ECLI:NL:RBDHA:2025:6701

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
NL25.16550
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting in vreemdelingenrechtelijke procedure

Op 22 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse eiser, die op 15 januari 2025 door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring voortduurt en dat er geen zicht op uitzetting is op korte termijn. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit op 25 maart 2025 negatief was en dat er sindsdien geen verdere stappen zijn ondernomen. De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel het dacty-onderzoek is afgesloten, de aanvraag voor een laissez-passer (lp) nog steeds loopt en dat eiser op 17 april 2025 aan de Nigeriaanse autoriteiten zal worden gepresenteerd. De rechtbank concludeert dat er in het algemeen nog steeds zicht op uitzetting naar Nigeria is en dat de gronden voor de maatregel van bewaring nog steeds van toepassing zijn. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.16550

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: [gemachtigde]).

Procesverloop

Verweerder heeft op 15 januari 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Verweerder heeft de rechtbank op grond van artikel 94, eerste lid, van de Vw op 9 april 2025 van het voortduren van de bewaring in kennis gesteld. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 16 april 2025.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1995 en de Nigeriaanse nationaliteit te
hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. [2] Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring rechtmatig is vanaf het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste beroep op 29 januari 2025.
4. Eiser wijst er in beroep op dat het onderzoek naar de identiteit en nationaliteit van eiser op 25 maart 2025 een negatief resultaat heeft opgeleverd. Dat onderzoek is afgesloten en daarna zijn geen vervolgstappen meer gezet, enkel een vertrekgesprek. Eiser vraagt zich dan ook af waarom een presentatie bij de ambassade moet plaatsvinden, nu niet aannemelijk is dat dit zal leiden tot een andere uitkomst of afgifte van een laisser-passer. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat de lp [3] -aanvraag niet tot enig resultaat heeft geleid. Aangezien het onderzoek naar de identiteit en nationaliteit is afgesloten is het niet aannemelijk dat de Nigeriaanse autoriteiten alsnog een lp zullen verlenen, zeker omdat het onderzoek heeft plaatsgevonden aan de hand van eisers vingerafdrukken. Eiser stelt dat er dan ook geen zicht op uitzetting is op korte termijn. Verder is er geen sprake van een onttrekkingsrisico, dus kan worden volstaan met een lichter middel. Verweerder heeft in de voortgangsrapportage niet gemotiveerd waarom een lichter middel niet wordt toegepast.
5. Verweerder heeft er in het verweerschrift terecht op gewezen dat het afsluiten van het dacty-onderzoek niet betekent dat er geen lp zal worden afgegeven voor eiser. De lp-aanvraag loopt immers nog. In dit kader wordt eiser gepresenteerd aan de Nigeriaanse autoriteiten op 17 april 2025. Verweerder moet de tijd gegund worden om dit af te wachten. In de tussentijd heeft verweerder gedaan wat redelijkerwijs verwacht mag worden, gelet op de schriftelijke rappels die over de lp-aanvraag zijn gedaan en de eerder geplande presentatie. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat in zijn geval geen lp zal worden verstrekt.
6. De rechtbank is van oordeel dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Nigeria in het algemeen niet ontbreekt. De rechtbank verwijst daarbij naar de uitspraak van de Afdeling [4] van 14 november 2022, waarin zij heeft geoordeeld dat er in zijn algemeenheid ten aanzien van Nigeria nog steeds van ‘zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn’ kan worden uitgegaan. [5] De rechtbank ziet geen aanleiding om in het geval van eiser hier anders over te oordelen. De sinds het indienen van de lp-aanvraag verstreken tijd leidt zonder nadere aanknopingspunten niet op voorhand tot twijfel over de vraag of de Nigeriaanse autoriteiten in eisers geval een lp zullen afgeven.
7. Niet is betwist dat de gronden die aan de maatregel ten grondslag liggen, waaruit een risico op onttrekking aan het toezicht blijkt, nog altijd van toepassing zijn. Verweerder heeft dan ook kunnen concluderen dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, gelet op de duur van deze bewaring, aanleiding hadden moeten geven om eisers belang zwaarder te laten wegen en de bewaring op te heffen.
8. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 22 april 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 30 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:1133.
3.Laissez-passer.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2210.