ECLI:NL:RBDHA:2025:6242

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
NL24.46946
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor Turkse onderdaan op basis van mvv-vereiste

Op 15 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een Turkse eiser die een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor arbeid als zelfstandige had ingediend. De aanvraag werd op 5 december 2023 afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, omdat de eiser niet in het bezit was van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet van dit vereiste was vrijgesteld. De minister handhaafde deze afwijzing in een besluit op bezwaar van 20 november 2024. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank besloot dat een zitting niet nodig was en sloot het onderzoek zonder behandeling op zitting.

De rechtbank beoordeelde of de minister het mvv-vereiste kon tegenwerpen aan de eiser. Eiser stelde dat dit in strijd was met het Turks associatierecht. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van 1 november 2024, waarin het mvv-vereiste als afwijzingsgrond voor Turkse onderdanen ongegrond werd verklaard. Eiser had in zijn beroepschrift en nadere reactie zijn bezwaren tegen deze uitspraak toegelicht, maar de rechtbank concludeerde dat zijn gronden identiek waren aan die in eerdere procedures. In een uitspraak van 9 april 2025 had de rechtbank al geoordeeld dat er geen aanleiding was om van de eerdere uitspraak af te wijken.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekende dat hij geen griffierecht terugkreeg en ook geen proceskosten vergoed kreeg. De uitspraak werd gedaan door rechter G.A. van der Straaten in aanwezigheid van griffier S.M. Hampsink en werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.46946

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. I. Özkara),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]

Procesverloop

1. Eiser heeft de Turkse nationaliteit. Hij heeft op 1 november 2023 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor arbeid als zelfstandige.
1.1.
De minister heeft deze aanvraag op 5 december 2023 afgewezen, omdat eiser niet in het bezit is van een geldige mvv en hij niet van dit vereiste wordt vrijgesteld. Met het bestreden besluit van 20 november 2024 op het bezwaar van eiser is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [2]

Beoordeling door de rechtbank

2. In deze procedure gaat het om de vraag of de minister het mvv-vereiste kan tegenwerpen aan eiser, een Turks onderdaan die een aanvraag voor arbeid als zelfstandige heeft ingediend. Volgens eiser is dat in strijd met het Turks associatierecht.
2.1.
De meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats heeft in een uitspraak van 1 november 2024 een beroep tegen het toepassen van het mvv-vereiste als zelfstandige afwijzingsgrond bij Turkse onderdanen ongegrond verklaard. [3]
2.2.
Eiser heeft in zijn beroepschrift en zijn nadere reactie toegelicht waarom hij het niet eens is met die uitspraak en waarom het tegenwerpen van het zelfstandige mvv-vereiste volgens hem niet is toegestaan.
2.3.
De rechtbank stelt vast dat deze beroepsgronden overeenkomen met de gronden die de gemachtigde van eiser in andere procedures naar voren heeft gebracht. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft die gronden besproken in een uitspraak van 9 april 2025, [4] waarin is geoordeeld dat er geen aanleiding is om af te wijken van de uitspraak van 1 november 2024. Aangezien de gronden van eiser identiek zijn, komt de rechtbank onder verwijzing naar die uitspraak van 9 april 2025 tot het oordeel dat ook eisers beroep ongegrond is.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.