In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser met de Georgische nationaliteit, die zijn asielaanvraag had ingediend op basis van zijn homo- en transseksualiteit. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, nadat verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de asielaanvraag had afgewezen op 22 februari 2023. Eiser stelde dat hij in Georgië te maken had met ernstige problemen vanwege zijn seksuele geaardheid, waaronder mishandeling door zijn vader en anderen. Hij vreesde voor zijn leven bij terugkeer naar Georgië.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel de identiteit en de seksuele geaardheid van eiser geloofwaardig waren, hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij uitzetting daadwerkelijk te vrezen had voor discriminatie of ernstige schade in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank wees erop dat eiser in het verleden in staat was om te functioneren binnen de Georgische maatschappij en dat er mogelijkheden waren om bescherming te zoeken bij de autoriteiten in Georgië. De rechtbank concludeerde dat de asielaanvraag terecht was afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat eiser een reëel risico liep op vervolging of ernstige schade.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om aan te tonen dat zij daadwerkelijk niet in staat zijn om bescherming te zoeken in hun land van herkomst, en dat de situatie voor LHBTI'ers in Georgië niet automatisch leidt tot een positieve asielbeslissing. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard.