ECLI:NL:RBDHA:2025:6464

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
NL24.50114
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde asielaanvraag van Somalische eiseres zonder nieuwe relevante elementen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Somalische eiseres tegen de afwijzing van haar herhaalde asielaanvraag. Eiseres, geboren in 1996, heeft op 22 december 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, nadat haar eerdere aanvraag in 2021 niet-ontvankelijk was verklaard. De minister van Asiel en Migratie heeft de herhaalde aanvraag op 9 december 2024 in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen nieuwe elementen of bevindingen zijn die relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 19 februari 2025 behandeld, waarbij de minister zich afmeldde voor de zitting. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en de minister gevraagd om een standpunt in te nemen over de verblijfsvergunning van eiseres in Cyprus, waar zij eerder asiel had gekregen. De rechtbank concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in een situatie van verregaande materiële deprivatie terechtkomt bij terugkeer naar Cyprus. De rechtbank volgt het standpunt van de minister dat eiseres in Cyprus internationale bescherming geniet en dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het bestreden besluit blijft in stand. Eiseres krijgt geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.50114
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer: [V-nummer] ,

mede namens haar minderjarige kinderen
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3]en
[minderjarige 4],
(gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: J. Vreijsen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1996. Zij heeft op 22 december 2022 een herhaalde aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 9 december 2024 deze aanvraag in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft het beroep op 19 februari 2025, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep (NL24.50115), op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en H. Qaboobe als tolk. De minister heeft zich afgemeld voor de zitting.
2.1.
Op 20 februari 2025 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de minister verzocht om een standpunt in te nemen over het verlopen en verlengen van de verblijfsvergunning van eiseres in Cyprus.
2.2.
De minister heeft op 7 maart 2025 een reactie ingediend.
2.3.
Omdat geen van partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek verder achterwege blijft. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Inleiding en asielrelaas
5. Eiseres heeft op 21 augustus 2021 een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft deze aanvraag bij besluit van 8 september 2021 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres in een andere lidstaat van de Europese Unie internationale bescherming geniet. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard.1 Ook het hoger beroep tegen dit besluit is ongegrond verklaard.2 Daarmee staat dit besluit in rechte vast.
5.1.
Op 22 december 2022 heeft eiseres een herhaalde aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, waarover deze procedure gaat. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij niet terug kan naar Somalië, omdat de positie van vrouwen en meisjes in Somalië zeer kwetsbaar is, met name waar het gaat om vrouwenbesnijdenis en verkrachting. Eiseres heeft in het gehoor naar voren gebracht dat zij niet naar Cyprus terug kan, omdat zij daar geen internationale bescherming meer heeft. Zij stelt dat haar vergunning is verlopen. Ook heeft zij gehoord dat andere Somaliërs door de Cypriotische autoriteiten worden teruggestuurd naar Somalië.
Het bestreden besluit
6. De minister heeft de asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat sprake is van een opvolgende aanvraag waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. De minister heeft hiermee toepassing gegeven aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000.
De beroepsgronden
7. Eiseres voert aan dat haar vergunning in Cyprus is verlopen. De Cypriotische autoriteiten hebben eiseres op 30 juni 2017 een asiel verleend, maar die asielvergunning was drie jaar geldig. Inmiddels is de vergunning dus bijna vijf jaar verlopen. Eiseres stelt dat het zeer moeilijk zal zijn om de vergunning te verlengen. Eiseres wijst op pagina’s 145 en 146 van het AIDA-rapport Cyprus. Daaruit volgt dat het moeilijk is om een afspraak te maken om de vergunning te verlengen, dat kan zes maanden duren. Ook kan het vier tot vijf maanden duren voordat de vergunning na het verlengen wordt verleend. Uit het AIDA- rapport blijkt verder dat zij zonder vergunning geen toegang heeft tot de gezondheidszorg en ook geen bankrekening kan openen. Werkgevers zijn terughoudend om statushouders aan te nemen, vooral zonder bankrekening. Ook kan zij zonder bankrekening geen geld ontvangen van de overheid. Eiseres stelt dat zij zonder huisvesting, geld en gezondheidszorg in een situatie van verregaande materiële deprivatie terecht zal komen, omdat zij niet in de meest elementaire levensbehoeften kan voorzien.
Het oordeel van de rechtbank
8. De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank volgt het standpunt van de minister dat er van uit mag worden gegaan dat eiseres in Cyprus internationale bescherming heeft. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat een verleende internationale beschermingsstatus pas eindigt door een besluit daartoe, nadat een individuele beoordeling heeft plaatsgevonden.3 Eiseres heeft geen aanknopingspunten aangedragen waaruit blijkt dat de Cypriotische autoriteiten, na een individueel onderzoek, haar internationale beschermingsstatus hebben beëindigd. Het enkele gegeven dat de vergunning nu vijf jaar is verlopen is hiervoor onvoldoende.
8.1.
Verder stelt de rechtbank voorop dat het uitgangspunt is dat de minister er in beginsel van mag uitgaan dat de behandeling van een vreemdeling in de lidstaat waar hij of zij internationale bescherming geniet in overeenstemming is met de bepalingen van het Handvest van de Europese Unie, het Vluchtelingenverdrag en het EVRM. Dit vermoeden is weerlegbaar. Het is aan eiseres om concrete aanwijzingen aan te dragen waaruit blijkt dat zij bij terugkeer in een situatie terechtkomt van zeer verregaande materiële deprivatie. Eiseres is hier naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd.
8.2.
Ten aanzien van de stelling van eiseres dat het zeer moeilijk zal zijn om haar vergunning te verlengen, heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat uit het AIDA- rapport ook volgt dat de wachttijd om een vergunning aan te vragen in 2022 zes maanden duurde. Gedurende 2023 verschilde de tijd om een vergunning te laten verlengen van stad tot stad. In [plaats] was het mogelijk om de vergunning te laten verlengen zonder afspraak. In andere steden is de wachttijd inmiddels teruggebracht tot twee tot drie maanden. Uit het dossier volgt dat eiseres haar asielaanvraag in [plaats] heeft ingediend en daarom hoeft zij volgens de minister als zij in [plaats] haar verlenging aanvraagt niet te wachten op een afspraak. De minister licht verder toe dat wanneer een verlengingsaanvraag is ingediend, eiseres een afschrift ontvangt waarmee zij toegang krijgt tot basisrechten, zoals een bijstandsuitkering. Wel kan het moeilijk zijn om toegang te krijgen tot de gezondheidszorg of het openen van een bankrekening. Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank het standpunt van de minister dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in een situatie van verregaande materiële deprivatie terecht komt. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het voor haar bij terugkeer naar Cyprus niet mogelijk is om de rechten die voortvloeien uit haar status niet te kunnen effectueren. Indien eiseres bij terugkeer toch moeilijkheden ondervindt, bijvoorbeeld omdat de verlengingsprocedure te lang duurt of anderszins, mag van haar worden verwacht dat zij hierover bij de Cypriotische hogere autoriteiten klaagt. Niet gesteld of gebleken is dat dit voor haar niet mogelijk is. De minister wijst er bovendien niet ten onrechte op dat eiseres in het verleden ook toegang had tot financiële ondersteuning, medische voorzieningen en onderwijs.

Conclusie en gevolgen

9. De minister heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
01 april 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
1. Uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 6 december 2021, NL21.14388.
2 Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, van 26 januari 2022, 202107795/1/V3.
3 Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, van 9 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1253, en van 12 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2251.