Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2025 in de zaak tussen
[eiser], v-nummer: [nummer], eiser
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr. S.M. Hampsink, griffier.
Rechtbank Den Haag
Op 15 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een Turkse eiser die een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor arbeid als zelfstandige had ingediend. De aanvraag werd op 5 december 2023 afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, omdat de eiser niet in het bezit was van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet van dit vereiste was vrijgesteld. De minister handhaafde deze afwijzing in een besluit op bezwaar van 20 november 2024. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank besloot dat een zitting niet nodig was en sloot het onderzoek zonder behandeling op zitting.
De rechtbank beoordeelde of de minister het mvv-vereiste kon tegenwerpen aan de eiser. Eiser stelde dat dit in strijd was met het Turks associatierecht. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van 1 november 2024, waarin het mvv-vereiste als afwijzingsgrond voor Turkse onderdanen ongegrond werd verklaard. Eiser had in zijn beroepschrift en nadere reactie zijn bezwaren tegen deze uitspraak toegelicht, maar de rechtbank concludeerde dat zijn gronden identiek waren aan die in eerdere procedures. In een uitspraak van 9 april 2025 had de rechtbank al geoordeeld dat er geen aanleiding was om van de eerdere uitspraak af te wijken.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekende dat hij geen griffierecht terugkreeg en ook geen proceskosten vergoed kreeg. De uitspraak werd gedaan door rechter G.A. van der Straaten in aanwezigheid van griffier S.M. Hampsink en werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.