechtbank heeft de gemachtigde in de berichten van 5 februari 2025 in de gelegenheid gesteld om een schriftelijke reactie in te dienen ten aanzien van de MOB-melding. De rechtbank heeft daarbij gewezen op de jurisprudentie waaruit blijkt dat van belang is of de gemachtigde nog contact heeft met eiser en of er concrete aanknopingspunten zijn waaruit blijkt dat hij geen bescherming meer wenst in Nederland. De gemachtigde van eiser heeft echter volstaan met de mededeling dat hij nog contact heeft met eiser en dat eiser verblijf op medische gronden wil in Nederland. De rechtbank acht dit onvoldoende gezien de omstandigheden zoals in rechtsoverweging 9 en 10 geschetst, die op basis van de dossierstukken ook bij de gemachtigde van eiser bekend waren. De rechtbank heeft aangekondigd dat zij op zitting met de gemachtigde wil spreken over het procesbelang, maar gemachtigde heeft zich afgemeld voor de zitting zodat het voor de rechtbank niet mogelijk was om verder navraag te doen naar de relevante feiten en omstandigheden.
12. De rechtbank concludeert dat er concrete aanknopingspunten zijn waaruit blijkt dat eiser geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland. Eiser heeft dus geen procesbelang bij een beoordeling van het door hem ingestelde beroep tegen het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk beoordeelt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
23 april 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
1. Uitspraken van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662 en van 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4049.
2 Verslag aanmeldgehoor, pagina 4-6.
3 Claimdocument Frankrijk van 17 juli 2024.
4 Verslag aanmeldgehoor, pagina 4-6.
5 Uitdraai Indigo, bijlage bij verweerschrift.
6 Claimdocument Duitsland van 10 januari 2025.