In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 18 april 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van een Ghanese eiseres behandeld. De eiseres, die zich identificeert als LHBTIQ+, heeft op 7 mei 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 4 juni 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, met het argument dat Ghana als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt echter dat de minister de aanvraag in spoor 4 had moeten behandelen, gezien de specifieke omstandigheden van de eiseres en haar LHBTIQ+-achtergrond. De rechtbank stelt vast dat de minister niet zorgvuldig heeft gehandeld door de asielaanvraag in spoor 2 te behandelen zonder de nodige waarborgen en procedures te volgen die bij een LHBTIQ+-verzoek vereist zijn. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de eiseres in spoor 4 wordt opgenomen, met inachtneming van de bijbehorende procedurele waarborgen. De rechtbank oordeelt dat de eiseres recht heeft op een vergoeding van haar proceskosten, die door de minister moet worden betaald.