4.1.De minister acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. De verklaringen van eiseres over de uithuwelijking aan Al-Shabaab en de daarbij komende problemen, vindt de minister niet geloofwaardig. Eiseres heeft haar verklaringen niet onderbouwd met objectieve documenten. De minister heeft daarom verder beoordeeld of het asielmotief alsnog geloofwaardig is. Omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vw is dat volgens de minister niet het geval. De minister heeft de (her)besnijdenis niet beoordeeld op geloofwaardigheid. Volgens de minister kan eiseres niet worden aangemerkt als vluchteling omdat zij haar vrees vermoord te worden door de man van haar moeder en de herbesnijdenis niet aannemelijk heeft gemaakt. Verder vindt de minister dat eiseres niet behoort tot de categorie van alleenstaande vrouwen als bedoeld in paragraaf C2/2.4 van de Vc.Volgens de minister loopt eiseres bij terugkeer naar Somalië geen reëel risico op ernstige schade. De minister heeft de asielaanvraag daarom afgewezen als ongegrond.
Het standpunt van eiseres
5. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Wat zij daartegen in beroep aanvoert, zal de rechtbank hierna beoordelen.
6. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat de minister bij de besluitvorming onvoldoende rekening heeft gehouden met haar referentiekader. De minister heeft in het bestreden besluit betrokken dat uit de verklaringen van eiseres blijkt dat zij kan lezen en schrijven. Op de zitting heeft de minister verduidelijkt dat daarmee is bedoeld dat eiseres weinig scholing heeft gehad en dat daarmee bij het nader gehoor rekening is gehouden. Dat eiseres stelt dat zij beperkte cognitieve vaardigheden heeft, is niet met medische stukken onderbouwd. Nog afgezien daarvan, is uit het nader gehoor niet af te leiden dat er bij eiseres beperkingen of problemen waren bij het beantwoorden van de vragen. De beroepsgrond slaagt niet.
Zwangerschap geen apart asielmotief
7. De rechtbank is van oordeel dat de minister de zwangerschap van eiseres niet als apart asielmotief heeft hoeven aanmerken. In het bestreden besluit, en in het voornemen, heeft de minister dat voldoende deugdelijk gemotiveerd. Zij heeft daarbij mogen stellen dat een zwangerschap niet raakt aan één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag en ook niet aan artikel 3 van het EVRM. De minister heeft er in dit verband op mogen wijzen dat een zwangerschap een medische gebeurtenis is waar in het voornemen al, voor de relevante onderdelen, op is ingegaan.Op de zitting heeft de minister toegelicht dat de zwangerschap voor eiseres ook geen reden was om uit Somalië te vertrekken. Dat eiseres stelt dat zij zonder partner en als alleenstaande moeder zal moeten terugkeren naar Somalië, heeft de minister niet op een ander standpunt hoeven brengen. De verwijzing van eiseres naar het
EUAA-rapport ‘Country Guidance: Somalia’ uit augustus 2023, waarin staat dat de ontdekking van ongehuwde zwangere vrouwen door de familie zal worden gezien als verraad en schending van de familie-eer, maakt niet dat de minister de zwangerschap van eiseres als asielmotief had moeten aanmerken. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat sprake is van een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek. Deze beroepsgrond slaagt niet.
8. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat de minister haar het voordeel van de twijfel had dienen te geven, omdat het ontbreken van documenten eiseres niet is aangerekend. Uit WI2024/6 volgt dat bij de geloofwaardigheid van het asielmotief eerst wordt beoordeeld of het asielmotief voldoende is onderbouwd met objectieve bewijsstukken (stap 2a). Als dat niet het geval is, wordt een geloofwaardigheidstoets toegepast om tot een oordeel te komen over de geloofwaardigheid (stap 2b). In dat geval wordt getoetst aan de vijf cumulatieve voorwaarden van artikel 31, zesde lid, van de Vw. Dat heeft de minister gedaan. Het geven van het voordeel van de twijfel is pas aan de orde indien wordt voldaan aan alle voorwaarden van artikel 31, zesde lid, van de Vw. De minister heeft terecht gesteld, en op de zitting toegelicht, dat eiseres niet samenhangend en aannemelijk heeft verklaard, en dat daarmee niet is voldaan aan artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw. De minister heeft daarvoor in het bestreden besluit, en in het voornemen, vijf redenen genoemd. De rechtbank zal dat hierna beoordelen aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Geloofwaardigheid uithuwelijking aan Al-Shabaab en de daarbij komende problemen
9. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eiseres over de door haar stiefvader dwongen uithuwelijk aan een man, [naam man] , die ook lid zou zijn van Al-Shabaab en de daarbij komende problemen, niet geloofwaardig zijn. Uit de verklaring van eiseres dat het een ˋklein dorpjeˊ is waar haar moeder woont, en waaruit de meeste inwoners zijn vertrokken, heeft de minister mogen concluderen dat niet aannemelijk is dat haar moeder niet geweten zou hebben, toen zij met de stiefvader van eiseres trouwde, dat hij lid was van Al-Shabaab. De minister heeft in dit verband mogen stellen dat juist omdat eiseres stelt dat Al-Shabaab zich onder de bevolking begeeft, het niet duidelijk is waar zij op baseert dat haar stiefvader bij Al-Shabaab behoort. Dat de stiefvader van eiseres tegen haar moeder gezegd zou hebben dat hij bij Al-Shabaab behoort, is daartoe onvoldoende. De stelling van eiseres dat haar moeder pas tijdens het huwelijk erachter kwam dat haar tweede man bij Al-Shabaab behoorde, heeft de minister niet hoeven volgen. Dat geldt ook voor de stelling van eiseres stelt dat zij uitvoerig de denkwijze van haar stiefvader heeft beschreven. Dit maakt, zoals de minister op de zitting heeft toegelicht, nog niet dat de verklaringen van eiseres over dat haar stiefvader tot Al-Shabaab behoort aannemelijk zijn.