Overwegingen
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1992 en heeft de Senegalese nationaliteit.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel en moslim is en dat hij vanaf zijn zevende jaar een seksuele relatie heeft gehad met een jongen in Senegal. Eiser is betrapt toen hij met de jongen seks had in een huis. Zijn moeder heeft hem daarom geld gegeven om het land te verlaten. Eiser stelt dat hij bij terugkeer problemen verwacht door zijn seksuele geaardheid en dat ze hem willen vermoorden.
3. Verweerder heeft de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. De homoseksuele geaardheid van eiser en de daaruit voortvloeiende problemen heeft verweerder echter ongeloofwaardig bevonden, omdat eiser summiere, vage en oppervlakkige verklaringen heeft afgelegd. Senegal is aangewezen als veilig land van herkomst en eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Senegal voor hem persoonlijk niet
veilig is. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser daarom afgewezen als kennelijk ongegrond.1
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn referentiekader. Eiser was zeer jong ten tijde van het ontdekken van zijn geaardheid en is laaggeschoold. Hij is daardoor beperkt in zijn vermogen om uitgebreid en logisch te verklaren. Van eiser kan daarom niet verwacht worden dat hij meer zou verklaren dan hij heeft gedaan over zijn gevoelens en inzicht in zijn geaardheid. Die aanname is een invulling van verweerder en niet gebaseerd op kennis of wetenschappelijk onderzoek. Volgens eiser is ten onrechte geen advies gevraag aan MediFirst over zijn verstandelijke vermogen om te verklaren en had zijn asielprocedure in spoor 4 in plaats van in spoor 2 moeten worden afgedaan. Daarmee is gehandeld in strijd met de bijzondere procedurele waarborgen van Werkinstructie 2021/9, omdat de Procedurerichtlijn geen onderscheid maakt tussen spoor 2 of spoor 4. Het onderzoek naar zijn homoseksuele geaardheid is daarom niet zorgvuldig verricht en zijn verklaringen zijn niet op juiste waarde geschat. Volgens eiser is te snel tot ongeloofwaardigheid geoordeeld, terwijl er vele signalen waren op grond waarvan hem het voordeel van de twijfel had moeten worden gegeven. Het terugsturen van eiser is daarom in strijd met het refoulement verbod van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Unie.
Referentiekader en vermogen te verklaren
5. De rechtbank is het niet eens met eiser dat voorafgaand aan het gehoor aanleiding bestond voor een onderzoek door MediFirst naar zijn verstandelijk vermogen. Verweerder heeft in dit geval geen aanleiding hoeven zien om aan te nemen dat eiser niet in staat was om gehoord te worden. Het enkele signaal in het proces-verbaal van het aanmeldgehoor van 28 december 2020, dat hij verward overkomt en geen gericht antwoord geeft op vragen, alsmede in het aanmeldgehoor van 9 maart 2022 van de vreemdelingenpolitie (AVIM),dat eiser wat verward overkomt en het niet duidelijk was of dit kwam doordat hij het niet goed begreep, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden om een advies van MediFirst te vragen. Blijkens het proces-verbaal heeft de tolk alles extreem in 'Jip en Janneke' taal vertaald. Ze heeft de vragen soms drie keer op een andere manier gesteld en daarna nog een keer herhaald om te kijken of ze het goed begrepen had. Hoewel eiser rood doorlopen ogen had, was hij verder rustig en heeft hij antwoord gegeven op de vragen, aldus het proces- verbaal. Hieruit blijkt niet dat eiser een beperkt vermogen had en daarom niet in staat was om gehoord te worden.
6. De rechtbank overweegt verder dat eiser voorafgaand aan zijn gehoor noch in beroep (medische) documenten heeft overgelegd, waaruit blijkt (of waaruit tenminste een aanwijzing volgt) dat hij lichamelijk of geestelijk niet in staat is om gehoord te worden of waaruit blijkt dat er beperkingen zijn bij het horen of beslissen. De overgelegde verklaring van 19 februari 2023 van [A] , de gestelde partner van eiser, is niet ondertekend en overtuigt in dit kader niet. Dat eiser, volgens deze verklaring, vanwege zijn verstandelijke
1. Op grond van artikel 31, eerste lid en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
onvermogen en zijn gebrek aan scholing, het gehoor zo stressvol heeft ervaren dat hij daardoor verward overkomt en dingen vergeet en door elkaar haalt, vindt ook geen steun in het verslag van het gehoor. Ook de toelichting in het beroepschrift van gemachtigde over haar moeizame contact met eiser en de communicatie met de tolk, is onvoldoende om aan te nemen dat eiser niet gehoord kon worden. De stelling dat eiser niet in staat is om over gevoelens en emoties te praten zoals wij dit kunnen, is niet medisch onderbouwd en duidt niet op een verstandelijke beperking. In het verslag van het gehoor zijn ook geen signalen te vinden voor de aanname dat eiser zwakbegaafd is of dat hij de vragen niet heeft begrepen of dat er een miscommunicatie is met de tolk. Bovendien heeft eiser ook bij gemachtigde de feiten herhaald die hij keer op keer in het nader gehoor naar voren heeft gebracht. De verwijzing naar de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch2 en zittingsplaats Amsterdam3 leiden niet tot een ander oordeel. In die uitspraken was, anders dan hier, wel medische informatie van de vreemdeling dan wel informatie van onafhankelijke derden aanwezig die aanleiding gaf om onderzoek te doen naar het intelligentieniveau van eiser.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in eisers verzoeken van
17 november 2022 en 5 januari 2023 geen aanleiding heeft hoeven zien om van “spoor” te wisselen en de asielaanvraag van eiser in spoor 4 te gaan behandelen en om die reden een advies aan MediFirst had moeten vragen. Blijkens het zogeheten sporenbeleid, neergelegd
in Werkinstructie 2021/14, wordt een asielaanvraag van een vreemdeling die stelt te behoren tot een uitzonderingscategorie, waarvoor een land niet veilig wordt geacht, in eerste instantie opgenomen in spoor 2. Pas ná het gehoor wordt beoordeeld of geloofwaardig is dat iemand tot die categorie behoort en of de zaak moet worden overgeheveld naar spoor 4.
Voor landen waarvoor geldt dat het land met uitzondering van bijvoorbeeld LHBTI’ers veilig is, geldt dat zodra duidelijk is dat de seksuele gerichtheid geloofwaardig is, óf indien niet met voldoende zekerheid een oordeel over de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid gegeven kan worden, de zaak wisselt van spoor 2 naar spoor 4. De rechtbank stelt vast dat verweerder de seksuele geaardheid van eiser in dit geval niet geloofwaardig heeft bevonden. Gelet op wat hiervoor is geoordeeld, waren er geen signalen op grond waarvan verweerder had moeten twijfelen en die twijfel in het voordeel van eiser had moeten uitleggen. Verweerder heeft daarom in overeenstemming met zijn sporenbeleid de asielaanvraag in spoor 2 afgedaan. De beroepsgrond slaagt niet.
De geloofwaardigheid van de seksuele geaardheid
8. De rechtbank overweegt dat uit Werkinstructie 2019/17 volgt dat verweerder bij de vraagstelling en beoordeling van asielaanvragen waarbij LHBTI-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd, rekening houdt met de persoonlijkheid en achtergrond van de vreemdeling. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft gemotiveerd wat het referentiekader van eiser is en dat zowel bij het gehoor als bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers relaas met het referentiekader en de belevingswereld van eiser rekening is gehouden. Uit het verslag van het nader gehoor volgt dat eiser is bevraagd over – onder andere – zijn gevoelens, zijn geaardheid en gedachtes. Een paar keer heeft eiser aangegeven de vraag niet te begrijpen, waarop de gehoormedewerker de vraag anders heeft geformuleerd. Vervolgens heeft eiser de vragen wel beantwoord. Eiser heeft verder herhaaldelijk gezegd dat hij de
3 Uitspraak van 15 april 2022, ECI:NL:RBDHA:2022:5638.
vragen wel begrijpt en dat hij ook de tolk heeft begrepen. Hij heeft daarop de vragen ook beantwoord. De rechtbank ziet dan ook niet in dat eiser reeds vanwege zijn beperkte scholing en/of zijn vermeende verstandelijke beperking, in het geheel niet meer of diepgaander heeft kunnen verklaren over zijn geaardheid, gedachtes en gevoelens.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de homoseksuele geaardheid van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden. Verweerder heeft daarvoor redengevend mogen vinden dat eiser geen specifieke verklaringen kan afleggen over zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens met betrekking tot zijn geaardheid. Ook niet na ingelaste pauzes. Eiser herhaalt steeds een enkele, oppervlakkige en algemene verklaring dat hij homoseksueel is, omdat hij vanaf zijn zevende jongens leuk vond en dat hij ging seksen met jongens en dat hij dat leuke en fijn vond.4 Eiser heeft geen inzicht gegeven in hoe het voor hem was om zijn homoseksuele geaardheid geheim te moeten houden. Evenmin heeft hij overtuigend verklaard wat het voor hem als moslim betekent dat homoseksualiteit niet is toegestaan in de islam. Het enige wat eiser daarover kan zeggen is dat het in Senegal verboden is en dat je vermoord kan worden. Ook over eisers gestelde relatie met de jongen heeft hij niet overtuigend verklaard. Eiser weigert zijn naam te noemen en kan niet aangeven hoe hij hem heeft leren kennen (uit zelfde dorp en familie) en wat ze, behalve seks, verder samen deden.
10. De rechtbank overweegt verder dat eiser telkens terugkomt op oppervlakkige verklaringen over seks, ondanks dat hem wordt uitgelegd uit te weiden over zijn gedachten en gevoelens. Hem is uitgebreid en herhaaldelijk uitgelegd om over zijn homoseksuele geaardheid te verklaren en over hoe hij daar achter kwam. Eiser volhardt echter in oppervlakkige en algemene verklaringen over seks en heeft daarmee geen inzicht verschaft in zijn persoonlijke belevingswereld, gedachten en gevoelens. Verweerder heeft daarom terecht geconcludeerd dat eiser daarmee zijn gestelde homoseksuele geaardheid niet aannemelijk heeft kunnen maken.
Tegenstijdige verklaringen
11. Verweerder heeft verder geen geloof gehecht aan de gestelde betrapping, omdat eiser daarover wisselend zou hebben verklaard. Eiser heeft in zijn vrije relaas gezegd dat hij is betrapt terwijl hij seks had met zijn vriend, terwijl hij later zegt hij dat hij niet is betrapt en weer later dat hij niet heeft gezien of gemerkt dat zij zijn betrapt. Verder vindt verweerder het vreemd dat eiser vergeten is te verklaren over zijn huidige relatie en dat hij daarvoor geen verschoonbare reden heeft gegeven. Aan de schriftelijke verklaring van
7 januari 2023 van de heer [A] , die eiser in de zienswijze heeft overgelegd, hecht verweerder niet dezelfde betekenis als eiser dat doet. De verklaring van de gestelde partner geeft ook geen inzicht in de belevingswereld van eiser zelf.
12. Eiser voert aan dat hem dit niet kan worden tegengeworpen. Eiser is bij zijn gehoor overdonderd door de vele vragen die op hem afkwamen, wat hij niet gewend is. Daarbij is duidelijk wat de kern van zijn verhaal is, namelijk dat hij niet wist wanneer of waar hij is betrapt, omdat hij niet heeft gezien dat hij is betrapt maar het later hoorde dat hij is gezien. Eiser voert verder aan dat er onvoldoende is doorgevraagd of hij een relatie heeft. Hem is alleen gevraagd of hij alleenstaand is. Eiser zei daarop ja, omdat dit voor hem betekent dat
je met niemand samenwoont, niet met vrouwen en niet met mannen. Verweerder heeft de verklaring van zijn partner daarom ten onrechte niet meegewogen.
13. De rechtbank overweegt dat verweerder op zitting heeft toegelicht dat eisers verklaringen over de betrapping en over het alleenstaand zijn onderkend, maar dat verweerder aan die verklaringen voor de geloofwaardigheid van het relaas geen doorslaggevende waarde heeft toegekend. De rechtbank laat daarom deze verklaringen verder buiten beschouwing. De rechtbank is het met verweerder eens dat het vreemd is dat eiser de meegenomen verklaring van 7 januari 2023 van zijn partner (die in zijn broekzak zou zitten) niet bij zijn gehoor heeft overgelegd. Dat eiser bij zijn gehoor was overdonderd door de vele vragen die op hem afkwamen en hij daardoor was vergeten om te zeggen dat hij in Nederland een relatie heeft met een man en ook vergat diens verklaring over te leggen, heeft verweerder niet afdoende mogen vinden.