Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2025 in de zaak tussen
[eiser], v-nummer: [nummer], eiser
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr. S.M. Hampsink, griffier.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser, een Turkse onderdaan, op 5 april 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor arbeid als zelfstandige. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 31 juli 2024 afgewezen, omdat eiser niet in het bezit was van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet van dit vereiste was vrijgesteld. Na het indienen van bezwaar heeft de minister op 14 januari 2025 het eerdere besluit gehandhaafd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden. In de beoordeling van de zaak heeft de rechtbank gekeken naar de vraag of de minister het mvv-vereiste kan tegenwerpen aan eiser. Eiser betoogde dat dit in strijd is met het Turks associatierecht. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van 1 november 2024, waarin het mvv-vereiste als afwijzingsgrond voor Turkse onderdanen ongegrond werd verklaard. Eiser heeft in zijn beroepsschrift en nadere reactie zijn bezwaren tegen deze uitspraak toegelicht, maar de rechtbank concludeert dat zijn gronden identiek zijn aan die in eerdere procedures.
Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat er geen aanleiding is om af te wijken van de eerdere uitspraak en verklaart het beroep van eiser ongegrond. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ontvangt geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier, en is openbaar gemaakt op 16 april 2025.