Uitspraak
en NL25.1855
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak zaken tussen
s:
[nummer] en[nummer] ,
eiserseiseres
de Minister van Asiel en Migratie, de minister.
Inleiding
eeneerdere procedure
s(
NL24.15516 &NL24.15517) heeft deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, bij uitspraak van 23 augustus 2024 het beroep tegen het besluit van de minister gegrond verklaard. Het besluit van de minister is vernietigd en aan de minister is daarbij een beslistermijn van tien weken opgelegd.
hebben eisers afzonderlijkheeft eiseresberoep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de
aanvragenaanvraag. In deze uitspraak beslist de rechtbank op
die beroependat beroep.
de beroepen kennelijk gegrond zijnhet beroep kennelijk gegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
Beoordeling door de rechtbank
aanvragenaanvraagvan
eiserseiseresbekend had moeten maken. De minister heeft hieraan niet voldaan.
aanvragen zijnaanvraag isingediend op 2 oktober 2022. De termijn van 21 maanden is derhalve overschreden.
De beroepen zijnHet beroep isontvankelijk en kennelijk gegrond.
de beroepen gegrond zijnhet beroep gegrond is, zal de rechtbank, gelet op de jurisprudentie ter zake (ECLI:NL:RVS:2022:3352 en ECLI:NL:RVS:2022:3353) alleen een rechterlijke dwangsom opleggen en met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b van de Awb bepalen dat de minister alsnog een besluit bekend dient te maken op de asielaanvraag van
eisereseisers. In de uitspraak van 8 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1560) heeft de Afdeling het 8+8-wekenmodel passend geacht.
asielaanvragenasielaanvraag. Anderzijds blijft het van belang dat de beslissing op zorgvuldige wijze wordt genomen. De rechtbank zal daarom tot uitgangspunt nemen dat de minister in zo’n geval binnen acht weken op de
asielaanvragenasielaanvraagdient te beslissen. Bijzondere omstandigheden kunnen voor de rechtbank aanleiding zijn om van dit uitgangspunt af te wijken door de minister een andere termijn te geven. In dit geval heeft op 7 december 2023 een nader gehoor plaatsgevonden. De rechtbank acht het niet onmogelijk voor de minister om op zorgvuldige wijze binnen vier weken een besluit te nemen. Dit betekent dat de minister binnen vier weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een besluit op de
aanvragenaanvraagbekend moet maken.
eisereseisers gezamenlijkeen (rechterlijke) dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door de minister. Daarbij geldt een maximum van € 7.500,-.
Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1624) brengt een redelijke toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb in dit geval met zich mee dat de minister één dwangsom verbeurt voor eisers gezamenlijk.
Conclusie en gevolgen
De beroepen zijnHet beroep iskennelijk gegrond. Dat betekent dat
eisereseisersgelijk
krijgenkrijgt, de minister een termijn van vier weken krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan de minister een dwangsom wordt opgelegd.
eisereseisersgemaakte proceskosten.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon, waarbij de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek zijn.Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).
Beslissing
- verklaart
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt de minister op binnen vier weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de
- bepaalt dat de minister aan
- veroordeelt de minister in de proceskosten van