ECLI:NL:RBDHA:2025:6650
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van mvv-aanvraag voor verblijf als familie- of gezinslid
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseressen tegen de afwijzing van hun aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij hun broer, referent. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 11 juli 2023 afgewezen, met het argument dat er geen sprake is van een dusdanige afhankelijkheid tussen de referent en zijn zussen, dat zij zonder elkaar niet kunnen functioneren. De rechtbank heeft het beroep op 4 maart 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseressen, de referent, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen de eiseressen en de referent. De rechtbank verwijst naar uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat familieleven kan bestaan tussen meerderjarige familieleden, mits er bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn. De rechtbank concludeert dat de minister alle relevante feiten en omstandigheden in zijn beoordeling heeft betrokken en dat de emotionele band tussen de referent en eiseressen niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de mvv-aanvragen in stand blijft. Eiseressen krijgen geen vergoeding van hun proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.