ECLI:NL:RBDHA:2025:6703

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
NL24.47693
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Jemenitische burger en de beoordeling van het risico op ernstige schade bij terugkeer naar Jemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 april 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Jemenitische eiser. De eiser had op 7 september 2023 een asielaanvraag ingediend, die op 26 november 2024 door de minister van Asiel en Migratie was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 27 maart 2025 behandeld. De eiser stelt dat hij bij terugkeer naar Jemen te vrezen heeft voor ernstige schade vanwege zijn achternaam, die in verband staat met de bedreigingen die zijn familie heeft ondervonden van gewapende groeperingen. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de eiser niet in aanmerking komt voor bescherming, ondanks de hoge mate van willekeurig geweld in Jemen. De rechtbank verwijst naar het arrest Sufi en Elmi van het EHRM, waarin wordt gesteld dat bij erbarmelijke humanitaire omstandigheden moet worden beoordeeld of een vreemdeling bij terugkeer in staat zal zijn om aan zijn basisbehoeften te voldoen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om opnieuw op de aanvraag te beslissen, waarbij de individuele omstandigheden van de eiser beter in acht moeten worden genomen. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de eiser.

Uitspraak

98RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.47693

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.J. Paffen),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. S. Kowsari).

Procesverloop

Bij besluit van 26 november 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [datum] 2002 en heeft de Jemenitische nationaliteit. Hij heeft op 7 september 2023 een asielaanvraag in Nederland ingediend. Eiser is geboren en opgegroeid in Saudi-Arabië. Hij stelt bij terugkeer naar Jemen problemen te vrezen vanwege zijn achternaam. Zijn opa was werkzaam bij de Verenigde Naties en is in Jemen aangevallen door gewapende groeperingen. Eisers vader is in verband hiermee door gewapende groeperingen bedreigd.
2. Verweerder heeft eisers asielaanvraag bij het bestreden besluit afgewezen als ongegrond. Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Eiser is volgens verweerder niet aan te merken als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Daarnaast is niet aannemelijk dat eiser bij terugkeer naar Jemen individueel of als gevolg van willekeurig geweld een reëel risico loopt om te worden blootgesteld aan ernstige schade. Verweerder heeft daarbij overwogen dat in Jemen sprake is van een hoge mate van willekeurig geweld, maar dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij ten opzichte van andere Jemenitische burgers een hoger risico loopt om hieraan te worden blootgesteld.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser stelt allereerst dat hij alleen al vanwege de slechte algemene veiligheidssituatie in Jemen een reëel risico loopt op ernstige schade. Volgens eiser is in Jemen sprake van een ‘kale’ artikel 15c-situatie. Volgens eiser heeft verweerder het tegendeel onvoldoende gemotiveerd, gezien de ontwikkeling van het geweld in Jemen en de invloed daarvan op de humanitaire situatie. Daarnaast vindt eiser dat verweerder bij de beoordeling van de vraag of hij een reëel risico loopt op ernstige schade onvoldoende rekening heeft gehouden met de individuele omstandigheden die hij naar voren heeft gebracht. Daarnaast stelt hij met verwijzing naar uit algemene landeninformatie dat hij als terugkeerder uit het Westen, die nooit eerder in Jemen heeft verbleven, extra kwetsbaar is ten opzichte van andere Jemenieten.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Een vreemdeling kan (op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, ten derde, van de Vw) in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als hij aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar zijn land van herkomst een reëel risico loopt op ernstige schade als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict. Deze bepaling is de omzetting naar nationaal recht van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn [1] . De hierin beschreven algemene veiligheidssituatie wordt in de praktijk geduid als ‘een 15c-situatie’.
5. Verweerder heeft zijn landenbeleid voor Jemen in dat verband vastgelegd in paragraaf C7/19 van de Vc. [2] Ten tijde van het bestreden besluit werd daarbij een hoge mate van willekeurig geweld (minder uitzonderlijke situatie) aangenomen. Het was volgens verweerder daarbij aan de vreemdeling om aannemelijk te maken waarom juist hij specifiek een verhoogd risico loopt om slachtoffer te worden van het willekeurige geweld.
Sinds 6 februari 2025 [3] wordt in genoemde paragraaf gesproken over een relatief hoger niveau van willekeurig geweld. Een vreemdeling uit Jemen moet op basis van zijn individuele situatie en persoonlijke omstandigheden aannemelijk maken dat de omstandigheden leiden tot een verhoogd risico om slachtoffer te worden van willekeurig geweld en dat juist hij specifiek vanwege deze omstandigheden een reëel risico loopt.
6. Uit het landenbeleid van verweerder, het bestreden besluit en verweerders standpunt ter zitting volgt dat volgens hem in Jemen geen sprake is van een situatie waarin moet worden aangenomen dat een vreemdeling enkel en alleen door zijn aanwezigheid in Jemen een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank vindt met eiser dat verweerder dit niet voldoende heeft gemotiveerd. Verweerder heeft bij de beoordeling van dit risico namelijk niet op inzichtelijke wijze beoordeeld welke invloed de strijdende partijen in Jemen hebben op de slechte humanitaire situatie in dat land. Verweerder is in het bestreden besluit in het geheel niet ingegaan op de humanitaire situatie in Jemen.
7. Uit het arrest Sufi en Elmi van het EHRM volgt dat wanneer erbarmelijke humanitaire omstandigheden voornamelijk te wijten zijn aan directe en indirecte acties van de partijen bij een conflict, moet worden beoordeeld of een vreemdeling bij terugkeer in staat zal zijn ‘
to cater for his most basic needs, such as food, hygiene and shelter, his vulnerability to ill-treatment and the prospect of his situation improving within a reasonable time-frame’. In de landeninformatie die door eiser is aangehaald [4] zijn aanknopingspunten te vinden voor de conclusie dat de huidige slechte humanitaire situatie in Jemen grotendeels is veroorzaakt door het jarenlange conflict, dat de situatie verslechtert, en dat een en ander mede een direct gevolg is van het handelen van de strijdende partijen. Verweerder heeft in het bestreden besluit ten onrechte niet beoordeeld of is voldaan aan het criterium uit Sufi en Elmi om te voorkomen dat eiser bij terugkeer zal worden blootgesteld aan omstandigheden die in strijd zijn met artikel 3 van het EVRM en artikel 15 van de Kwalificatierichtlijn. De rechtbank verwijst ook naar haar uitspraak van 15 januari 2025. [5]
8. De rechtbank volgt niet dat verweerder bij de beoordeling van het risico op ernstige schade als gevolg van willekeurig geweld ook de gestelde individuele vrees in relatie tot de problemen met eisers opa dient te betrekken, aangezien die vrees verband houdt met mogelijk gericht geweld en niet met willekeurig geweld. Verder heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat zijn terugkeer uit het Westen en de onbekendheid met Jemen maken dat hij een hoger risico loopt om slachtoffer te worden van willekeurig geweld dan een willekeurige Jemenitische burger. Eiser heeft niet gestaafd dat een en ander het risico op willekeurig geweld daadwerkelijk verhoogd en evenmin dat dit dan ook leidt tot een voor hem reëel risico.
9. Eiser wordt wel gevolgd in zijn standpunt dat het individuele risico om te worden blootgesteld aan ernstige schade nog onvoldoende is beoordeeld. Eiser stelt dat hij vanwege de problemen van zijn opa en vader, gelet ook op hun gedeelde achternaam, bij terugkeer heeft te vrezen voor problemen. Uit het bestreden besluit blijkt niet dat verweerder niet volgt dat eisers opa werkzaam is geweest voor de VN en in Jemen is aangevallen door een gewapende groepering omdat men hem ervan verdenkt spion te zijn. Evenmin blijkt uit het bestreden besluit dat niet wordt gevolgd dat eisers vader in verband hiermee is bedreigd. Eiser heeft zich verder beroepen op landeninformatie waaruit volgt dat familieleden van critici van de autoriteiten slachtoffer kunnen worden van intimidatie [6] , en op informatie dat elke Jemeniet die banden heeft met het Westen ervan beschuldigd kan worden een verrader te zijn in de door de Houthi's gecontroleerde gebieden. [7] De overwegingen in het bestreden besluit dat eiser zelf nooit eerder problemen heeft gehad en dat de gedeelde achternaam geen reden is om eisers vrees aannemelijk te achten, is onvoldoende. Verweerder zal eisers verklaringen nader moeten beoordelen in het licht van de landeninformatie over Jemen.
10. Het bestreden besluit is niet zorgvuldig genoeg tot stand gekomen en is onvoldoende gemotiveerd (artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht). Gelet op het door verweerder uit te voeren aanvullend onderzoek ziet de rechtbank aanleiding om te volstaan met de vernietiging van het bestreden besluit en de opdracht aan verweerder om opnieuw op de aanvraag te beslissen.
11. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.814 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 26 november 2024;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814 (achttienhonderdveertien euro) aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 22 april 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2011/95/EU.
2.Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Besluit van de Minister van Asiel en Migratie van 30 januari 2025, WBV 2025/2, naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 juli 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2927) over het arrest X en Y van het Hof van Justitie van de Europese Unie (9 november 2023, ECLI:EU:C:2023:843).
4.Algemeen Ambtsbericht over Jemen van september 2023, Yemen Joint Monitoring Report: Bimonthly Update on Food and Nutrition Security Crisis Risks (UNICEF e.a., juni 2024) en World Report 2023 - Yemen van Human Rights Watch.
5.Met het kenmerk: ECLI:NL:RBDHA:2025:558.
6.Algemeen Ambtsbericht over Jemen van september 2023 zoals geciteerd in een brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 28 november 2024.
7.Brief Vluchtelingenwerk Nederland 10 september 2024, bijlage 3 (e-mail van 8 juli 2024 van Sanaa Center)