ECLI:NL:RBDHA:2025:6721

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
NL24.23778
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.J. Thurlings - Rassa
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Ghanese eiseres met LHBTIQ+-achtergrond en de beoordeling van het veilig land van herkomst

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 18 april 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van een Ghanese eiseres behandeld. De eiseres, die zich identificeert als LHBTIQ+, heeft op 7 mei 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 4 juni 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, met het argument dat Ghana als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt echter dat de minister de aanvraag in spoor 4 had moeten behandelen, gezien de specifieke omstandigheden van de eiseres en haar LHBTIQ+-achtergrond. De rechtbank stelt vast dat de minister niet zorgvuldig heeft gehandeld door de asielaanvraag in spoor 2 te behandelen zonder de nodige waarborgen en procedures te volgen die bij een LHBTIQ+-verzoek vereist zijn. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de eiseres in spoor 4 wordt opgenomen, met inachtneming van de bijbehorende procedurele waarborgen. De rechtbank oordeelt dat de eiseres recht heeft op een vergoeding van haar proceskosten, die door de minister moet worden betaald.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.23778

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. A. Lammers).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres als bedoeld in artikel 28 van de Vw. [1] Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven. De minister had de asielaanvraag namelijk in spoor 4 moeten behandelen. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in dit geding. Onder 3 en 4 staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het bestreden besluit. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 5. Daarbij gaat de rechtbank in op de vraag of het bestreden besluit zorgvuldig is voorbereid. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 7 mei 2024 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Zij stelt van Ghanese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . De minister heeft met het bestreden besluit van 4 juni 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 3 april 2025 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep, [2] op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, D.A. Ochieng als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Op de kostschool [school] ontdekte ze dat ze gevoelens kreeg voor een meisje Juliet. Het was het eerste meisje dat ze heeft aangeraakt. Ze was toen negentien jaar oud. Op school moest ze voorzichtig zijn omdat het kon worden doorgegeven aan het hoofd van de school. Ze hield eerst ook haar gevoelens verborgen voor haar oma, later vertelde ze haar erover maar wilde haar oma er niet meer over praten. Na school is ze een jaar thuis gebleven en daarna is ze naar de universiteit gegaan. Op de universiteit was ze vrij om te doen wat ze wilde. Ze ging daten met een meisje genaamd Kezia. Ze was toen 24 of 25 jaar oud. Na de studie gingen ze samenwonen. Haar moeder is autistisch dus eiseres is opgevoed door haar oma. Haar ooms wonen daar ook. Eerst werd de relatie met Kezia verborgen maar na een tijdje wist iedereen ervan. Haar oom [R] zei dat hij haar ging doden, omdat zij zijn reputatie ondermijnde en de kerk in verlegenheid bracht. Haar werkgever vond haar gedrag ook niet passend omdat hij klanten verloor en heeft het contract stopgezet. Haar oom kwam steeds langs aan de deur en schreeuwde dat zij schaamte aan de familie toebracht. Ze is uit het huis van Kezia weggegaan om zich te verstoppen. Stichting Ghana over de IJssel in Nederland gaf aan mogelijk hulp te kunnen bieden. Ze had een slaapplaats van de stichting gekregen. Haar (inmiddels voormalige) werkgever heeft haar geholpen om het visum te regelen en is samen met haar naar Nederland gereisd op zakenreis. Haar school in Nederland vroeg haar om een visum te regelen vanuit Ghana. Op dat moment heeft ze asiel aangevraagd.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • seksuele gerichtheid;
  • problemen vanwege seksuele gerichtheid.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig zijn. De seksuele gerichtheid en de problemen vanwege de seksuele gerichtheid zijn niet geloofwaardig. De minister concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij tot een uitzonderingscategorie behoort en dat Ghana daarom een veilig land van herkomst voor haar is. De minister heeft de asielaanvraag daarom kennelijk ongegrond verklaard.
Heeft de minister het bestreden besluit zorgvuldig voorbereid?
5. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid. Uit de werkinstructie WI 2019/17 volgt dat zaken waarin een LHBTIQ+ achtergrond een rol speelt, in spoor 4 moeten worden afgedaan. Eiseres verwijst naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 25 juli 2023, [3] waaruit volgt dat in LHBTIQ+-zaken altijd spoor 4 moet worden gevolgd, ook bij een veilig land van herkomst. De minister heeft de asielaanvraag dan ook ten onrechte afgedaan in spoor 2. Daarnaast is zij in het gehoor niet geconfronteerd met de geconstateerde inconsistenties en tegenstrijdigheden ten opzichte van het visumdossier. Zij is hierdoor in haar belangen geschaad. Ook heeft zij geen rust- en voorbereidingstijd (RVT), medisch onderzoek en aanmeldgehoor gehad. De zaak is pas kort voor het gehoor gekoppeld aan een advocaat en er heeft pas op 28 mei 2024 een voorbereidingsgesprek plaatsgevonden, terwijl het gehoor plaatsvond op 29 mei 2024. Dat voorbereidingsgesprek is daarbij vooral gegaan over spoor 4, omdat gemachtigde meende dat als eiseres over haar seksuele geaardheid zou beginnen, de minister eiseres in spoor 4 zou moeten plaatsen. Eiseres was dus niet voorbereid op een gehoor met een geloofwaardigheidsbeoordeling. Uit de motivering dat er geen medisch advies nodig was omdat een gehoorambtenaar getraind is om problemen te onderkennen, zou moeten worden geconcludeerd dat nooit een medisch onderzoek nodig is. Eiseres volgt dat niet. De deskundigheid van de gehoorambtenaar volgt bovendien niet uit het bestreden besluit. Verder had eiseres ten tijde van de zienswijze geen beschikking over het visumdossier.
6. De minister stelt dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen. De minister verwijst naar de werkinstructies WI 2021/14 en WI 2024/8, waaruit volgt dat een asielaanvraag in spoor 2 geplaatst wordt als iemand uit een veilig land van herkomst komt en dat na het gehoor wordt bekeken of de asielaanvraag naar spoor 4 moet worden verplaatst. Uit WI 2021/14 volgt dat als duidelijk is dat de seksuele gerichtheid geloofwaardig is, of niet met voldoende zekerheid een oordeel over de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid kan worden gegeven, de zaak wisselt naar spoor 4. Als een zaak is overgeheveld naar spoor 4, start alsnog de RVT. Ook mag dan niet uit het oog worden verloren dat er een mogelijkheid bestaat dat de verklaringen / het niet kunnen verklaren voortvloeien uit medische condities. In WI 2024/8 staat ook dat geloofwaardig moet zijn dat iemand behoort tot de uitzonderingsgroep. Ook staat in WI 2024/8 dat als er signalen/indicaties aanwezig zijn dat de vreemdeling niet in staat is om gehoord te worden, het gehoor geen doorgang vindt. Wanneer tijdens het gehoor blijkt dat niet verder kan worden gegaan vanwege medische problemen, waarvoor medisch advies nodig is, dan wordt het gehoor onderbroken. De minister stelt dat in het geval van eiseres de seksuele gerichtheid niet geloofwaardig is. In het gehoor van 29 mei 2024 heeft zij uitgebreid de gelegenheid gehad om haar gestelde seksuele gerichtheid te onderbouwen, maar zij is daarin niet geslaagd. Daarom hoefde de asielaanvraag niet overgeheveld te worden naar spoor 4. Er is gehandeld conform de werkinstructie voor wat betreft het afzien van de RVT, medisch advies en een extra gehoor. Verder wordt eiseres geacht op de hoogte te zijn van het visumdossier aangezien zij zelf de aanvraag destijds heeft ondertekend en gegevens heeft overgelegd. De gemachtigde heeft bovendien toegang tot het digitale dossier, dus er was geen sprake van een informatieachterstand. De door eiseres aangehaalde uitspraak ging over Georgië waarbij de seksuele gerichtheid wel geloofwaardig is geacht, dus die zaak is niet vergelijkbaar. De minister verwijst naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 21 maart 2023, [4] waaruit impliciet volgt dat het beleid van de minister juist is. Subsidiair stelt de minister dat eiseres niet in haar belangen is geschaad, omdat zij feitelijk wel een RVT heeft gehad. Zij heeft zich gemeld op 24 april 2024 en is pas gehoord op 29 mei 2024. Daarnaast had zij vanaf 14 mei 2024 een advocaat, die heeft zich uiteindelijk onttrokken aan de zaak. Op 23 mei 2024 is de huidige gemachtigde gekoppeld aan de zaak en op 29 mei 2024 vond het gehoor plaats, dus kon eiseres worden voorbereid. Verder is de hoormedewerker getraind om het te herkennen als iemand niet gehoord kan worden. Eiseres verklaarde zelf dat zij lichamelijk en geestelijk in staat was om te worden gehoord. De minister is daarom niet bereid een nader gehoor af te nemen over de gestelde seksuele gerichtheid.
7. De rechtbank volgt eiseres in haar standpunt dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid omdat de zaak in spoor 4 had moeten worden behandeld.
7.1.
Uit overweging 42 van de considerans van de Procedurerichtlijn [5] volgt dat de aanmerking van een derde land als veilig land van herkomst geen absolute waarborg kan vormen voor de veiligheid van de onderdanen van dat land. De aard van de aan de aanmerking ten grondslag liggende beoordeling impliceert dat er enkel rekening kan worden gehouden met de algemene civiele, juridische en politieke omstandigheden in dat land en met het feit dat actoren van vervolging, foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de praktijk worden gestraft wanneer zij in dat land schuldig worden bevonden. Om deze reden is het van belang dat, wanneer een verzoeker geldige redenen aanvoert om het land als niet-veilig in zijn bijzondere omstandigheden te beschouwen, de aanmerking van het land als veilig land niet langer als voor hem ter zake doende kan worden beschouwd.
7.2.
Uit artikel 30b, eerste lid aanhef en onder b, van de Vw jo artikel 3.106b van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) uitgelegd tegen de achtergrond van artikel 36, eerste lid, van de Procedurerichtlijn, volgt dat moet worden beoordeeld of eiseres een substantiële reden heeft opgegeven om Ghana in haar specifieke omstandigheden niet als veilig land van herkomst te beschouwen.
7.3.
Uit het beleid [6] van de minister zelf volgt dat het behoren tot de LHBTI+-gemeenschap een specifieke reden is om Ghana niet als veilig land van herkomst ten aanzien van een verzoeker aan te merken, dit is in het briefverweer door de minister ook onderkend. Op pagina 2, onder 3.1, van WI 2024/8 staat dat aannemelijk moet worden gemaakt dat iemand tot de risicogroep behoort. Op pagina 7, onder 3.7, in WI 2024/8 staat dat overheveling naar spoor 4 plaats moet vinden als geloofwaardig is dat iemand tot de uitzonderingsgroep behoort. De situatie dat bij twijfel moet worden overgeheveld naar spoor 4, zoals dat in WI 2021/14 nog was verwoord, is in WI 2024/8 niet meer opgenomen.
7.4.
De rechtbank overweegt dat het in de eerste plaats aan eiseres is om een begin van bewijs te leveren door voldoende gemotiveerd naar voren te brengen dat zij onder een uitzonderingscategorie valt. Dit volgt uit het vereiste op grond van artikel 3.106b van het Vb dat eiseres zulks moet onderbouwen, uitgelegd tegen de achtergrond van het bepaalde in artikel 36 Procedurerichtlijn dat de verzoeker een “substantiële reden” moet opgeven waarom bij hem sprake is van een specifieke situatie als bedoeld in artikel 36 Procedurerichtlijn. De enkele – niet onderbouwde – stelling dat een verzoeker tot een uitzonderingscategorie behoort is in dat licht onvoldoende.
7.5.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres dat begin van bewijs heeft geleverd. Uit pagina 6 t/m 23 van het gehoor van 29 mei 2024 blijkt dat eiseres uitgebreid heeft verklaard over haar ervaringen in verband met haar gestelde seksuele gerichtheid. Eiseres heeft een consistent verhaal verteld over een gesteld bewustwordingsproces, haar gestelde relaties en de gestelde problemen die zij heeft gehad. De minister heeft vervolgens een geloofwaardigheidsbeoordeling uitgevoerd conform artikel 31, zesde lid, van de Vw. De vraag of een seksuele gerichtheid aannemelijk of zelfs geloofwaardig is, hoort echter niet thuis in een versnelde procedure als eiseres voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat zij onder een uitzonderingsgroep valt. Op het moment dat eiseres voldoende gemotiveerd naar voren heeft gebracht dat zij onder een uitzonderingscategorie valt, kan bij de beoordeling van het asielverzoek van eiseres namelijk niet langer van het veilig land van herkomst worden uitgegaan en zal de aanvraag van eiseres niet langer in spoor 2 kunnen worden afgedaan.
7.6.
Het beleid van de minister, dat vereist dat eiseres eerst een geloofwaardig asielrelaas moet hebben gegeven vooraleer zij wordt aangemerkt als behorend tot een risicogroep en het veilig land van herkomst niet meer wordt tegengeworpen, is op dit punt dan ook in strijd met artikel 3.106b van het Vb uitgelegd tegen de achtergrond van artikel 36 Procedurerichtlijn, nu hiermee een verdergaande eis wordt gesteld dan de “substantiële reden” als bedoeld in artikel 36 Procedurerichtlijn.
7.7.
De minister had in het spoor 2 gehoor en opvolgende beoordeling dan ook alleen behoren te onderzoeken of gelet op het relaas van eiseres een reële mogelijkheid bestaat dat zij valt onder de risicogroep, om bij een positieve beantwoording de asielprocedure vervolgens over te hevelen naar spoor 4 met alle daarbij behorende procedurele waarborgen, waaronder RVT, medisch onderzoek en een apart nader gehoor. Na de gemotiveerde redenen van eiseres dat zij onder de uitzonderingsgroep valt, had de minister dan ook over moeten gaan tot het plaatsen van eiseres in spoor 4. De rechtbank is daarom van oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid.
7.8.
De rechtbank ziet geen ruimte om het gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, zoals de minister heeft verzocht. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres wel in haar belangen geschaad. Naast hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank daarbij van belang dat is toegelicht dat het voorbereidingsgesprek met haar advocaat niet is gegaan over het gedetailleerd naar voren brengen van de gevoelens en gedachten over de seksuele gerichtheid, hetgeen gelet op de beperkte voorbereidingstijd die deze advocaat had door de plaatsing in spoor 2, ook alleszins begrijpelijk is. Ook is van belang dat, in een spoor 4-situatie, het voorbereidingsgesprek met de advocaat op zijn kantoor zou plaatsvinden in een rustige omgeving en dat daarvoor meer tijd zou worden uitgetrokken dan nu is gebeurd. Verder heeft de gemachtigde ter zitting toegelicht dat er méér tijd tussen het voorbereidingsgesprek en het daadwerkelijke gehoor zou zitten en dat is door de minister niet betwist. Ook staat in het verslag dat voorafgaand aan het gehoor aan eiseres is meegedeeld dat zij zal worden gehoord als iemand die komt uit een veilig land van herkomst en dat zij de gelegenheid krijgt toe te lichten dat die situatie in haar geval niet geldt. Daaruit blijkt niet dat eiseres is geïnformeerd dat zij nu in de gelegenheid werd gesteld om volledig en gedetailleerd te verklaren over haar gestelde seksuele gerichtheid en dat het gehoor (ook, of zelfs primair) daarover zou gaan. Eiseres is dus zowel door haar advocaat als door de minister alleen geïnformeerd dat zij een gehoor veilig land van herkomst zou krijgen. Aangezien eiseres op grond van artikel 15 jo artikel 19 van de Procedurerichtlijn volledig moet worden geïnformeerd, opdat zij ook in staat is haar asielrelaas uitvoerig uiteen te zetten, voldoet het bij eiseres afgenomen verhoor ook niet aan deze voorwaarden, nu haar nimmer uitdrukkelijk te kennen is gegeven dat zij in het gehoor ook uitvoerig over haar seksuele geaardheid moest verklaren. Ook om die reden kan een beslissing omtrent de asielaanvraag niet worden gebaseerd op basis van het thans afgenomen gehoor. De rechtbank zal de minister daarom opdragen eiseres op te nemen in spoor 4, met alle daarbij behorende procedurele waarborgen, waaronder het nader horen over de gestelde seksuele gerichtheid en de daaruit voortvloeiende problemen.
8. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van de beroepsgrond of een land überhaupt als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, als sprake is van uitzonderingscategorieën. De rechtbank ziet daarom ook geen aanleiding de zaak aan te houden in afwachting van de prejudiciële vragen van de Tribunale Ordinario di Firenze [7] daarover.

Conclusie en gevolgen

9. De minister heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. Dit betekent dat de minister een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over de gestelde seksuele gerichtheid te nemen. Dit omdat eiseres nader gehoord moet worden in spoor 4. Ook draagt de rechtbank niet aan de minister op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat zulks niet in het belang is van een doeltreffende afdoening van deze zaak.
9.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de minister een nieuw besluit moet nemen en daarbij deze uitspraak in acht neemt, waarbij in het bijzonder heeft te gelden dat (het asielverzoek van) eiseres alsnog wordt opgenomen in spoor 4, met alle daarbij behorende procedurele waarborgen, waaronder RVT, medisch advies en een nader gehoor.
9.2.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten.
De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 4 juni 2024;
- draagt de minister op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij deze uitspraak in acht wordt genomen;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.J. Thurlings - Rassa, rechter, in aanwezigheid van S. Hitijahubessy - Brussaard, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.Zaak NL24.23779
5.Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013, betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming.
6.
7.Geregistreerd bij het Hof van Justitie van de Europese Unie onder zaaknrs C-388/24 en C-389/24.